Arnon Grunberg
Knack,
1994-09-21
1994-09-21, Knack

Het verhaal van iedereen : Debutant Arnon Grunberg probeert zijn bestseller "Blauwe maandagen" te overleven. Een gesprek


Bart Vanegeren

"De kip die over de soep vloog" van Frans Pointl en "De wetten" van Connie Palmen bewezen het al: af en toe spannen even onvoorspelbare als onverklaarbare krachten binnen de Amsterdamse grachtengordel samen om een debuut in het zenit te tillen. De debutanten in kwestie worden op korte tijd murw geïnterviewd door alle mogelijke kranten, bladen en omroepen. Intussen klimt hun boek naar de top van de bestsellerslijst om daar geruime tijd te blijven, en met zwier de kaap van de honderdduizend verkochte eksemplaren te overschrijden. Voor de auteurs dreigen waanzin, kontaktstoornissen of toch minstens een of andere neurose. Enkele maanden later blijven ze verweesd achter. De jongste maanden was het weer zover: de drieëntwintigjarige Arnon Grunberg zag tot zijn eigen verwondering hoe zijn debuut "Blauwe maandagen" de gesprekken van literair Nederland beheerste, en in een mum van tijd zeven keer herdrukt werd. Gigolo. "Blauwe maandagen" vertelt het autobiografisch aandoende verhaal van de groeipijnen van ene Arnon Grunberg. De knaap heeft het knap lastig met zichzelf en met zijn ouders, die zich overgeven aan excentriek gedrag en zich niet bepaald veel moeite getroosten om ten huize Grunberg een modelgezin te stichten. Arnon raakt helemaal de pedalen kwijt als zijn vriendinnetje hem de bons geeft, en hij zijn vader in ijltempo fysiek ziet aftakelen. Hij stort zich in de wereld van de betaalde liefde: eerst bezoekt hij diverse escortemeisjes, later wordt hij zelf gigolo. Grunberg ontpopt zich tot een vaardig verteller met een verschroeiend gevoel voor slap-stick, maar hij heeft lang geen evenwichtige roman afgeleverd. Zo sprankelend als de eerste helft van "Blauwe maandagen" bijwijlen is, zo mak is de tweede. Dat maakt de drukte van de afgelopen maanden enigszins overdreven. Vraag is of de auteur zelf die deining kan verklaren.

Arnon Grunberg: Het loopt vreemd met dit boek, zelfs het prille begin was ongewoon. Ik ben gevraagd door Nijgh & Van Ditmar om een boek te schrijven. Ik runde een bescheiden uitgeverij die in financiële moeilijkheden verkeerde. Op de Frankfurter Buchmesse ben ik wezen stappen met Vic van de Reijt, die sympathie had voor mijn uitgeverij en me op zijn kosten liet dineren. Ik vertelde urenlang verhalen en aan het eind van de avond vroeg Vic me een boek te schrijven. Dat leek me typisch zo'n vraag die voortkomt uit een gezellige cafésfeer en waar je verder nooit iets van hoort. Maar twee maanden later belde hij me om te vragen of ik opschoot. En nog twee maanden later tekende ik een kontrakt, hoewel er nauwelijks zes A4-tjes geschreven waren. Nadien leverde ik zo om de maand een hoofdstuk in, totdat de roman in oktober 1993 helemaal af was. Over de verkoop van "Blauwe maandagen" maakte ik me geen illuzies. Er waren er zevenhonderd op aanbieding verkocht, er mocht gehoopt worden op een verkoop van duizend eksemplaren. Twee dagen na de presentatie van de roman ging Vic voor veertien dagen op vakantie. Hij vroeg me er alles aan te doen opdat er honderd extra verkocht zouden zijn bij zijn terugkomst. Twee weken later lag de derde druk er. Het hoe en waarom is mij niet duidelijk, maar ik vermoed dat er een kombinatie van faktoren gespeeld heeft. Vijf dagen na het verschijnen was er een positieve recensie in Het Parool en een interview in het NRC- Handelsblad dat appreciatie voor "Blauwe maandagen" verraadde. Bovendien was ik te gast in de talkshow van Ischa Meijer. Dat weekend was de roman in heel Amsterdam uitverkocht. Die heisa werd opgepikt door allerlei kranten en bladen. Dan kwam ik ook nog eens een keer bij Sonja Barend, en het hek was helemaal van de dam.

