Arnon Grunberg
de Volkskrant,
2011-08-23
2011-08-23, de Volkskrant

De schrijver


Hein Janssen

Als kind wilde hij toneel spelen, hij werd echter schrijver. Nu staat Arnon Grunberg op de planken in het Zeeuwse Nazomerfestival.
'Het verlangen om iemand anders te worden, iemand die je net niet bent, iemand die je waarschijnlijk ook nooit zal worden - is dat niet het ultieme verlangen?' Citaat uit Figuranten (1997), de tweede roman van Arnon Grunberg.
'Sorry, maar dat lichaam van je en je stem zijn technisch ongeschikt voor het beroep van acteur.' Dat kreeg Grunberg te horen nadat hij was afgewezen voor de Toneelacademie in Maastricht. En in Amsterdam luidde het (negatieve) advies: 'Je kunt wel wat, maar je bent meer een kleinkunsttype.' Arnon Grunberg, toen amper 17 jaar, wilde niet naar de kleinkunstacademie. Hij wilde niet zingen en dansen. Hij wilde toneelspeler worden.
Het is er niet van gekomen, hij werd schrijver. Arnon Grunberg nu: 'Achteraf denk ik dat ze in Maastricht en Amsterdam helemaal gelijk hadden, maar in die tijd was ik er tamelijk serieus over. Er zijn er zoveel die zijn afgewezen en toch toneelspeler zijn geworden, dus ik moet gewoon doorgaan, dacht ik toen. Op de montessorischool mocht je op vrijdag van alles doen. Ik vond het dan leuk om toneelstukjes te maken, dat werd zelfs aangemoedigd. En tot ieders tevredenheid had ik ook al meegespeeld in een jongerenproductie van Toneelgroep Amsterdam.
'Wat ik leuk vind aan toneel is, als je het psychologisch gaat bekijken, dat je je eigen verlegenheid erin kunt overwinnen. Je hoeft nergens bang voor te zijn, omdat het een duidelijk afgebakend rollenpatroon is. Het was bij mij dus juist niet een hang naar gezien te willen worden, maar eerder het maskeren van die verlegenheid. In de normale wereld kun je niet veel met het verlangen onzichtbaar te zijn, maar binnen het rollenpatroon van het theater kan dat gelukkig wel.' Na de afwijzing schreef de jonge Grunberg zich niettemin in bij castingbureaus en speelde hij kleine rollen, onder meer in bedrijfsfilms. Totdat hij op een dag het inzicht kreeg dat dit werk misschien toch niet zo leuk was als hij hoopte. Het was op de set van de korte speelfilm De kut van Maria van cultfilmer Cyrus Frisch dat hij zich ongelukkig voelde; hij kon niet tegen de strakke schema's, het wachten, al die drukte en mensen om hem heen. De conclusie: dit is geen prettige wereld, en het leidt bovendien tot niets.
'Ook nu realiseer ik me weer dat repetitielokalen eigenlijk altijd heel vies en stoffig zijn, er wordt ook nooit schoongemaakt. 's Morgens binnenlopen, traag op gang komen, koffie drinken en dan al weten dat het schema tot vijf uur doorloopt. Ja, ik ben blij dat ik uiteindelijk iets anders ben gaan doen, dat ik schrijver ben geworden, dat ik, als ik daar zin in heb, een uurtje kan gaan wandelen.' Nu, ruim twintig jaar later, gaat hij toch weer acteren. In de voorstelling Am Ziel, naar het toneelstuk van Thomas Bernhard, speelt hij de rol van de Schrijver. Vanaf morgen tien dagen achtereen te zien, in het Zeeland Nazomerfestival, op locatie in Domburg. Regisseur Judith de Rijke kent Grunberg uit de tijd dat ze op de theaterschool zat en hij speciaal voor haar het toneelstuk 't Is geen vioolconcert schreef. Voor de rol van de Schrijver wilde ze een echte schrijver hebben, en ze wilde hem.
'Ik heb er lang over nagedacht, maar ik vind het leuk om nog een keer écht toneel te spelen. Ook vanuit literair-sociologisch oogpunt is het interessant hieraan mee te doen. Ik zie het als een van mijn activiteiten naast het schrijven, zoals ik ook als kamermeisje in hotels heb gewerkt. Of zoals ik met Nederlandse militairen naar Afghanistan ben geweest, en met een onbekende familie op vakantie. Ook in het venster sluiten theater creëer je een kunstmatige familie, omdat je zo nauw bij elkaar betrokken bent. Het heeft iets heel claustrofobisch, maar ook iets aangenaams.
'Je moet het natuurlijk wel leuk hebben met elkaar, het moet geen lijdensweg worden. Ik zou niet zo snel drie maanden met het Nationale Toneel op tournee gaan en iedere avond in de bus zitten. Het leuke aan dit Zeeland-festival is dat we gedurende korte tijd met z'n allen in een hotel zitten, juist dat kortstondige familiegevoel vind ik interessant.'

