Arnon Grunberg
De Standaard,
1997-04-24
1997-04-24, De Standaard

Arnon Grunberg, de Marco Borsato van de Nederlandse letteren


Manu Adriaens

Na Blauwe maandagen schreef de 26-jarige Arnon Grunberg een tweede roman over het absurde bestaan. In Figuranten overheerst opnieuw de tragische slapstick. De Amsterdamse schrijver, die momenteel in New York woont, kwam naar aanleiding van de publicatie van zijn roman even over naar zijn vaderland. Ooit afgewezen op twee toneelscholen, nu de ster in een groots opgezet mediacircus. Een gesprek met de snelstgroeiende Nederlandstalige schrijver.

U ondergaat de hype rond uw nieuwe boek ogenschijnlijk met grote nederigheid. Of vergist iedereen zich? Is het alleen maar een zoveelste vermomming, zoals u ook in Figuranten uw leven weer heeft gefictionaliseerd? ,,Toch niet. De afgelopen dagen ben ik gewoon van de ene verbazing in de andere gevallen. Ik had echt niet verwacht dat het in Nederland zo storm zou lopen voor mijn persoon. Omdat ik nog niet vergeten ben wat me na Blauwe maandagen is overkomen: toen ging ik wel eens buiten Amsterdam signeren en kwamen er drie mensen opdagen. Tja, zo kweekt een mens enige nederigheid, hoor.
,,En vandaag gaan sommigen me ineens 'de Marco Borsato van de Nederlandse letteren' noemen (lacht). Het gekke is dat ik die man niet eens kende. Hoe dan ook: niemand zal me horen vertellen dat nu rechtvaardigheid is geschied. Als Marco Borsato zingt dat dromen bedrog zijn, kan ik alleen maar zeggen: net als de hoofdpersoon in Figuranten wilde ik op Alain Delon lijken, en dat is me niet gelukt.
,,Ach, wat maakt het uit? Ik geloof nu eenmaal dat de wereld niet regisseerbaar is. En gelukkig maar.'' Hoe groot was uw faalangst bij het schrijven van dit tweede boek? Ik vernam dat u het manuscript één maand later dan voorzien bij de uitgeverij inleverde.
,,Dat klopt, maar dat was ook met Blauwe maandagen het geval. Kijk, voor mijn columns voor het NRC Handelsblad en de VPRO-gids, respecteer ik wel degelijk de deadline. Maar met een boek ligt dat toch anders. Daar werk ik nog liever wat aan door, als ik daar zin in heb.
,,Bij de uitgeverij sta ik trouwens bekend als iemand die ook nog graag allerlei dingen wijzigt tijdens het nalezen van de zetproeven. Ik zie eigenlijk altijd erg op tegen het ogenblik dat ik een boek definitief uit handen moet geven.''

BEGIN 1995 verhuisde u naar New York, waar u alleen nog via de fax bereikbaar bent. Sindsdien ontstond er toch wel een mythisch kader rond u. Tot u onlangs Hanneke Groenteman van het VPRO-programma De plantage verrassend genoeg de toestemming gaf met een cameraploeg over te komen.
,,Als daarmee een mythe doorgeprikt is, ben ik daar blij om. Tevoren had ik zeker niet het gevoel dat ik zelf aan enige mythevorming had meegewerkt. Ik wilde alleen maar enige afstand nemen van Nederland. Na de uitzending van die aflevering van De plantage deed een columnist van HP/De Tijd nogal zurig. Hij schreef dat ik blijkbaar helemaal niet in een penthouse aan Fifth Avenue woonde, waar een sneeuwwitte vleugel voor het raam staat, met uitzicht op Central Park. Alsof ik die suggestie ook maar één keer heb gewekt! ,,Nee, in New York werk ik in sobere omstandigheden. Mijn tekstverwerker staat gewoon in de keuken. Ik stel geen hoge eisen aan het leven. Als ik een badkamer heb waarin niet te veel ongedierte rondkruipt, ben ik al best tevreden. Ook op dat vlak zit er veel minder onrust in me dan vroeger.
