Arnon Grunberg
Het Parool,
2001-10-19
2001-10-19, Het Parool

Grunberg voelt zich een levensgroot insect


Theodor Holman

Je zou het nieuwe boek van Arnon Grunberg Amuse Gueule het best kunnen recenseren door zijn boek De troost van slapstick (1998) ernaast te leggen. Dat boek bestaat uit essays over bijvoorbeeld Buster Keaton, Laurel en Hardy en bevat prikkelende artikelen met titels als: We zijn Gods mopje. De liefde voor halve mislukkingen, de verwachtingen van literatuurrecensenten, Portnoy's Portnoy en oplichter. Je leest in dat boek waar Arnon de troost vandaan haalt en hoeveel slapstick voor hem betekent. Hij trekt in dat boek tevens een vergelijking met kafka. Grunberg: 'Kafka heeft in die Verwandlung beschreven wat voor nachtmerrie het kan zijn als je in een insect bent veranderd. Keaton is naar mijn idee subtieler. Hij laat namelijk niet iemand zien die in een insect veranderd is. Hij maakt duidelijk hoe het is wanneer iemand zich als een levensgroot insect voelt.' Dat nu is precies wat Grunberg in Amuse Gueule - waarin hij zijn eerste, 'vroege verhalen' heeft opgenomen - eveneens probeert: zich een levensgrote insect als hij in het leven komt van het acteursechtpaar Adriaan en Patricia Miele. Die twee willen een toneelstuk van Grunberg, maar als een insect willen ze hem uiteindelijk platslaan en wegjagen maar Arnon zich levensgroot en het verhaal eindigt met een schitterende brief waarin Arnon schrijft: "We hebben een zware weg te gaan, Patricia. Jij, omdat je getrouwd bent met God. Ik, omdat ik door jou gekruisigd moet worden voor het heil van de wereld in het algemeen en het grote publiek in het bijzonder." Ook Leopold Mangelmann voelt zich een levensgroot insect. Over zijn moeder schrijft hij: "Soms pakt ze me tijdens het eten bij mijn hoofd en drukt het tegen haar buik. Jou heb ik in ieder geval nog, roept ze, jou heb ik nog Matteltje." En wat te denken over de ik in Brief aan M: "En toch is dat precies waarmee ik doorga: proberen het woord uitzichtloos wat uit te stellen. Verdergaan met onmachtig zijn. Verdergaan met denken over hoop. Maar geen hoop meer die in vuur doet wandelen. Hoop die zegt: 'Goedemiddag dames en heren, jullie zijn nu aangekomen op de plek waar geen hoop meer is. Hier zijn hoop en dood woorden voor hetzelfde. "Zo voelt zich een levensgroot insect. Lees ook het begin maar eens van Jola de danseres: "Ze heette Jola. Ze was danseres en ze had een gele Kever en een zoon die net zo oud was als ik. Haar man studeerde theologie en haar minnaar verkocht rozen, en met zijn tweeën hadden ze die auto voor haar betaald. "Zo is de wereld van het levensgrote insect. Grunberg als zoon van Kafka, maar ook het jongere broertje van Woody Allen. Het knappe van deze heerlijke verhalen is dat Grunberg - in tegenstelling tot de vele hilarische schrijvers die er zijn - altijd weet te ontsnappen aan 'typetjes.' Hij is niet Stan Laurel, hij is niet Buster Keaton, hij is net lolliger, serieuzer, angstiger, gekker, dommer, beter, slimmer, knapper. Dat merk je trouwens vooral in Grunbergs latere boeken. In deze vroege verhalen is hij er (soms) nog naar op zoek, maar daarom zijn ze zo interessant. Grunberg wringt zich in deze verhalen steeds weer in een bepaalde situatie van een insect zou je kunnen zeggen dat kan prikken, steken, maar zelf ook geplet en weggeveegd kan worden - en zoekt dan zoemend naar ontsnapping of bevrijding. Daarbij stoot hij tegen ramen die hij niet had gezien, weet net aan de mattenklopper te ontsnappen of weet zich te verbergen in een stronthoop. ("Opeens slaakte de galeriehoudster naast me een kreet. Ik was net bezig een stukje sandwich in mijn mond te stoppen. Ze wees op mijn mouw. Toen pas zag ik dat een een klein stukje stront aan mijn mouw kleefde.") Je ziet dan de dead-pan van Buster Keaton voor je, je lacht om de Charley Chaplin-situatie, je voelt je als een levensgroot insect en je moet huilen als Stan Laurel. Het is niet zozeer de humor, als wel het schaamrood van de humor dat de troost biedt.