Arnon Grunberg
Hebban.nl,
2016-05-12
2016-05-12, Hebban.nl

'Die machteloosheid intrigeert me'


Jet Steinz

Het Moederboek. Zo werd Moedervlekken, het nieuwste boek van Arnon Grunberg (1971) dat op Moederdag werd gepresenteerd, aangekondigd. Een benaming die deed vermoeden dat het zou gaan om een autobiografische roman of zelfs non-fictie, met een hoofdrol voor Grunbergs vorig jaar overleden moeder: Hannelore Grünberg-Klein.

Non-fictie is Moedervlekken in ieder geval niet, en autobiografisch alleen in die zin dat de protagonist een 44-jarige man is die tijdelijk bij zijn moeder komt wonen om haar verzorging deels op zich te nemen — Grunberg trok in 2014 zelf een paar maanden bij zijn moeder in, in het huis in Amsterdam-Zuid waar hij opgroeide. Over zijn tijd daar werd een documentaire gemaakt, waarin te zien is hoe Grunberg en zijn moeder samen thee drinken, hoe hij met haar probeert te praten, hoe zij hem ‘mijn ezeltje’ noemt.

Ook Otto Kadoke, de zoon en psychiater (gespecialiseerd in suïcidepreventie) in Moedervlekken, en zijn moeder geven elkaar troetelnaampjes en proberen een manier te vinden om samen te leven. En zij doet met haar koppige en opvliegende karakter wel een beetje denken aan Grunbergs eigen moeder. Maar na een pagina of zeventig wordt de lezer er hardhandig aan herinnerd dat we wel degelijk in een verzonnen wereld zitten: Kadokes moeder heeft een piemel. Na de dood van zijn echtgenote is Kadokes vader langzaam in haar veranderd, en nu draagt hij haar kleren, praat over Auschwitz alsof hij er zelf is geweest en laat Kadoke zijn benen scheren.

‘Feitelijk komt er helemaal geen moeder in het boek voor,’ zegt Grunberg. ‘De titel Moederboek heeft misschien foute verwachtingen geschapen, maar ik heb nooit het idee gehad om een non-fictieboek over mijn moeder te schrijven. Zij heeft haar eigen boek geschreven [Zolang er nog tranen zijn, de kampherinneringen van Hannelore Grünberg Klein, red.] en daaraan heb ik niets toe te voegen. Bovendien weet ik te weinig van haar; ze is voor mij te veel raadsel gebleven om haar in non-fictie te vangen. Het klinkt misschien ouderwets, maar ik vind dat als je non-fictie schrijft, alles moet kloppen. Ik geloof niet zo in het adagium dat de werkelijkheid ook maar fantasie is. Non-fictie moet verifieerbaar zijn, anders ben je onbetrouwbaar.

Alleen al het feit dat mijn moeder niet meer leeft en het dus niet mogelijk was geweest na te gaan wat ik over haar zou schrijven, maakt dat ik zo’n boek niet over haar had kunnen maken. Los daarvan heeft mijn moeder nooit veel over zichzelf en haar verleden verteld. Tijdens het maken van de documentaire merkte ik dat ze zelfs openhartiger was tegen anderen dan tegen mij. Ik denk dat mijn ouders veel geheimen mee hun graf in hebben genomen. Dat is een raar gevoel.’

Was dat je doel toen je bij je moeder kwam wonen? Haar beter leren kennen? Haar geheimen te ontfutselen?

‘Aanvankelijk wel, maar ik merkte al snel dat mijn moeder niet méér wilde loslaten dan ze in haar memoires had gedaan. Daarnaast was ze oud, ze vergat dingen en werd snel moe van het vertellen. Je wilt iemand met allerlei problemen niet vermoeien met moeilijke vragen.

Mijn tijdelijke intrek bij mijn moeder was uiteindelijk ook en vooral een poging om dichter bij haar te komen. Wat ik niet verwacht had, was dat we vanzelf weer in de moeder-zoon-verhouding terechtkwamen zoals die twintig, vijfentwintig jaar geleden was. Ik zei bijvoorbeeld eens dat ik op een bepaalde tijd thuis zou komen en haar goedenacht zou komen kussen. Het liep uit dus ik was laat thuis, en toen bleek dat ze haar deur op slot had gedaan. Uit woede!’

In veel van je boeken speelt een moeder een belangrijke rol, zoals in Blauwe maandagen en De Joodse messias. Wat maakt deze moeder anders? Waarom werd juist Moedervlekken aangekondigd als het ‘moederboek’?

‘De moeders die ik beschrijf zijn natuurlijk altijd verschillend, maar voor mij zit er wel een zekere samenhang tussen mijn boeken en de verschillende moeders die daarin voorkomen. Toch ziet mijn uitgever dit boek echt als een omslagpunt in mijn oeuvre. Ook voor mij voelde het schrijven soms nieuw; niet eens vanwege mijn moeder, maar omdat ik Kadoke zo dichtbij vond komen. Het schrijfproces was emotioneler dan anders. Waar dat precies in zat, weet ik niet. Misschien wel in het thema: zelfmoord. Toen ik ter voorbereiding van dit boek meeliep op de nachtdienst van de suïcidepreventie in Rotterdam, vond ik dat onverwacht aangrijpend — terwijl ik bij mijn weten niet suïcidaal ben of ben geweest. Maar het is zó’n existentiële kwestie, de vraag of je wilt leven, en waarom dan.

