Arnon Grunberg
Trouw,
2003-06-21
2003-06-21, Trouw

Ook een viezerik heeft principes; Grunberg kleedt de burgerlijke waarden uit


Rob Schouten

Met een geit door Amsterdam lopen en je tachtigjarige zogenaamde minnares in een tv-show aan het publiek voorstellen, het zijn geen modale stunts waarmee Arnon Grunberg de aandacht trekt. Het heeft iets ontluisterends en ontluistering is ook precies wat er op zijn literaire menu staat. Zijn hoofdpersonen zijn steevast parasieten, kneuzen of maatschappelijke randverschijningen die op hun eigen manier naar bevrijding zoeken.

In de onder zijn eigen naam geschreven boeken overheerste een soort opgewekte praatzucht die het wezenlijke onderwerp van Grunberg, de vreemde willekeur van onze moraal, van de scherpste kantjes ontdeed. Maar in de onder zijn pseudoniem Marek van der Jagt geschreven romans gaf hij aan hetzelfde onderwerp een beklemmender inhoud. 'De geschiedenis van mijn kaalheid' en 'Gstaad 95/98' zijn misschien geen vlekkeloze boeken, maar ze staan wel in een grote traditie, van Kafka en van Botho Strauss.

'De asielzoeker' is vooral een Marek van der Jagt, gewijd aan de illusieloosheid van de mens. Het verhaal gaat als volgt. Hoofdpersoon Christian Beck, vertaler van gebruiksaanwijzingen, woont in Göttingen met zijn vriendin. Zij blijkt doodziek en wil nog voor haar dood een paar dingen verwezenlijken. Zo wil ze trouwen, niet met Beck, maar met een asielzoeker, om hem aan een verblijfsvergunning te helpen. Beck, de illusieloze, laat het gebeuren, gaat mee als getuige en ontruimt zijn bed voor de Algerijn. Krankzinnige situatie natuurlijk. Maar hij heeft zich voorgenomen zijn vrouw, bijgenaamd 'de vogel', hoe dan ook gelukkig te maken en zichzelf geen illusies toe te staan.

Tussendoor kom je erachter dat het paar ten tijde van de eerste Golfoorlog in Eilat heeft gewoond en dat Beck daar een dagelijkse bordeelbezoeker was, die 't het liefst met de mottigste hoeren deed. Als hij op zeker moment een Oost-Europees snolletje met een schroevendraaier een oog uitsteekt, komt hij met de politie in aanraking. Die verhoort hem maar laat de zaak verder rusten en dan drijft een hypercorrecte, perfectionistische Beck boven. Hij wil gestraft worden, de gevangenis in want "wat hij had gedaan was onaanvaardbaar, niet omdat het buiten de wet stond, maar omdat niemand het kon aanvaarden. Hij viel buiten het aanvaardbare. Zo simpel was dat." Misschien heeft Grunberg met dit merkwaardige personage willen zeggen dat zelfs de meest illusieloze, modderige verliezer principes kent. Beck is op zijn manier op zoek naar zuiverheid. Daartegenover staat zijn vriendin, die kleren inzamelt voor kanslozen en uit idealisme trouwt met een asielzoeker. Een gezonder type, zou je denken, maar nee. Als Beck aan de Algerijn vraagt waarom zijn vriendin dat asielzoekerscentrum bezocht, krijgt hij te horen dat ze op bruine mannen viel. Dit is de wereld van Grunberg in optima forma: viezigheid en treurigheid hebben wel degelijk hun eigen normen; en omgekeerd wordt zelfs het nobelste idealisme uiteindelijk geregeerd door opportunisme. Hij kleedt de burgerlijke waarden van onze maatschappij voortdurend uit. "Je kon zeggen: dit nooit meer, of: dat nooit meer. Maar dat waren kreten van politici en hoogwaardigheidsbekleders, en geschiedenis trok zich weinig aan van die kreten; wat gebeurd was zou waarschijnlijk weer gebeuren, misschien niet precies zo, misschien technisch volmaakter, misschien humaner, wat betekende pijnlozer. Daarin leek de dood als twee druppels water op het leven, pijnlozer moesten ze allebei worden, en zo werden ze ook aan de man gebracht, pijnlozer en massaler. Dat was kenmerkend voor democratie: pijnloos en massaal moest ze zijn."

Toch zijn Grunbergs personages, in al hun slonzige onvolmaaktheid en perversie, wel degelijk herkenbaar. Ze handelen volgens impulsen, ze zijn bang en ze zweten, ze hebben de hoop opgegeven, ze zijn van vlees en bloed. Hij maakt van zijn uitgesproken ideeën over de mens en de maatschappij geen karikatuur. Wel heeft hij de neiging het punt dat hij wil maken wat nadrukkelijk te vieren. In 'De asielzoeker' wordt Beck ten slotte publiekelijk op het matje geroepen omdat hij ooit een verhaal heeft geschreven dat een psychopaat zou hebben geïnspireerd tot een bomaanslag op bordeel Yab Yum. Dat is me wat te veel van het goede. Je krijgt sterk het gevoel dat Grunberg met dat eind opeens nog iets wil zeggen over zijn eigen (on)verantwoordelijkheid als schrijver. Het past nauwelijks in deze geschiedenis. De strakheid van een Botho Strauss heeft Grunberg dus nog niet bereikt maar het scheelt niet veel of hij schrijft voorbeeldige romans.