Arnon Grunberg
de Volkskrant,
2010-10-28
2010-10-28, de Volkskrant

Geen groter verlangen dan bedrogen te worden


Arjan Peters

Tot de allerslimsten hoort hij niet, want hij is universitair docent economie en niet eens professor, maar toch hoef je de zakelijke en eigengereide Roland Oberstein (41) niet te vertellen hoe de wereld in elkaar zit. Alles draait om schaarste, het spel van vraag en aanbod. Naast zijn kennis van Adam Smith, de Schot die in de achttiende eeuw het liberalisme voorbereidde, is Roland gespecialiseerd in de bubbels, ofwel de bluf waarin kortstondig massaal wordt geloofd tot de klapsigaar ploft. Zo gaat het in de economie, maar in de liefde evenzeer. De vrije markt heerst alom, ook daar waar vroeger de moraal bestond. ‘Winkelen is bidden met je portemonnee’, en ‘Jaloezie is een slechte investering’.

Van hogere literatuur moet Roland Oberstein niets hebben, en omdat hij de hoofdpersoon is in Huid en Haar, de nieuwe roman van Arnon Grunberg, krijgen wij lezers een man tegenover ons die wereldvreemd aandoet, terwijl hij ons niet begrijpt: ‘Dichters zijn niets voor mij´, ‘Geen drama’s’, ‘Fictie is een beeld van de werkelijkheid gebaseerd op dwalingen, gebaseerd op romantische sentimenten die voor hoogstaand doorgaan terwijl ze in wezen verderfelijk zijn.’

Omdat hij een baan in Fairfax kon krijgen, verliet hij zijn vrouw Sylvie (tandarts) en hun kind Jonathan (bijna vijf), om in een hotel te gaan wonen. Af en toe onderbreekt hij zijn arbeid om plichtmatig met de zoon te praten via telefoon en computer. Dat vindt Sylvie prettig. Veel tijd wil hij er niet mee verliezen. Bovendien zijn er meer mensen die hem bellen, en iets van hem moeten. Zijn vriendin Violet bijvoorbeeld, die damestassen ontwerpt en hem vanuit Amsterdam opbelt om te zeggen dat ze eenzaam is. Heel naar voor je, is dan de repliek van haar onverstoorbare minnaar, ‘maar op lange termijn is het niet slecht. Eenzaamheid is de voorwaarde voor ware productiviteit. Je moet ervan leren te genieten, net als van gember’.

De wereld zoals Roland Oberstein zich die voorstelt is dermate overzichtelijk, en ogenschijnlijk ontdaan van gevoelens als schuld, jaloezie, wrok of romantiek die het evenwicht zouden kunnen verstoren, dat hij er zowaar iets sympathieks door krijgt. Het wordt de lezer in ieder geval niet gemakkelijk gemaakt een hekel aan hem te krijgen– hij kan er weinig aan doen dat hij niet weet wat empathie is, en de omstandigheden lijken het gelijk van zijn instelling te bevestigen.

Om Oberstein heen is het een radeloze carrousel van relaties en gejammer om scheidingen en verlies, maar hem hebben ze niet, de econoom die in een studie wil blootleggen dat bubbels door de mens gewild worden; zoals de mens ook tranen krijgt als het over geloof, hoop en liefde gaat, terwijl hun hart zich in hun portemonnee bevindt, want ze hebben ‘geen groter verlangen dan bedrogen te worden’. Overspel is diversificatie, spreiding van risico, en het is bevorderlijk voor de economie: ‘Denk aan alle cadeautjes die voor minnaressen worden gekocht’.

Meestal amusant, soms tot het niet leuk meer is en genant wordt (in het uitbeelden van groezelige en treurige seks is hij onovertroffen), borduurt Arnon Grunberg voort op het thema van de vrije markt en het spel dat zich verder uitstrekt dan het casino en het voetbalveld, zoals dat in voorgaande jaren door Michel Houellebecq en Grunberg zelf is behandeld.

Hij kan het, in de loop van zestien jaar schrijverschap zijn we dusdanig gewend geraakt aan zijn stijl dat we het meesterschap bijna niet meer opmerken, maar hij kan het nog steeds: de slapstick uit de mouw schudden. In Amsterdam treffen zijn ex-vrouw en zijn vriendin elkaar (handig, denkt Oberstein overzee: kan ik ze voortaan in één keer bezoeken, dat bespaart tijd): ze gaan poffertjes bakken voor de kleine, en in het voorbijgaan merkt de tandarts op dat des vriendins tanden geel zijn. Zal ze die maar voor haar bleken?

Zo blijft de markt werkelijk in alle scènes werkzaam. Met de poffertjes moet handelbaarheid worden gekocht, met het gratis bleken een vijandin onschadelijk gemaakt.

Toch is Grunberg nog een paar graadjes koeler dan de econoom. Kun je dan niet eens één semestertje per jaar in Nederland lesgeven, smeekt diens ex-vrouw, die het leven met de zwijgzame Nintendo-verslaafde jongen niet aan kan. Oberstein zwicht voor de emotionele oproep, gaat lesjes geven aan de rechtenfaculteit in Leiden (het soort colleges dat professor Arnold Heertje – die door Grunberg achterin wordt bedankt voor zijn adviezen – jaren aan Amsterdamse rechtenstudenten gaf), en dat betekent ook figuurlijk een keerpunt in de roman. Jonathan zegt nauwelijks iets, maar het kind ‘is de vijand die je zult moeten blijven onderhouden, en die jou zal overleven’ (Houellebecq in Elementaire deeltjes, 1998).

Om netjes aan de vraag van zijn ex te voldoen komt Oberstein naar Nederland terug. Wat hij niet weet, omdat hij fictie en psychologie versmaadt en ontkent, is dat zijn eigen bestaan een bubbel is die uit elkaar gaat spatten. Ook hij zelf stevent op het bedrog af. De onderzoeker die niet in de gaten heeft dat zijn eigen gedrag het gelijk van zijn theorieën illustreert, dat is de kern van Huid en Haar, een moderne antieke tragedie.

Ineens hapert de machine waarmee Oberstein zijn leven verwart. Dat komt vooral door Nederland. Daar klopt werkelijk niets meer: de basisschool die Roland bezoekt om zijn zoontje op te halen is een onbeschaafde bende, zijn hospita in Amsterdam wil de beroemde econoom in het bestuur hebben van een prestigieuze literatuurprijs (dat hij nooit fictie leest is geen bezwaar, als hij maar mee wil dineren en borrelen), en de studenten in Leiden zijn cliënten, onwillig en mondig.

Een studente die niet naar college kan komen omdat haar paard naar de veearts moet, is nog kwaad ook als de docent deze absentie niet tolereert, en wil zelfs dat hij haar paard zijn excuses komt maken.

Decadent en corrupt, dat is dit voze land, kan Roland nog net denken, voordat zijn privé- én zijn professionele leven in een moeras wegzakken. Je zou hem zowat geen ongelijk geven. Maar mooier nog is onze conclusie, dat je fictie niet als flauwekul terzijde kunt schuiven. Voordat je het weet, zit je zelf in een verhaal verstrikt dat naar een roemloos einde snelt. En zo weldadig is de vrije markt niet, dat ze naar een verliezer een poot uitsteekt. Daarom is Arnon Grunberg een hogere romancier.