Arnon Grunberg
Cobra.be,
2013-02-28
2013-02-28, Cobra.be

Buster Keaton lacht nooit


Dirk Leyman

In de essaybundel ‘Buster Keaton lacht nooit’ begeeft Arnon Grunberg zich in het universum van de film. Het leidt tot scherpzinnige kijkoefeningen, waarin hij zijn wereldbeeld bijslijpt.

Nieuwsgierige omnivoor

Mateloze nieuwsgierigheid is de drijfveer van Arnon Grunberg (°1971). Rusteloos maar immer geconcentreerd stroopt de Nederlandse schrijver de wereld af, daarbij een lichte voorkeur ontplooiend voor brandhaarden en personen in crisissituaties. Voortdurend zet Grunberg zich schrap om andermans levens te betrappen. Met zijn buit bedrijft hij vervolgens psychologische chirurgie, tot meerdere eer en glorie van zijn essays en romans, die aan een verschroeiend tempo uit zijn pen vloeien.

Maar Grunberg is naast een mensenverzamelaar eveneens een intellectuele omnivoor. Geen krant- of weekblad laat hij ongelezen, geen boek uit de wereldliteratuur ontsnapt aan zijn aandacht én weinig films laat hij onbekeken. Het blijft een raadsel waar Grunberg de tijd vandaan haalt om zoveel bezigheden te combineren, zoveel ballen in de lucht te houden.

"Beeld gevaarlijker dan woord"

In zijn nieuwe essaybundel ‘Buster Keaton lacht nooit’ grijpt Grunberg terug naar een oude liefde. Film kreeg al een stevige poot aan de grond in ‘De troost van de slapstick’ uit 1998, waarin onder meer Buster Keaton, Charlie Chaplin en Laurel & Hardy de revue passeerden. Hij ventte in dat boek onder meer zijn voorkeur voor de stomme film en de slapstick uit. Grunberg reflecteerde er ook over de verhouding tussen boek en film: “Het cliché luidt dat een beeld duizend woorden waard is. Dat is onzin. Een beeld is een beeld, een woord is een woord, en er bestaat geen wisselkoers voor die twee. Toch denk ik ook dat beelden krachtiger zijn dan woorden en om die redenen veel gevaarlijker zijn dan woorden.”

Onontkoombare blik

Grunberg toont zich als filmkijker vooral een haarfijn analist, die filmkennis koppelt aan een immense belezenheid. Gretig gaat hij op zoek naar een moraal, naar betekenissen, naar verbanden, om intussen zijn wereldbeeld bij te slijpen én spitse, aforistische vaststellingen te doen. Echt en onecht, waan en niet-waan, leugen of waarheid, liefde of lust?

Het zijn kwesties die Grunberg aan de hand van films als The Truman Show, One Hour Photo, The Talented Mr. Ripley of Kids onderzoekt. Waarna hij de lezer lijkt aan te sporen om de film opnieuw in de dvd-speler te schuiven. Het bekijken van een film, schrijft hij in zijn verantwoording bij ‘Buster Keaton lacht nooit’, is bovendien “niet wezenlijk anders dan het maken van een journalistieke reportage. Hooguit dat de film de observator een passievere houding toestaat en dat zijn aanwezigheid geen invloed heeft op wat hij bekijkt.”

De keuze van de besproken films in ‘Buster Keaton lacht nooit’ kan soms wat arbitrair lijken. Ze is het gevolg van opdrachten van de krant NRC-Handelsblad of weekblad Vrij Nederland, een andere keer na voorstellen van Grunberg zelf. Het merendeel dateert uit de periode 1995-2006, daarna lijkt Grunbergs filmhonger enigszins gestild. Dat geeft de bundel iets onevenwichtigs: je zou willen weten hoe het verder gaat. Nu lijkt het erop alsof de laden zijn leeggemaakt en er nood was aan een ‘nieuw’ Grunberg-boek, na zijn vorig jaar verschenen roman 'De man zonder ziekte'. Ook het ontbreken van een paar filmstills is een lacune. Gelukkig is er wel aan een register gedacht, want Grunberg dist om de haverklap namen op.

