Arnon Grunberg
Het Parool,
2010-11-11
2010-11-11, Het Parool

Arnon Grunberg - Huid en haar


Ronald Ockhuysen

'Alle intelligente mensen kunnen goed liegen. Soms spelen zelfs domme mensen het klaar om kundig te liegen. Hij kan zich studenten herinneren, ze bakten er niets van, maar liegen, dat konden ze.' De econoom Roland Oberstein, de hoofdpersoon in Arnon Grunbergs roman Huid en haar, heeft geen vrolijk wereldbeeld. Volgens hem is het leven één grote ruilhandel. Emoties, liefde en gevoelens beschouwt hij als wisselgeld. Als zijn vriendin bekent dat ze een nacht met een handelaar in satelliettelefoons heeft doorgebracht, verlangt hij van haar informatie over de nacht. Koel en rationeel.

Huid en haar is een roman over een zoektocht naar schuldeloosheid. Oberstein, naar eigen zeggen 'een radicale individualist', weigert zich te binden of zich schuldig te voelen. Hij is een denker, die zich bezighoudt met grote zaken als de wereldeconomie en de Holocaust. Op persoonlijk niveau ontbeert hij de kracht een harmonieus leven te leiden. Een groot deel van zijn tijd brengt hij door in een hotelkamer in een grauwe Amerikaanse stad. Een plek zonder nestwarmte of geschiedenis.

Grunberg plaatst Oberstein en zijn partners, collega's en kennissen in een door economische wetten gedomineerde maatschappij. Probleem: in deze maatschappij sluiten vraag en aanbod nergens echt soepel op elkaar aan. Relaties worden aangegaan om persoonlijke tekorten aan te vullen, communiceren staat gelijk aan liegen, en de liefde is vooral wanhopig proberen de eenzaamheid te bestrijden.

Als econoom beseft Oberstein al te goed tot welke uitwassen een wankel evenwicht tussen vraag en aanbod kan leiden. Hij werkt aan een studie over de geschiedenis van de economische luchtbel. Niemand hoeft hem, als wetenschapper, uit te leggen hoe giftig de combinatie van verlangen en hebzucht kan zijn. Toch ziet Oberstein niet hoe de behoeften van zijn naasten zijn zorgvuldig opgebouwde pantser slopen, en hem richting een wanhoopsdaad dirigeren.

Huid en haar volgt de neergang van Oberstein nauwgezet. Grunberg toont zich daarbij een genadeloze auteur. Met scherpe observaties en een uiterst economische woordkeuze schept hij een ijskoude werkelijkheid. Hij weeft rondom Oberstein een internationaal netwerk van relaties, samengestelde gezinnen en amoureuze dwarsverbanden. Overspel heet hier 'spreiding van risico'.

Die klinische blik op de wereld vraagt veel van de lezer. De bittere humor en schrijnende dialogen vormen een rijgdraad van menselijk onvermogen. Die draad begint na verloop te knellen. Is er te midden van dit gezelschap ongelukkige kinderen, depressieve geliefdes en naar intimiteit hunkerende vrouwen helemaal niemand die enig houvast heeft?

Nee, luidt daarop het simpele antwoord. Sterker: Grunberg schakelt in de finale van zijn roman nog een tandje bij en portretteert Nederland, waarnaar Oberstein op verzoek van zijn ex-vrouw min of meer terugkeert, als een door God en gebod verlaten oord, waar opportunisme en eigenbelang onmisbaar gereedschap lijken te zijn om vooruit te komen.

Tegen die tijd is de lezer behoorlijk immuun geworden voor al die luchtig gepresenteerde zwartkijkerij. Grunbergs personages, ronddolend in een wereld zonder basis, kunnen dan alleen nog meewarig worden bekeken. De afstand wordt extra vergroot door Grunbergs aforismen en observaties, die de schrijver nadrukkelijk voor zijn personages plaatsen en het zicht op hen belemmeren.

Na afloop rest het gevoel iets te lang in een interessant, maar ook verkeerd gezelschap te hebben verkeerd. Vooral ook omdat Grunberg zijn lezers al vroeg in het boek waarschuwt. 'Andermans verdriet, blijf eruit weg, trap er niet in. Het is de muizenval van het menselijk contact.'