In Am Ziel bereiden een moeder en een dochter uit Wenen zich voor op een korte vakantie in Katwijk (in dit geval is dat Domburg geworden). Met hen reist een schrijver mee die ze kennen van het toneelstuk Redde wie zich redde kan, dat zij in het theater hebben gezien. In deze ongemakkelijke afhankelijkheidsrelatie gaan de gesprekken over gezin, familie, Oostenrijk, kunst en theater.
'Nee, ik kende dit stuk niet, maar het is wel typisch Thomas Bernhard. De dingen die de schrijver zegt, zijn niet helemaal uit mijn hart gegrepen, maar je kunt het er moeilijk mee oneens zijn. Zo heeft hij een monoloog over de noodzaak van het mislukken, waarin hij stelt dat eigenlijk alle schrijvers mislukt zijn. Dat hameren op die mislukking, daar gaat in wezen alle literatuur over, en dat wordt in dit stuk nogal karikaturaal neergezet.
'Er gebeurt eigenlijk niets, er zit nauwelijks actie in, je zit te wachten op spektakel dat niet komt. De schrijver komt pas op tweederde van het stuk op, op het moment dat de moeder hem al zo belachelijk heeft gemaakt dat je hem nauwelijks nog serieus kunt nem en.
'De verhoudingen liggen vast, de schrijver wordt volledig geïncorporeerd, hij wordt als het ware als een meubelstuk binnengehaald. Hij zit als een rat in de val van deze moeder en dochter. Misschien begint hij een verhouding met de moeder, of met de dochter, of met het dienstmeisje, of met alledrie. Ze hebben in hun leven namelijk allemaal een man nodig. Hij komt hier hoe dan ook nooit meer weg.'

