Arnon Grunberg
Trouw,
2002-03-09
2002-03-09, Trouw

Waarom Marek van der Jagt niet monogaam is


Peter Henk Steenhuis

In het boekenweekessay 'Monogaam', een verhandeling over de liefde, geeft Marek van der Jagt zich bloot. We lezen over zijn angsten, zijn heerszucht, zijn spel met vrouwen, zijn dubbelleven -er lijkt ineens een vrij uitvoerige biografie te bestaan van de tot nu toe anonieme schrijver, die in Nederland doorbrak met de roman 'De geschiedenis van mijn kaalheid'. Dat boek werd bekroond met de Anton Wachterprijs voor het beste debuut. Maar Van der Jagts afwezigheid bij de prijsuitreiking versterkte het vermoeden dat achter de auteur Arnon Grunberg schuilgaat. De debutant werd ogenblikkelijk een van 's lands bekendste schrijvers. En dus werd hij gevraagd het boekenweekessay 2002 te schrijven.

Een gelukkige keus van de CPNB. Het essay is een geestig en puntig verslag van Van der Jagts strijd met het beest 'Die Liebe'. Uit zijn essay leren wij dat de schrijver opgroeide in Wenen, de plaats waar hij ook in 1967 geboren is. Hij heeft enige tijd in Parijs gewoond, maar keerde toch weer terug naar zijn geboortestad. Daar slijt hij zijn dagen nu in eenzaamheid.

Hij leeft er op 'de afwezigheid van de celliste', zijn laatste geliefde, en op 'de levenloze voorwerpen die zij heeft achtergelaten, een poppetje, een ansichtkaart, een plant, een kaars'. Maar zijn eenzaamheid is wel het einde van een spel dat hij niet kon ophouden te spelen. 'En dat het spel was zag ik niet.'

Dat spel begint Van der Jagt met de vaststelling dat de ware liefde altijd een is. 'Net als God'. En dat degene die beweert over vijftien ware liefdes te beschikken 'of zelfs maar drie', op onze strenge afkeuring kan rekenen. Afkeuring die natuurlijk gestoeld is op een taboe, dat Van der Jagt een hekje noemt, waarover alleen zwakkeren niet durven te klimmen.

Omdat het hekje hem aantrekt 'als een fatale vrouw', meent Van der Jagt niet bij de zwakkeren te horen. Maar bij wie hij dan wel hoort? En dan vertelt hij het verhaal 'van de man die dacht dat hij een heerser was. En die uiteindelijk werd wie hij dacht te zijn.'

Dat verhaal, niet minder dan zoektocht naar de ware Marek van der Jagt, of naar diens dubbelganger, vormt het hart van dit essay. Het zou flauw zijn de zoektocht samen te vatten, terwijl het een genoegen is de schrijver op zijn reis te vergezellen.