Arnon Grunberg
de Volkskrant,
2013-02-28
2013-02-28, de Volkskrant

Anticriticus


Kevin Toma

Een autobiografie, zo beschouwt Arnon Grunberg zijn nieuwe boek met filmessays. Om de onconventionele beschouwingen in Buster Keaton lacht nooit te begrijpen, hoef je de film niet gezien te hebben. Maar leren we de schrijver beter kennen?

Een close-up van gebakken eitjes in een koekenpan. Kan het banaler? Toch vindt Arnon Grunberg het de moeite waard om de aandacht op precies dat beeld te vestigen, wanneer hij Bernardo Bertolucci's The Dreamers (2003) bespreekt. Hij beschrijft de scène waarin twee van de drie jonge hoofdpersonages met elkaar naar bed gaan, terwijl het derde karakter - de broer van met meisje in kwestie - 'ietwat bezorgd' toekijkt. Na een tijdje besluit de broer wat te gaan koken: gebakken eitjes, dus. 'Het is een mooi beeld. Na al die blote lichamen is de close-up van eitjes in de pan onverwacht spannend. Maar ook psychologisch is het overtuigend. De broer die zichzelf een houding probeert te geven en dan maar gaat kokkerellen. En misschien ook nog oprecht denkt: waar zouden mijn zus en mijn beste vriend trek in hebben na de ontmaagding?'

Het is een opmerkelijke passage uit Buster Keaton lacht nooit, Grunbergs deze week verschenen bundel met essays over film. Opmerkelijk, omdat het een van de weinige keren is dat Grunberg stil staat bij de visuele stijl van de door hem aangehaalde films. De bundel bevat 24 teksten die Grunberg van 1996 tot 2010 publiceerde in NRC Handelsblad en Vrij Nederland, plus het speciaal voor dit boek geschreven Geen moraal zonder geweld, over Sam Peckinpah's Straw Dogs (1971). Opvallende camerabewegingen, montagevondsten, belichting, het zijn zaken die in deze bespiegelingen vrijwel onbesproken blijven.

Op het eerste gezicht is dat vreemd in een filmboek, maar Grunberg kiest doelbewust voor deze benadering. Hij ontpopt zich in zijn stukken tot een soort anti-filmcriticus, die vindt dat er over een film veel interessantere zaken te vertellen zijn dan de stilistische trucs die de makers uithalen.

Net als romans, zo schrijft Grunberg in zijn verantwoording, zijn films voor hem (soms zelfs in de eerste plaats) een vorm van kennisoverdracht, een manier om in de wereld door te dringen. En bovendien: 'Deze bundel zie ik als een autobiografie. Aan meer autobiografie heb ik voorlopig geen behoefte.' Het is de vraag of je Grunberg als persoon beter leert kennen door deze bundel te lezen. In ieder geval krijg je een beeld van zijn filmsmaak.

De films komen meestal uit Amerika, met hier en daar een Duitse, Franse of Italiaanse productie en worden veelal bevolkt door eenzame, tragische types in alle soorten en maten: van de dolende zielen die elkaars noodlot worden in Billy Wilders Sunset Blvd. (1950) tot Robin Williams als enge foto-ontwikkelaar in One Hour Photo (Mark Romanek, 2002). Personages, regisseurs en acteurs die hem steeds weer tot typisch Grunbergiaanse aforismen en beschrijvingen verleiden - die vaak zo sterk zijn dat ze ook werken als je de film in kwestie niet hebt gezien. 'Je maakt geen gebruik van het openbaar vervoer als je een zwembad in de tuin hebt', concludeert Grunberg uit Mike Nichols' The Graduate (1967). En naar aanleiding van Wilders The Apartment (1960): 'Met je minnares neuk je slechts, met je echte liefde speel je ook een potje gin rummy.'

Grunberg wordt door de stijl van films zelden of nooit geïnspireerd tot zulke formuleringen. Het is typerend wat hij zegt over Il mio viaggio in Italia (1999), Martin Scorsese's liefdesverklaring aan de Italiaanse cinema. 'Gelukkig onthoudt Scorsese zich van gezwam over camerastandpunten, hij begrijpt dat Fellini 8 niet heeft gemaakt opdat wij eens flink gaan nadenken over camerastandpunten. Wie 8 op dvd koopt, loopt kans een Amerikaanse commentaarstem daarbij aan te treffen die daar anders over denkt. Men is gewaarschuwd.'

Door zelf zijn lezer dit 'gezwam' te besparen, houdt Grunberg in zijn essays alle ruimte over voor de relatie tussen film en realiteit, tussen het ene personage en het andere, de geschiedenis, filosofie, politiek, enzovoort. Soms duurt het erg lang eer Grunberg bij de film uitkomt waar het om te doen is. Soms dwaalt hij af, zonder dat die vertakkingen en zijpaadjes echt iets met de bewuste film te maken hebben. Zo vertelt hij in zijn stuk over Oliver Hirschbiegels Der Untergang (2004) over Hitlers kunstopvattingen en wijst hij erop dat Hitler aan het einde van de oorlog per se de theaters in de grote steden open wilde houden. Anders zou het Duitse volk het theaterbezoek wel eens kunnen verleren. 'Het kost moeite geen sympathie te hebben voor de zorgen van de Führer in deze aangelegenheid', bekent Grunberg. Interessant punt, maar voor zijn betoog over Der Untergang- toch vooral een analyse van Bruno Ganz' Hitler-vertolking - heeft het weinig toegevoegde waarde.

Althans, als je vindt dat een film-essay strak en compact moet blijven. Een iets andere houding en het blijkt juist die uitwaaierende aanpak te zijn die Buster Keaton lacht nooit zo eigenzinnig en interessant maakt. Bovendien: filosoferend over het kwaad, het menselijk tekort, de neus van Jezus en wat niet al kan Grunberg uitspraken doen waarvoor in de conventionele filmkritiek geen plek is. 'Geluk is de toestand waarin je het verlorene nog even om je heen hebt', schrijft hij over Paolo Sorrentino's melancholieke maffiadrama Le conseguenze dell'amore (2004); óók een manier om het gevoel van een film in woorden te vatten.

John Malkovich

Lovende woorden van John Malkovich achterop Buster Keaton lacht nooit, geplukt uit een interview met de Volkskrant. 'Arnon is een bijzondere man. De laatste keer dat ik hem sprak, stond hij op het slagveld. In Afghanistan, tussen de Nederlandse militairen.' Malkovich probeerde in 2009 de verfilming van Grunbergs (onder zijn pseudoniem Marek van der Jagt geschreven) roman De geschiedenis van mijn kaalheid (2000) van de grond te krijgen. Grunberg (rechts) zag het echter niet zitten om het scenario te schrijven.