Arnon Grunberg
de Volkskrant,
2007-05-08
2007-05-08, de Volkskrant

De uitvinder van de 'turbo tristesse'


Arjan Peters

AMSTERDAM We zijn geen groepsdieren, aldus Jörgen Hofmeester (54), de beklagenswaardige hoofdpersoon in de roman Tirza van Arnon Grunberg (36), die er maandag de Libris Literatuurprijs mee won. Dit zegt Hofmeester, de overtollig verklaarde redacteur buitenlandse fictie, woonachtig in de deftige Van Eeghenstraat in Amsterdam-Zuid, tegen zijn vrouw, op het eindexamenfeestje van zijn jongste dochter: 'We zijn individuen met een individuele identiteit.'

Maar zijn vrouw, een schilderes die hem niet voor niets drie jaar in de steek heeft gelaten, maakt korte metten met die zelfverzekerde uitspraak. In een vlijmende monoloog fileert ze haar man waar hij bij staat: 'Jouw god is altijd het ongeluk geweest. (...) Waarom denk je dat ik bij je ben weggegaan? Ik wilde ook wel eens naast iemand liggen die het ongeluk niet vereerde. Ik kon er niet meer tegen. Tegen jou.'

Ze neemt een slok rum-cola, en vervolgt: 'Weet je wat we zijn, wij met zijn tweetjes? Wij zijn kapot.' Ze spreekt het woord uit, schrijft Grunberg, 'als iets geils en fijns, alsof het ongekend opwindend is om kapot te zijn. Het mooiste en lekkerste wat er op de wereld is. Iets wat normaal gesproken alleen is weggelegd voor fotomodellen en filmsterren. Kapot.'

De onttakeling van een burgerman, dat is Tirza: Hofmeesters leven wordt ontwricht, van zijn zekerheden en praktische instelling blijft niets heel, en hoe hij uiteindelijk in de woestijn van Namibië op zoek gaat naar zijn dochter en haar Marokkaanse vriend, is een fantasmagorie die zowel lachlust als ontroering wekt.

Met de Libris Prijs wordt een nieuw hoogtepunt in het nu al omvangrijke oeuvre van Arnon Grunberg in de prijzenkast bijgezet. Al eerder won hij twee keer de AKO Prijs (voor Fantoompijn en De asielzoeker), en eveneens twee keer de Gouden Uil (voor De mensheid zij geprezen en Tirza). Vanaf zijn debuutroman Blauwe maandagen (1994) is hij geprezen om zijn humor, snelheid en de eigenzinnige combinatie van rigoureuze illusieloosheid en vitaal absurdisme.

Grunberg is de uitvinder van de turbo tristesse. Veel contemporaine Nederlandse en Vlaamse romans zijn 'in de achteruit' geschreven, met terugblikken op de jeugdjaren (de vader! de eerste liefde! de moeder!) van de protagonist, en met een aandachtige beschouwing van de flora en fauna van weleer. Zo zakken de succesboeken van Jan Siebelink, Hans Münstermann, K.Schippers, Dimitri Verhulst en Gerbrand Bakker allemaal ver terug in de tijd.

Maar voor uitgebreid achteromkijken moet je niet bij Grunberg zijn. Ook in Tirza gaat het plankgas, in de tegenwoordige tijd, waardoor de paniek van de hoofdpersoon des te urgenter wordt. Hoe dit moet aflopen, weet ook de schrijver pas, lijkt het, aan het eind van zijn dwingende avontuur.

Grunbergs thema is dat van het rollenspel waartoe het leven de mens dwingt. Je kunt aan die tragikomedie proberen te ontkomen door het leven zelf 'in scène te zetten' en ongrijpbaar te worden - zie zijn eerste boeken. In de latere weten zijn hoofdpersonen vaak niet meer wie ze zijn, bijvoorbeeld omdat ze zo vergroeid zijn met hun rol dat het spel niet langer een spel is. Zoals in het geval van Jörgen Hofmeester.

Wat er dan overblijft, willen we tenminste nog voélen dat we leven, zijn geweld en pijn, volgens Grunbergs recente boeken. Die hardhandige conclusie geeft de vaak hilarische taferelen waarin zijn personages verzeild raken, een wrange bijsmaak. Tirza toont alles wat Grunberg uniek maakt, en waarom hij vorig jaar, op zijn 35ste, reeds gold als een serieuze kandidaat voor de P.C. Hooftprijs.