Arnon Grunberg
Het Parool,
2003-06-13
2003-06-13, Het Parool

Niets minder dan een meesterwerk


Daniëlle Serdijn

'Vrienden had hij niet, niet meer in elk geval; ook de vriendschap had hij ontmaskerd, blootgelegd, geanalyseerd en geridiculiseerd. De beproevingen die hij mensen oplegde, kleine, bescheiden beproevingen deden hen niet besluiten terug te vechten, ze deden wat hij nu wilde doen, ze losten op. Zo waren zijn vrienden verdwenen, zijn kennissen, zijn familieleden, gestorven, of opgelost in de zee van zijn ontmaskeringwerkzaamheden.' (Uit De asielzoeker.) Even getalenteerd als in het schrijven is Arnon Grunberg (1971) in het genereren van publiciteit. Steeds opnieuw weet Grunberg de aandacht te trekken. Is het niet als matig kunstschilder, dan is het als Marek van der Jagt, is het niet als grote afwezige tijdens een prijsuitreiking, dan is het wel als verloofde van een hoogbejaarde Amerikaanse dame. Ook de promotie van zijn nieuwe roman De asielzoeker gaat gepaard met een typische Grunberg-activiteit. De schrijver neemt een geit mee op tournee. En hij reist per boot, wat ook niet erg gebruikelijk is. Toch is al het ongebruikelijke geoorloofd om De asielzoeker aan de man te brengen omdat het een bijzonder boek is. Het gaat over Christian Beck, voormalig schrijver, Nederlander van geboorte, ex-inwoner van de badplaats Eilat, maar thans vertaler van gebruiksaanwijzingen en woonachtig te Göttingen. Van de ene op de andere dag zit hij opgescheept met een Algerijnse asielzoeker. De Algerijn is getrouwd met Becks vriendin om aan een verblijfsvergunning te komen. Zo lijkt het althans. In het begin. Want later blijkt het toch nog anders in elkaar te zitten, maar dan is de roman intussen een goed eind op streek en heeft het niet langer prioriteit de feitelijke verhoudingen tussen deze mensen te peilen, maar hun motivaties. Die van Beck en zijn vriendin zijn tegengesteld: vriendin, niet anders dan de vogel genoemd, wil graag goed doen. Ze zamelt kleding in, geeft allerlei spullen weg aan mensen die het nodig hebben en wat de overspelige Beck betreft is ze allerminst bezitterig of nieuwsgierig. Zodra ze weet dat ze zal overlijden, trouwt ze op de valreep een asielzoeker, zodat zij de mensen, in elk geval dat ene mens, toch nog van nut kan zijn. Beck daarentegen handelt vanuit het idee dat er niets bestaat om werkelijk in te geloven. Geen nut. Geen liefde. Geen ambitie. Geen passie. Niets. Hij heeft alles afgelegd. Je zou het haast een experiment kunnen noemen: wat blijft over, wat is de essentie van het mens-zijn als je alle illusies hebt afgeschud. Beck reikt naar de verlichting, maar dan vanuit een negatief perspectief. Geen misselijke thematiek. Een voorzetje voor deze richting gaf Grunberg in Fantoompijn. Daarin lazen we over de schrijver Robert G. Mehlman met wie Beck de illusieloosheid deelt. Maar, probeerde Mehlman nog enigszins een illusie in stand te houden door schrijver te zijn, of dat in elk geval te ambiëren, Beck heeft zelfs zijn schrijverschap opgegeven. Het enige wat van hem rest is de totale illusieloosheid, de lege inhoud van het volstrekte ongeloof. In alles. Toch laat hij zich daarop voorstaan. Meent zelfs dat het iets is om na te streven. Zag je in Blauwe maandagen en Figuranten het gebrek aan illusies als resultaat van een ontwikkeling, in De asielzoeker is het een basisgegeven, het uitgangspunt. Om die reden valt er misschien ook minder te hardop te lachen dan in Grunbergs vorige romans. Hoewel er ook in De asielzoeker veel absurde en komische momenten bestaan, maar ze zijn gecompliceerder, dubbelzinniger en meer vermengd met het tragische, het allerdiepste trieste.

Voorbeeld daarvan is het moment waarop Beck de lelijkste hoer van Eilat een oog uitsteekt, met een schroevendraaier. Dagenlang, wekenlang wacht Beck op enige voortgang van zijn proces, maar het is Kafka op z'n kop. Hoe Beck ook smeekt, zeurt en leurt, op het politiebureau willen ze hem en zijn halfbakken daad het liefst zo snel mogelijk vergeten. Het is vreselijk en hilarisch en tegelijkertijd hoeft Beck zich zelfs over zijn rol als misdadiger geen illusies meer te maken. Hij is niets. Zelfs geen crimineel. Hij is ontmenselijkt.

Grunberg overtreft zichzelf doorlopend in dit nieuwe boek, omdat hij verschillende registers gelijktijdig en op hoogst originele wijze bespeelt. De asielzoeker is daardoor alles tegelijk, zowel een pleidooi als een fel protest tegen de illusie van het leven. Zowel iets waarom we moeten lachen als iets waarover we ons zeer ongelukkig kunnen voelen of zouden moeten schamen.

En wat nog het mooiste is: Grunberg weet diepe sympathie op te wekken voor een uiterst ongebruikelijk en eigenlijk afschuwelijk mens. Kom daar eens om in het echte leven. Dat lukt niet zonder literatuur. Daarom alleen al is De asielzoeker onmisbaar. Het biedt een ervaring die op geen enkele andere manier te krijgen is, tenzij we Becks hellevaart nabootsen. Maar dat is niemand aan te raden. Beter is het dit boek te lézen en je te laten louteren. Minder dan een meesterwerk is het niet.