,,Elke dag sta ik om acht uur op. Na een kop koffie om de hoek ga ik aan de slag. Streefdoel is dan telkens: 700 woorden voor het boek waaraan ik bezig ben. Dat doe ik zo zeven dagen op zeven. Dat ritme is het beste, heb ik ondervonden. Daarna beantwoord ik faxen of verricht ik ander schrijfwerk.
,,'s Middags volgt de beloning: dan ga ik de stad in om in m'n eentje ergens te eten. Soms eet ik natuurlijk ook thuis met mijn vriendin, die een job als psychologe heeft. Maar in New York is het helemaal niet ongewoon dat je in je eentje gaat eten. Terwijl ze je in Amsterdam dan toch maar vaak zitten aan te staren.'' In Figuranten maakt een groepje vrienden zich op om Hollywood te veroveren. Eén van hen, Broccoli, probeert een ontmoeting met Marlon Brando te organiseren. Hij maakt zijn gezellen duidelijk: als we eenmaal met hem hebben gesproken, is het een peulenschil om bij de film te raken. Van Marlon Brando is de uitspraak: ,,Als we de hoeder van onze broeder niet zijn, laten we dan op z'n minst ook niet zijn beul zijn.'' Bent u in New York minder grimmig geworden? ,,Als ik intussen iets minder grimmig ben, is dat meer het logische gevolg van het voortschrijden der jaren. Sprak de 26-jarige (lachje). Vroeger dacht ik wel eens: misschien ben ik verslaafd aan de spanning die samengaat met iemand te kunnen beledigen. In de hoop dat je dan ook op jouw beurt wordt beledigd, want dat hoort er onvermijdelijk bij. Zo blijf je tenminste je gedachten alert formuleren.
,,Maar verder ben ik helemaal geen ruzieachtig type. Nu ik even terug in Amsterdam ben, valt me weer op hoe overzichtelijk het hier allemaal toch is. Er lijkt nauwelijks iets veranderd in vergelijking met twee jaar geleden, toen ik vertrok. Maar daarom vind ik Amsterdam nog geen beleefdere stad dan New York. In de gemengde buurt waar ik woon, is er trouwens veel minder agressie dan men op het eerste gezicht vermoedt. Dat heeft te maken met de strengere wetten, die beletten dat de gettovorming nog de onheilspellende omvang van vroegere tijden aanneemt.''

EN hoe bevalt het literaire klimaat u daar? Beter dan het Nederlandse? Enkele weken geleden haalde Meulenhoff-uitgever Maarten Asscher een citaat van u over Günter Grass totaal uit zijn context om diens nieuwe roman te promoten, terwijl u dat eigenlijk een abominabel boek vond. Vanuit New York eiste u prompt een geldboete, die u echter niet heeft gekregen. ,,Ach, hij is niet de enige krent in het boekenvak'', reageerde u gelaten.
,,In Amerika respecteren ze het veel meer dat je het onderste uit de kan probeert te halen. Meer zelfs: als je dat níet doet, vinden ze je een schlemiel. Ik voel me heel goed bij Nijgh & Van Ditmar, maar dat belet niet dat het lang heeft geduurd voor we tot een nieuw contract kwamen. Bij sommigen leeft hier namelijk nog het ouderwetse idee dat je als schrijver überhaupt al blij mag zijn dat je uitgegeven wordt.'' In het boek meldt de ik-figuur, Ewald Stanislas Krieg, aan een filmproducent: ,,Niets geeft mij zoveel inspiratie als geld. Mijn thema is mijn bankrekeningnummer, mijn lied is een hooglied op het geld en als ik in slaap wil worden gezongen, luister ik naar de wisselkoersen op de radio.'' ,,Zelf zweer ik nog altijd bij de gedachte: hoe meer je uitgeeft, hoe meer je verdient. Zuinigheid werkt alleen maar negatief. Ik merk het ook in het Italiaanse restaurant waar ik één à twee avonden in de week werk als ober. Soms voel ik de hele stemming verpesten omdat iemand in het gezelschap gaat zeuren over een fout van twee gulden in de rekening. Waarom toch? Gierigheid leidt tot niets. Tenzij tot depressie.
