Arnon Grunberg

Prijsvraag Blauwe Maandagen

In de revolutie heb ik nooit geloofd, hoewel ik weleens lippendienst heb bewezen aan een of andere gewapende strijd, maar dat was meer uit beleefdheid.

Mijn grootste daad van rebellie – althans de daad die mij het beste is bijgebleven – vond plaats op het Vossius Gymnasium tijdens het zogenoemde Paastoernooi. Mijn klas had mij uitgekozen mee te doen aan eloquentia, dat wil zeggen dat je ’s avonds in de aula vijf tot tien minuten over een bepaald onderwerp moest spreken. Een jury bepaalde wie de beste was. Welk onderwerp dat zou zijn kreeg je pas een uur van tevoren te horen. Het zou ook kunnen dat je mocht kiezen uit een aantal onderwerpen, maar zeker was dat alle deelnemers aan deze competitie een uur van tevoren werden opgesloten in een lokaal om te voorkomen dat ze hulp zouden inroepen van derden, en om zich voor te bereiden, uiteraard. En ook om te voorkomen dat nummer 2 nummer 1 zou plagiëren et cetera.

Voorafgaand aan de competitie zat ik samen met de concurrentie opgesloten in een klaslokaal. Ik meen dat van Jan Blokker, of misschien wel van Marijn van Lelyveld. Ik keek eens naar de concurrentie en het gevoel bekroop mij dat het misschien niet mijn avond zou worden. De concurrentie was zich zorgvuldig aan het voorbereiden. Dat zinde mij niet. Wat in voetbal geldt, geldt eveneens voor eloquentia, de mensen vergeten vrijwel alles maar de einduitslag dragen ze nog enige tijd met zich mee.

Er hingen in dat lokaal van die lange gele gordijnen. In een opwelling begon ik in een van de gordijnen te klimmen. Het had onmiddellijk effect. De deelnemers keken niet meer naar hun aantekeningen, staarden niet meer voor zich uit, in opperste concentratie, maar staarden toch met enige verbazing naar het gordijn. Het in het gordijn hangen duurde niet lang, want het gordijn scheurde af, en ik wist nog net op een tafel te springen om de val te breken.

Ik dacht, op één afgescheurd gordijn kun je niet staan, dus ik klom in het tweede. Onder mijn concurrentie ontspon zich een discussie of dit competitievervalsing was en hangend aan het tweede gordijn riep ik nog, ‘ik ontken straks alles.’

Daarna moest ik op.

Waarover ik sprak die avond weet ik niet meer. Maar de zegen van God rustte op mijn woorden. Zoveel herinner ik me nog goed. Met dank aan de gordijnen. Soms helpt bidden. Soms helpt het hangen in de gordijnen, al zal dat tegenwoordig vandalisme worden genoemd. Maar in de jaren tachtig was het vrijheidsbegrip uit de jaren zeventig niet geheel verdwenen.

Niet heel veel later kwam trouwens een einde aan mijn schoolcarrière op het Vossius. Ze hebben me de gordijnen vergeven, en de rest ook, in januari ben ik uitgenodigd de leerlingen in de aula toe te spreken. Ik zal zeggen dat ik voor ik sterf nog één keer ergens in de gordijnen hoop te hangen. Ze hoeven niet af te scheuren, gewoon erin hangen, dat is genoeg.

Prijsvraag
Je zou kunnen zeggen dat veel verhalen een uiting zijn van rebellie. Soms van heel voorzichtige rebellie. Een verhaal vertellen brengt een bepaalde verantwoordelijkheid met zich mee. Je kan niet zomaar alles vertellen en de effecten van het verhaal op de toehoorder of lezer moeten niet worden onderschat. Sommige verhalen zijn net als sigaretten, misschien lekker maar wel slecht voor de gezondheid.

De schrijver is ook, ik heb dat vaker gezegd, een geneesheer. De lezer is ook een patiënt.

Als geneesheer ben ik benieuwd naar uw grootste daad van verzet waar u vandaag nog steeds de verantwoordelijkheid voor durft te nemen. Het mooiste verhaal wint de nieuwe druk van mijn debuutroman Blauwe maandagen. Insturen kan hieronder tot en met Kerstavond via Instagram of LinkedIn.