Arnon Grunberg heeft in het begin van zijn carrière een paar korte toneelstukken geschreven, met titels als Koningin Frambozenrood en Rattewit. Sommige daarvan werden opgevoerd, andere niet. Zijn roman Figuranten bewerkte hij zelf voor het theater, later volgden toneelversies van De Asielzoeker (NTGent, regie Johan Simons) en Tirza (Nationale Toneel, regie Johan Doesburg) dat tegelijkertijd ook werd verfilmd (regie Rudolf van den Berg).
De laatste tijd is hij opnieuw voor toneel gaan schrijven. Zoals onlangs De Hollanders, dat op het IT's Festival werd gespeeld als afstudeervoorstelling van de Amsterdamse Toneelschool. Een stuk over Nederlandse soldaten in Afghanistan. Over wat oorlog met hen doet en hoe zij huiswaarts keren. De Hollanders is een bittere revue van Hollandse onmacht.
'Die studenten hadden een brief aan de Volkskrant geschreven met de vraag of ik een stuk voor hen wilde schrijven. Ik heb ze toen allemaal afzonderlijk geïnterviewd over wat ze van hun vak verwachten en hoe ze als jonge professionals in het leven staan. Dat waren ten dele grappige, maar ook heftige gesprekken. De voorstelling zou moeten gaan over de kunstbezuinigingen, maar dat is natuurlijk een volstrekt oninteressant onderwerp voor het theater.
'Toen heb ik een stuk over Afghanistan voorgesteld. De overeenkomst tussen toneelspelers en militairen is dat het allebei fysieke beroepen zijn. De militair en de toneelspeler creëren een familieband, een gevoel van: wij-tegen-de-rest. Er zit iets raars aan als je vrijwillig kiest voor het leger, maar ook als je vrijwillig kiest voor het toneel.
'De Hollanders heeft weliswaar een cabaretachtige structuur, maar voor mij is het een heel serieus stuk over Afghanistan, en realistischer dan veel mensen vermoeden. Het gaat over wat daar zoal gebeurt, wat dat met je doet, over verhalen die de krant niet halen omdat ze geen nieuws zijn, of omdat ze bewust uit de krant worden gehouden.' Opvallend in De Hollanders is de wat broeierige homo-erotiek die tussen de soldaten voelbaar is. Volgens Grunberg is dat tamelijk vanzelfsprekend, omdat soldaten altijd fysiek bezig zijn en de hele dag dicht op elkaar zitten. Een vriend van hem die officier is, vertelde dat er in het Nederlandse leger onder militairen veel wordt geswaffeld. Totdat een generaal dat op een gegeven moment heeft verboden.
'Dat betekent overigens niet dat die jongens homo zijn. Doordat alles in het leger altijd zo fysiek is, krijgen ze een andere verhouding met het eigen lichaam, en met het lichaam van anderen. In een oorlogssituatie is er vaak sprake van een permanente broeierigheid. Je hoeft niet per definitie op mannen te vallen om met iemand in je peloton te gaan knuffelen. Zoals je ook bij voetballers vaak een uitbarsting van lichamelijke affectie ziet. Ja, die zoen in De Hollanders is misschien wat uitvergroot, maar het is de bezegeling van een gedeeld verleden. Zo van: "dit hebben wij samen m eegem aakt".'

Dit najaar gaat een nieuw stuk van Grunberg in première, bij theatergroep Wunderbaum. Onze Paus heet het, hij schreef het oorspronkelijk in 2007 op verzoek van een Poolse theatergroep in Wroclaw. Het werd echter door de artistieke leiding afgekeurd en is tot op heden nooit opgevoerd.
'De opdracht was: schrijf een stuk over Polen, over onze stad en hoe jij die ervaart. Ik heb toen zes weken in Wroclaw gewoond en een stuk geschreven over een Belgische Neerlandicus die naar Polen komt, daar gaat werken op de afdeling Neerlandistiek op de universiteit en van alles meemaakt.
'Het is geen realistisch stuk, ook de paus zelf komt er in voor. Ze hebben het afgekeurd zonder het goed gelezen te hebben, maar ik ben er niet mee gaan leuren, dat is mijn eer te na. Toen Wunderbaum me vroeg, heb ik ze Onze Paus voorgesteld.' Ook Johan Simons, tegenwoordig intendant van de Münchner Kammerspiele, heeft hem gevraagd een toneelstuk te schrijven. Daartoe wil Grunberg zich in 2013 enige tijd in München vestigen. Een werktitel is er al: Eine Bayerische Orgie. 'Johan zei: het hoeft geen klassiek toneelstuk te zijn, als je veertig pagina's proza inlevert, is het ook goed. Die vrijheid vind ik wel prettig. Hij wil dat het gaat over het Duitse leger. Of over het fenomeen dat zomers allerlei steenrijke Arabieren in München inkopen komen doen'.