,,Dat oberen in het restaurant doe ik ontzettend graag. Voor het geld hoef ik het niet te doen. Maar voor mij is het telkens weer een avondje uit. Waarbij ik zelf het toneelstuk mag opvoeren, zonder de druk van de beroepsacteur te ervaren. De 'specials' - de speciale gerechten van de avond - staan niet op de kaart, dus moeten wij die opnoemen. Nou, daar maak ik een brok entertainment van. Met als gevolg dat de eigenares me prijst, omdat ik zoveel specials verkoop.
,,Ik herinner me: op mijn twaalfde zat ik al op een tafeltje in een Amsterdams restaurant. Een vriendin had me gezegd dat je daar verhalen mocht vertellen. Toen wilde dat helaas voor mij nog niet zo goed lukken. Op den duur slingerden de mensen me kippenbotjes naar het hoofd (gniffelt).'' Entertainment: dat hoort ook literatuur in de eerste plaats te zijn? ,,Ik wil dat mijn lezers amused zijn, ja. Want ik ben niet gaan schrijven om jeugdtrauma's kwijt te raken. Nee, die ben je beter al kwijt voor je aan het schrijven gaat. Ik wil figuren van vlees en bloed tot leven wekken in mijn verhalen. Daar draait het bij mij toch allemaal om.
,,Zoals president Truman ooit zei: 'Als je de mensen niet kunt overtuigen, breng ze dan in verwarring.' Maar dat betekent nog niet dat je ze moet doen lijden. Ik vind niet dat lezers een soort voetvolk zijn waar ik zomaar overheen kan walsen. Nee, ik heb respect voor ze. Net als in het restaurant: zolang de mensen netjes tegen je zijn, ben je zelf ook netjes. Het zijn je gasten. En daarom moet je je lezers vermaken. Zorg dat ze niet in slaap vallen. Dat is toch het minste wat je kunt doen.'' In Figuranten grijpt u daarvoor vooral naar het procédé van de slapstick. Dat is de zoetste troost? ,,Ja, maar het houdt niet op met die slapstick. Er zit ook nog van alles achter. Ik ben niet de belichaming van het principe: 'Lach of ik schiet!' Nee, in het boek zitten ook nogal wat treurige, niet-komische passages. Al weet ik best dat Bert Schierbeek een gedicht heeft geschreven waarin hij stelt: mensen mogen nooit vergeten hoe hard ze soms hebben gelachen.'' Intussen is uw vorige boek Blauwe maandagen in acht talen vertaald, waaronder het Engels. Hoe valt het voorlezen in Amerika mee? Moet men daar om dezelfde dingen lachen als hier? ,,Carmiggelt heeft ooit getracht het typische van Amsterdamse humor onder woorden te brengen, maar aan zulke theorieën heb ik maar weinig boodschap. Humor is op z'n sterkst als die universeel is. Dus ook niet typisch joods.
,,Veel hangt af van hóe je iets voorleest. Het hoofdstuk 'Walk Like An Egyptian' uit mijn debuut werkte soms ontzettend op de lachspieren van het Amerikaanse publiek. Maar andere keren heerste er een beklemmende stilte, waarbij iedereen het als een tragedie ervoer.
,,Mijn eerste lezing in Amerika vervulde me toch wel met enige angst. Het gebeurde in een... eh, kerk. Vooraf had men me op het hart gedrukt: 'Hou er alsjeblieft rekening mee dat je voor een kerkgemeenschap staat.' In de praktijk bleek het om zo'n 150 vrouwen van middelbare leeftijd te gaan. Ik vermoedde dat ik nooit greep op ze zou krijgen. Maar het viel erg mee: op bepaalde momenten gíerden ze het uit van het lachen.''

OP de televisiebeelden van uw middernachtelijke lezing in een Amsterdamse boekhandel viel mij vooral op hoe hele rijen jonge meisjes aan uw lippen hingen.
,,Dat was ook voor mij een enorme verrassing. Met literaire groupies heb ik helemaal geen ervaring. En zeker niet met meisjes van die leeftijd. Hoewel ik zelf nog jong ben, dacht ik altijd dat ik vooral lezers van een hogere leeftijd aansprak. Ik krijg niet zoveel post, hoor. Maar de weinige brieven die ik ontvang, komen altijd van veertigers en vijftigers.