-U schreef een grappig, met seks gelardeerd boek, dat onomwonden autobiografisch is. Elk van die elementen verkoopt goed op zich, zodat het publiek de kombinatie van de drie haast niet kon negeren. Grunberg: Het is moeilijk om je eigen geschriften te analyseren, maar misschien trekt ook de bepaalde soort mislukking die ik beschrijf de aandacht. Sukses is een ongeloofwaardig verhaal. Volgens mij is geloofwaardigheid veel crucialer dan dat autobiografisch aspekt. Ik heb lang getwijfeld of ik het hoofdpersonage Arnon Grunberg zou noemen. Maar aangezien dat personage opvallende biografische elementen gemeen had met mij, verwachtte ik dat de lezer al gauw iets zou hebben als "oh, maar dat personage heet alleen maar Pietje Puk, het is eigenlijk Arnon Grunberg". In interviews heb ik er altijd op gehamerd dat het verhaal deels op mijn leven gebaseerd is, en deels verzonnen is. Maar dat werd lang niet altijd gehoord, en bij Sonja is wellicht definitief de idee gelanceerd dat ik mijn boek gewoon uit mijn leven geplukt had. Maar elke schrijver steelt toch uit zijn leven. Ik kan intussen de waarheid en de leugen in " Blauwe maandagen" niet meer van elkaar scheiden, zoals je in wijn ook niet meer de druiven kan aanwijzen of uit vissoep vissen kan halen. Ik heb gewoon de gebeurtenissen uit mijn leven, die indertijd indruk op mij maakten als basis van mijn verhalen gekozen. Gebeurtenissen die ik zou opdissen als ik iemand op café leuke verhalen zou willen vertellen. - De poging van het hoofdpersonage om via slap-stick te overleven in een kapot leven, is duidelijk ook die van de schrijver Grunberg. Werkt schrijven terapeutisch ? Grunberg: Wie een terapie volgt, gaat ervan uit dat ze hem ook zal helpen. Het is een grote illusie te denken dat schrijven je kan helpen. Elke ochtend een flink stuk zwemmen, geneest je meer van de pijn van het zijn dan schrijven. Volgens mij is mijn roman veel minder een poging om te overleven dan een verslag van een dergelijke poging. Ik wil via sekure en gedetailleerde beschrijvingen mijn verhaal optillen tot het verhaal van iedereen, tot het verhaal dat iedereen wil lezen. Daar gaat het om. Iedereen moet in zijn leven weliswaar gelijkwaardige groeipijnen bekampen, maar de details zijn telkens weer anders. Wie meent dat alles al geschreven is, vergist zich, net zoals het marsmannetje dat op aarde landt en vaststelt dat alle mensen hetzelfde zijn. Ik blijf rotsvast in het verhaal geloven. Toen ik vijftien was, wilde ik akteur worden om verhalen te kunnen vertellen. Ik begreep al gauw dat ik op de toneelschool geen kans maakte en koos dus voor het papier, wat ik eigenlijk een omweg vond. In het middeleeuwen was ik waarschijnlijk een hofnar geweest, een rondtrekkende verteller. Het mooiste is immers mensen in één zaal voor even op sleeptouw te nemen. Die direkte band met het publiek heb ik altijd al intrigerend gevonden. Na ontvang ik ook wel een brieven van mijn publiek die me niet onberoerd laten. Een jongen uit Maastricht schreef me: "Als literatuur troost kan bieden, dan heeft u grootste literatuur geschreven." Daarmee is meteen het bestaansrecht van dit boek verdedigd.

-Het lijkt me niet evident dat een hard, cynisch boek als "Blauwe Maandagen" iemand troost biedt. Grunberg: Misschien speelt hier mee dat mijn roman toont de eenduidigheid niet bestaat, dat een bepaalde dubbelheid het leven konstant beheerst. De probleem van het hoofdpersonage zijn bijvoorbeeld niemands fout, en de ene keer is hij slachtoffer en de andere keer beul. Ik probeer nergens verklaringen te geven, ik zeg in de roman ook expliciet dat de vraag naar het waarom me niet interesseert. Nergens wordt gesuggereerd dat die vrouw, mijn moeder, niet met het servies zou hebben staan gooien als ze niet in Auschwitz gevangen hadden gezeten. Ik wil beschrijven wat mensen doen. Dat werd niet altijd door de kritiek opgepikt: men leek absoluut een ouderwetse alwetende verteller van me te willen maken. Als ik, bijvoorbeeld, in een bijzin schrijf dat het in sommige huizen naar spruitjes riekt en in andere naar Zyklon B, dan vertolk ik gewoon hoe ik het aanvoel, zonder grootse verbanden te willen suggereren. Ik wilde simpelweg laten zien dat de gevangene met streepjespak, de beul van twee minuten eerder of later kan zijn. Zo registreert het hoofdpersonage dat zijn ouders elkaar kapotmaken en dat vreemd genoeg uit liefde doen. Dat is een dramatisch gegeven: vaak maak je iemand kapot van wie je ook kan houden. Dit alles impliceert ook dat niemand zich ooit met recht op zijn slachtoffersschap kan beroepen.