Het verlangen iemand anders te worden - daarover gaat zijn roman Figuranten. Voor sommigen is Grunberg zelf, naast schrijver, ook acteur, provocateur, poseur.
'Het verlangen iemand anders te zijn, hebben we allemaal. Tenminste, dat hoop ik, al is het maar om af en toe uit je eigen keurslijf te kunnen ontsnappen.
Daarom ben ik ook die journalistieke dingen gaan doen, om mijn wereld wat groter te maken. Succes verkleint je wereld, is mijn ervaring, en dat geldt zeker voor een schrijver die succes heeft. Daarom is het goed jezelf te dwingen een andere wereld in te duiken. Dat is voor mij geen pose, maar een serieuze aangelegenheid.
'Ik heb als kamerjongen het schoonmaken van een hotelkamer niet minder serieus genomen dan het acteren dat ik nu doe. Als ik met militairen mee ga naar Afghanistan, zoals ik dit najaar opnieuw zal doen met Duitse soldaten, kan ik zelf kijken, en word ik niet bekeken.
'Schrijver ben je als je schrijft, in het openbare leven doen alsof je schrijver bent, heeft iets raars. In Am Ziel is de Schrijver een parodie, een uitvergroting van de schrijver die overigens voor een deel ook in mij zit. Maar in dat stuk speel ik iemand anders, waarbij het mijn ambitie is meer te doen dan mezelf zijn. Als je enig zelfrespect hebt, probeer je in het gewone leven niet te vervallen in een parodie van jezelf. Daar heb ik althans geen zin in, dat vind ik ongemakkelijk.'

Thomas Bernhard Thomas Bernhard (1931-1989) wordt beschouwd als een van de belangrijkste Oostenrijkse schrijvers van na de Tweede Wereldoorlog. Zijn even geestige als zwartgallige stukken (Der Schein trügt, Die Jagtgesellschaft, Heldenplatz) bestaan doorgaans uit lange monologen, geschreven in korte zinnen vol herhalingen. Die monologen worden ook wel 'komische klaagzangen' genoemd.

Voetnoten

Zijn dagelijkse column is niet bedoeld als provocatie, wel om te kijken hoe ver hij kan gaan.
Sinds 29 maart 2010 schrijft Arnon Grunberg dagelijks de korte column Voetnoot op de voorpagina van de Volkskrant. Over uiteenlopende onderwerpen als de kredietcrisis, ritueel slachten, ontwikkelingshulp, zijn oude moeder en de schaamlippen van zijn vriendin. De reacties van lezers zijn veelvuldig: van ontroerende bijval tot boosheid en woede. 'Een van de Voetnoten die de meeste boze brieven teweegbracht, was die over de cabaretier Huijbregts en zijn optreden in Zomergasten. Kennelijk is Huijbregts een geliefd persoon, en bovendien was die column ook wat badinerend over het medium televisie. Als ik over mijn moeder schrijf, krijg ik daarentegen altijd veel bijval.
'Als je iedere dag zo'n stukje schrijft, moet je niet voorspelbaar worden, en af en toe de verwachtingen onderuithalen. Daarom ben ik soms heel persoonlijk. Zoals over de schaamlippen van mijn vriendin, waar ik ook veel reacties op kreeg. Sommigen spraken er schande van, anderen vonden het juist verfrissend. Juist als het om iets seksueels gaat, vind ik het spannend te kijken hoe ver je kunt gaan. Kijken hoe ver je zo'n Voetnoot kunt oprekken, wat wel en wat niet wordt geaccepteerd, zonder dat het vulgair wordt. Het is daarbij overigens nooit mijn bedoeling te provoceren, alleen maar vanwege het provoceren.
'Ik realiseer me dat het podium waarop ik me nu begeef door die stukjes veel groter is geworden. Voor sommigen zijn die Voetnoten het belangrijkste dat ik doe. Ik ben blij dat ik niet in Nederland woon en dat ik niet al te veel vereenzelvigd word met wat ik doe. Op het moment dat je door de stad gaat lopen met een houding van: 'Kijk, hier ben ik, de Voetnoten-schrijver', klopt het al niet meer. Maar je moet het ook niet overschatten: gelukkig bestaan er ook mensen die helemaal niet lezen: geen boeken, geen kranten, geen voetnoten.'