Eigenzinnige keuze

Verwacht in ‘Buster Keaton lacht nooit’ dus geen dwarsdoorsnede van de cinema in de voorbije decennia. Zowel Hollywoodfilms, kassuccessen en klassiekers (de western Once Upon the Time in the West) komen aan bod, net als films van David Lynch, de schandaalfilm ‘The Passion of the Christ’ van Mel Gibson en de prenten van Europese regisseurs als Bernardo Bertolucci (The Dreamers) en Paolo Sorrentino (Le Conseguenze dell’ Amore).

Grunberg schrijft pas over een film als hij er iets kan aan toevoegen en beschouwt deze essays als een verkapte autobiografie. Het hoeft zelfs niet altijd een goede film te zijn. Want de beste films blijven onbesproken: “Soms wist ik niet wat ik anders had moeten zeggen dan dat de film mooi is en door iedereen bekeken zou moeten worden.” Ooit, in 1985, hoopte Grunberg in de bioscoop zelfs het echte leven te zien. “Aangezien zich dat leven niet in mijn directe omgeving ophield, moest ik het wel in bioscopen en boeken zoeken.” Intussen is dat anders.

Eigen thematiek

Natuurlijk verkent Grunberg in deze filmepistels zijn favoriete thema’s. Werkelijkheid en maskerade, burgerlijkheid en morele verontwaardiging, oorlog en “de stilstand van geluk”. Het boek opent sterk met de analyse van Larry Clarks destijds geruchtmakende 'Kids', waarin je “kinderen van twaalf, dertien jaar dingen laat doen waarvan we tot voor kort dachten dat ze waren voorbehouden aan volwassenen”: erop los neuken, drugs nemen en hiv krijgen. Volgens Grunberg toont de film “liefdeloosheid en onverschilligheid”, “maar de makers lijken zelf onverschillig te hebben gestaan tegenover hun eigen schepping.” Bij een revisie, vijftien jaar later, vindt Grunberg Kids stukken beter, maar “het gluren naar deze kinderen heeft iets burgerlijks.”

‘Wag the Dog’ van Barry Levinson of ‘Flags’ van Clint Eastwood verleiden Grunberg dan weer tot bespiegelingen over oorlog, net als 'Der Untergang' hem doet afvragen hoe je in de film best met Hitler omspringt. Wag the Dog bewijst dat “oorlogen in goede handen zijn van grote speelfilmproducenten.” En de vraag of “iets echt gebeurd is” doet er al lang niet meer toe. “Lijkt het echt?” Dat is de vraag die gesteld moet worden.” Nee, niemand zit op de werkelijkheid te wachten, aldus Grunberg. Die vaststelling echoot door in het stuk over 'The Talented Mr. Ripley', de Patricia Highsmith-verfilming van Anthony Minghella, waarin Matt Damon als Tom Ripley zich met zijn onbeduidende gezicht overeind houdt: “Als je talent groot genoeg is, kun je kennelijk bluffen met de waarheid.”

Een ui pellen

In ‘Buster Keaton lacht nooit’ toont Grunberg weer zijn bijna tergende scherpzinnigheid, zijn onontkoombare blik om ook via het beeld de vinger op de wonde te leggen. Wel legt hij in deze essays een grotere mildheid aan de dag dan in zijn romans. Hij prijst zelfs af en toe acteurs en ventileert bewondering. Het zijn gedetailleerde kijkoefeningen waarin hij wel eens iets teveel weggeeft van plot en verhaal. Op de cover staat niet zomaar toevallig een ui: Grunberg schilt de lagen van een film af. De Grunberg-kenner zal merken dat bepaalde essays welhaast een oefenterrein zijn voor ideeën in zijn romans. Ook dat is logisch in een oeuvre, dat stilaan een intense samenhang vertoont. “Taal dwingt tot bewustere keuzes dan de camera in de linkerhand”, schreef hij ooit in 'Kamermeisjes en soldaten'.