,,Iets anders wat me heeft verrast na de vertaling van Blauwe maandagen, is dat men in al die landen andere accenten legt. In Italië waren de kritieken ongetwijfeld het meest diepgaand. Daar heeft men het vooral als een filosofisch boek benaderd: hoe humor nihilisme draaglijk kan maken. Duitsland heeft - zoals kon worden verwacht - vooral aandacht besteed aan het joodse aspect. Eén recensent schreef bijvoorbeeld dat ik echt in New York thuishoorde. Tja, het zal wel als een compliment bedoeld zijn, maar dat te moeten vernemen van een Duitser... (hilariteit). En in Amerika heeft men natuurlijk nogal wat geschreven over de prostitutie, omdat dat daar taboe is.'' Ook in Figuranten komt de betaalde liefde weer even aan bod. Broccoli regelt een hoertje voor zijn dronken vader. ,,Kun je mijn vader gelukkig maken?'' vraagt hij haar. Waarna één van de meest hilarische scènes van het hele boek volgt. Tja, zo raakt u natuurlijk nooit uw stigma van hoerenloper kwijt.
,,Ach, ik heb het nooit als een stigma ervaren, hoor. Maar na verloop van tijd vond ik het wel vervelend dat men altijd maar op mijn in Blauwe maandagen beschreven ervaringen met de betaalde liefde blééf terugkomen. Dan wilde zo'n journalist weten: 'En hoe zijn de hoeren in New York?' Blijkbaar zien sommigen niet in dat alles tijdelijk is in het leven, dus ook mijn bezoek aan prostituees en escortdames. Ik heb nu een vriendin, hé. Aan liefde dus geen gebrek.
,,Misschien is het een misverstand dat me tot in lengte van dagen zal blijven achtervolgen. Een Amerikaanse krant vroeg zich zelfs luidop af hoe het mogelijk was dat een gerespecteerde uitgeverij als Farrar, Strauss & Giroux nu ook al pornografie op de markt bracht. En iemand van wie ik het helemaal niet had verwacht, zei me met veel dédain in zijn stem: 'Zo, meneer gaat een paar keer flink naar de hoeren en hij is meteen een gerenommeerd auteur.' ,,Voor alle duidelijkheid dus nog één keer zeggen: toen ik mijn heil in de betaalde liefde zocht, was het me zeker niet in de eerste plaats om seks te doen. Want dat vind ik alles bij elkaar toch maar een vrij ontmaskerende activiteit. Met de geleende stem van Woody Allen: het enige verschil tussen seks en sterven, is dat men je bij het sterven niet uitlacht.'' Over sterven gesproken: het boek opent met een motto van Stanislaw Jerzy Lec: ,,Jammer dat je met een lijkwagen naar het paradijs moet.'' Wie is die man? ,,Een Poolse aforismenschrijver, die ooit in vertaling is uitgegeven door De Arbeiderspers. Ongekamde gedichten heet het boek. Op een dag kreeg ik het cadeau van Maarten Biesheuvel, die een fan van hem is. Normaal hou ik niet zo van motto's in boeken, maar toen ik dit citaat las, wist ik: dit moet ik gebruiken. Hopelijk is nu de veronderstelling uit de weg geruimd dat ik die naam heb verzonnen.'' U zou niet durven, hé? (Geamuseerd) ,,Op een feestje zei één van mijn oud-leraars tegen mijn uitgever Vic van de Reijt: 'Mag ik u iets verklappen? Dat boek Blauwe maandagen van die Grunberg is helemaal verzonnen!' Tja, toen heeft Vic hem er na die openbaring toch maar op gewezen dat het boek inderdaad als 'fictie' aangekondigd werd (lacht).
,,Op mijn zestiende werd ik van het Amsterdamse Vossius College gegooid, omdat ik te veel spijbelde. Na het verschijnen van Blauwe maandagen heeft mijn boek daar uiteraard gecirculeerd. Maar geen enkele leraar heeft sindsdien contact met me opgenomen.'' Intussen bent u al 26 en... nog altijd niet in de goot beland, zoals die leraars u hadden voorspeld.