-Heeft die houding ook met uw leeftijd te maken? Is de afbraak van het eenduidige hokjes-denken eigen aan uw generatie? Grunberg: "Blauwe maandagen" zou in elk geval niet enkel in deze tijd geschreven kunnen zijn. De couleur locale was anders geweest, maar het decor is toch totaal onbelangrijk in vergelijking met de tekst en de auteurs. Nee, met dat soort generalisaties moet je uitkijken. Wie zoekt naar de grootste gemene delers, komt vaak uit bij zulke clichés dat zijn betoog haast nietszeggend wordt. Onlangs las ik in het NRC-handelsblad een stuk over de generatie na Woodstock geboren is. Het was een boeiend stuk, maar ik had geen sekonde het gevoel dat het over mij ging. Ik ben in het algemeen trouwens minder geïnteresseerd in wat mensen gemeen hebben, dan in wat ze niet gemeen hebben.

-Een groepsinterview in De Groene Amsterdammer bracht een rist jonge schrijvers bij elkaar die in hun werk gemeenschappelijke tema's zouden behandelen. De zogenaamde Generatie Nix was geboren. Werd u al gekontrakteerd? Grunberg: HP/De Tijd wilde Ronald Giphart, Rob van Erkelens, Joris Moens en mezelf graag samen interviewen. Ik heb geweigerd omdat ik weinig tijd had en die weken om de haverklap geïnterviewd werd. Toen ik het interview uiteindelijk las, was ik blij niet meegedaan te hebben. Via mijn uitgever hebben Giphart en Van Erkelens me ook gevraagd voor hun tijdschrift en ik zal wel een bijdrage leveren, maar daar houdt het voor mij mee op. Officieel moeten leden van de generatie Nix tussen 1962 en 1969 geboren zijn. Ik ben van 1971, dus ik val af. Ach, het is zo makkelijk: trek vier boeken uit het rek en je hebt een generatie. Heel die diskussie boeit me nauwelijks, ik heb niet de behoefte om me in die groep te engageren. Ik voel weinig verwantschap met Van Erkelens of Giphart, die volgens mij trouwens ook totaal verschillende boeken schrijven. Ik denk meer affiniteit te hebben, met bijvoorbeeld, de Pool Hlasko uit de jaren vijftig of met John Fante. Grouch Marx zei het al: "Ik zou nooit lid willen worden van een klub die mij als lid accepteert." Ik heb sterk het gevoel dat generaties in het leven geroepen worden door professoren die zich vervelen of - en dat zag je een paar jaar geleden heel sterk bij de Maximalen - door schrijvers die niet op eigen kracht boven kunnen drijven en naar media-aandacht hengelen.

-U hoeft inderdaad de media niet op te zoeken. De Volkskrant berichtte zelfs spontaan over het feestje dat u bouwde toen u al uw schulden afbetaald had. Grunberg: Het ging gewoon om een maf idee dat op café ontstond en dat is op de een of andere manier uitgelekt is. Na De Volkskrant vonden ook Vrij Nederland en Panorama het nodig het feestje te coveren. Ik vond die toestand behoorlijk vervelend, mijn uitgever zag natuurlijk voor de publicitaire kantjes van dat soort berichtgeving. Op een gegeven moment ging de pers een ongezonde aandacht voor me ontwikkelen. Zo werd ik opeens door vijftien kranten en tijdschriften om een bijdrage gevraagd. Ik probeer die belangstelling te relativeren. Ik besefte al heel gauw dat iemand die te veel waarderende stukken krijgt, erg snel stront naar hoofd geworpen krijgt. Er zijn ook een paar ranzige stukjes over me verschenen. Dat kon ik verwachten. Je vraagt je dan af wat je in een column van iemand anders doet, en welke mensen het interesseert dat soort geklets over je te lezen. Ook de positieve reakties leerde ik snel met een korreltje zout nemen. Zo werd "Blauwe maandagen" bijvoorbeeld voortdurend met "De avonden" vergeleken, terwijl ik weinig van Gerard Reve heb gelezen en "De avonden" zelfs helemaal niet. Ik moest die roman indertijd voor school lezen en ik ben er enkel daarom nooit toe gekomen. Ik denk dat die vergelijking minder zegt over mijn roman dan over de recensent in kwestie, en over de positie van Reve in de Nederlands literatuur. Zo'n vergelijking gaat op de duur ook een eigen leven leiden. Ik kon perfekt zien weke recensent van welke kollega had afgeschreven. Dat soort zaken helpt je die drukte over je heen te laten gaan. En dat moet ook. Op het moment dat je denkt een belangrijk schrijver of Neerlands hoop te zijn, of het gevoel hebt stem aan je generatie te geven, dan gaat het gegarandeerd grondig mis. Ik wil dan ook zo onbevangen mogelijk verder schrijven. Ik vertrek nu voor anderhalve maand naar Zuid-Amerika op familiebezoek. Die reis was al geplant toen ik nog dacht hooguit duizend eksemplaren van "Blauwe maandagen" te verkopen. Maar nu zie ik ze als een eindpunt. Als ik terug ben, kent hopelijk niemand me nog en kan ik rustig aan een nieuwe roman beginnen.