Wat deze roman ook onderscheidt van mijn vorige, is dat hij minder grotesk is. Ik hou van het extreme en de overdrijving — dat hoort bij de roman, vind ik, en tegelijkertijd zegt het veel over onze werkelijkheid. Maar in dit boek zit het groteske al genoeg in de details, zodat de personages relatief normaal kunnen blijven. Bovendien had ik er, met onderwerpen als psychiatrie, zelfmoord en zorg, simpelweg minder behoefte aan. Het groteske is een manier om zaken draaglijk te maken; het kan leiden tot onthechting en een lach van bevrijding. De lezer én de schrijver kunnen zich op een afstand plaatsen, even op adem komen. In dit boek heb ik mezelf en de lezer die ruimte wat minder geboden.’

Dat een moeder een piemel heeft — dat vind jij niet grotesk?

‘Mijn moeder had een baarmoederverzakking. Ik heb haar maar heel weinig naakt gezien, maar toen ik jong was en eens naar de wc ging, zag ik haar, en die baarmoeder die eruit hing. Dat was voor mij een shockerend moment. Daar hangt een piemel! dacht ik. Later is ze ervoor behandeld en ik ben vaak mee geweest naar de gynaecoloog. Maar dat beeld is me altijd bij gebleven. En juist daardoor is het voor mij vrij realistisch.

Volgens Freud is de grootste schok voor een zoon dat zijn moeder geen piemel blijkt te hebben. Hoe kan dat, denkt de zoon, we zijn symbiotisch, maar zij heeft iets niet wat ik wel heb. Dat heb ik in dit boek willen omdraaien. Mijn moeder blijkt een piemel te hebben! Dat is eigenlijk een veel grotere schok. De piemel heeft in deze context niets seksueels meer, totaal geen erotische lading. Dat haalt het voor mij ook uit het groteske.’

Waarom moest de hoofdpersoon in Moedervlekken een psychiater zijn?

‘In de oerversie was Kadoke een statisticus. Nee, dacht ik op een gegeven moment, dat is voor een ander boek. Hij ging te veel lijken op de econoom Oberstein uit Huid en haar. Daarnaast wilde ik dat hij vanuit zijn beroep al iets wist over de zorg, voordat hij de zorg van zijn moeder op zich ging nemen. Het was een intuïtieve en logische oplossing — toen de psychiater er eenmaal was, had ik de rest van van het boek in een paar weken gecomponeerd.

Psychiaters zijn een fascinerende beroepsgroep: ze weten weinig en kunnen nauwelijks iets doen, en die machteloosheid intrigeert me.

Het interessante aan Kadoke is dat hij een professionele identiteit heeft waar hij zich achter verschuilt, de identiteit van de verzorger: iemand die voortdurend het leed van de ander niet zozeer tot het zijne maakt, maar zich er wel om moet bekommeren. Hij wordt geconfronteerd met vragen die nu ook zijn ‘eigen’ leven binnendringen. Psychiaters zijn een fascinerende beroepsgroep: ze weten weinig en kunnen nauwelijks iets doen, en die machteloosheid intrigeert me. Ik denk dat ik Kadoke nog wel eens laat terugkeren in een latere roman.’

In Tirza projecteert Hofmeester al zijn angsten op het vriendje van zijn dochter, in wie hij Mohammed Atta ziet; in Moedervlekken noemt Michette, het automutilerende meisje dat Kadoke bij wijze van therapie als bejaardenverzorgster bij hem in huis neemt, hem steeds Priklopil (de ontvoerder van Natascha Kampusch). Vanwaar dat anker in de werkelijkheid?

‘Grappig, dat heb ik helemaal niet aan elkaar verbonden. Er is natuurlijk ook een verschil: voor Hofmeester is Atta de grote vijand, voor Michette is Priklopil haar redder. Ze zegt letterlijk: ‘Je moet me beschermen tegen het leven, niet tegen de dood. Het leven is wat haar bang maakt. De ontvoering is de fantasie waard.

Ik ben op het idee gekomen omdat mijn vriendin vroeg: kan je me niet ontvoeren? Dat was een grap, maar de romantische fantasie van de ontvoering, de ontvoering zelf in de realiteit, en de relatie tussen ontvoerde en ontvoerder intrigeerde me. Het had ook iets surrealistisch: op het moment dat een patiënte aan een psychiater vraagt zich op die manier over haar te ontfermen, zoals Michette doet, kantelt de hele verhouding.’

Je hebt eens gezegd dat je moeder jouw muze is. Blijft ze dat?

‘Moedervlekken ben ik gaan schrijven toen mijn moeder al gestorven was. Het afgelopen jaar is ze, net als de jaren ervoor, een inspiratiebron voor mij geweest, en dat zal ze waarschijnlijk blijven. Maar voor mij is verliefdheid ook een vorm van muze. Ik kan me niet voorstellen dat ik verliefd word op iemand die mij niet inspireert. Je ziet dingen in de werkelijkheid, bij de ander, die je op ideeën brengen. In die zin is schrijven ook een manier om je in iemand anders te verdiepen.’