,,Erg, hoor. Een mens zou er wanhopig van worden.'' ,,Ik dacht dat wanhoop iets ernstigs was, als in boeken en films'', zegt de ik-persoon in Figuranten. Om vervolgens tot de vaststelling te komen: ,,Wanhoop is uitermate droog en komisch.'' ,,Gemiddeld één keer per maand ga ik naar paardenraces kijken. Het gadeslaan van die biotoop met zoveel zonderlingen vind ik een boeiend spektakel. Sommigen zullen het ongetwijfeld figuranten van wrakhout vinden, maar intussen overleven ze wel op hun manier. En misschien zijn ze zelfs gelukkiger dan al wie de gemiddelde burger geneigd is heel geslaagd en succesvol vinden.
,,Als ik op die paardenraces ben, word ik een deel van hen. Dan gok ik zelf ook. Binnen bepaalde limieten vind ik dat absoluut geen weggegooid geld. In ruil krijg je hoe dan ook vermaak. Voor de opera en het theater in Amerika betaal je meer, terwijl de resultaten vaak meer teleurstellend zijn. Ik kan het dus iedereen van harte aanbevelen.
,,Je hoort wel eens auteurs beweren dat het schrijverschap hun redding heeft betekend. Kunst als enige zin voor het bestaan. Sorry, maar dat vind ik een té grootse voorstelling van zaken. Oké, vroeger dacht ik ook wel eens: ik moet iets presteren, acteur worden, zodat ik mijn plaats in deze samenleving verover en vrienden maak. Maar dan ga ik in een restaurant oberen, en wat merk ik? Je kunt best ook een aangenaam, niet-afgestompt leven leiden door gewoon werk te doen.''

IN uw wekelijks feuilleton ,,Elke dag zwaardvis'' in NRC Handelsblad heeft u naar mijn weten tot op heden nog geen enkele Belg opgevoerd.
,,In het restaurant hebben we vier Franstalige Belgen als vaste klant. Ik geloof dat ze voor een bank werken. Maar ik kan weinig boeiends over hen vertellen. Ik hoef hun zelfs nooit de specials uit te leggen. 'Laat maar', zeggen ze.
,,Voor de rest is zo'n restaurant natuurlijk gefundenes Fressen voor het schrijven van zo'n feuilleton. Een heerlijke hogedrukketel vol ruzies, verliefdheden en toneeltjes onder zowel het personeel als de clientèle. Maar ook hier geldt: het is fictie, geen documentaire. Alles wat in de krant komt, put ik uit bepaalde ervaringen, maar mijn fantasie gaat ermee aan de loop.
,,Over één ding is de Nederlandse kritiek het intussen al eens: ik mag niet meer worden vereenzelvigd met de Generatie Nix-schrijvers. Nu Figuranten op de markt is, is men in die opvatting blijkbaar nog gesterkt. 'Grunberg verhoudt zich tot Giphart en zijn soortgenoten als een Turkse tortel tot een stel kwetterende spreeuwen', las ik gisteren zelfs in de recensie van Jaap Goedegebuure.'' Heeft uw moeder u al in New York bezocht? ,,Nee. Ze ziet erg tegen de lange vliegreis op. Misschien komt ze deze zomer. Maar mijn vriendin wil weg uit New York. Daarom verhuizen we misschien binnen afzienbare tijd naar Napels. Dat komt ervan als je werkt in een Italiaans restaurant...
,,Mijn moeder was wel op de presentatie van Figuranten in Amsterdam aanwezig. Na Blauwe maandagen was ze vooral bang dat mensen haar zouden herkennen. Dus liep ze toch wel een tijdje geïrriteerd rond. Nu weet ze al dat ze zich veel minder zorgen hoeft te maken.'' U mag het Boekenweekgeschenk voor volgend jaar schrijven? ,,Ja. Het moet in oktober klaar zijn. Na mijn tournee door Duitsland en Italië begin ik er onmiddellijk aan. Het thema van de Boekenweek wordt 'Panorama Nederland - Stad en land in proza en poëzie', maar ik heb bedongen dat ik daar geen rekening mee hoef te houden.'' Geen enkele auteur werd voor die opdracht op zo jonge leeftijd gevraagd. Zelfs onze Hugo Claus niet. Misschien biedt men u straks ook nog een hoofdrol aan in een reclamefilmpje voor Hollandse kaas.
,,Daar had ik nog niet aan gedacht. Maar ik beloof u plechtig: vannacht begin ik er in mijn slaap al luidop van te dromen.''