Arnon Grunberg
De Stem,
1997-04-18
1997-04-18, De Stem

Arnon Grunberg en de schaduw van de oorlog


Hans Rooseboom

Door de drukke Beethovenstraat in Amsterdam-Zuid rept zich een groepje van drie jonge mensen. De middelste draagt een witte badjas uit het Hilton-hotel, een hoed op het hoofd, een Churchill-sigaar in de mond. Aan zijn ene zijde loopt een mooi Argentijns meisje, aan de andere kant een iele jongen met krulhaar en een brilletje.

Dat is een van de onvergetelijke beelden van het boek Figuranten, de tweede roman van Arnon Grunberg. Het drietal draagt de namen Michael Eckstein, Elvira Lopez en Ewald Stanislas Krieg. Zij zijn 300 bladzijden lang de hoofdpersonen van Figuranten.

Driehonderd bladzijden jagen deze drie dolende zielen achter hun dromen aan. Het is een boek dat je nog dagen na lezing blijft bezighouden, een tragikomische en hilarische stortvloed van gebeurtenissen, meeslepend in z'n uitzichtloosheid.

Arnon Grunberg (Amsterdam, 1971) debuteerde in 1994 met Blauwe maandagen. Het boek was omstreden maar vestigde wel in een klap Grunbergs naam in de Nederlandse letteren. Blauwe maandagen werd toegejuicht door literaire grootheden als Maarten 't Hart en Martin Ros, hoewel een meerderheid van de kritiek de auteur indeelde in de hoek van de generatie Nix.

Blauwe maandagen had een voordeel: er gebeurt een hoop in, het is geen saai boek. En het blijkt de voorloper te zijn van Figuranten, een boek dat stukken beter is. Arnon Grunberg bewijst met deze tweede roman dat hij een schrijver is. Of inhoud en strekking van het boek je bevallen is een tweede, maar hij beschikt over de techniek om je aandacht 300 bladzijden vast te houden.

Pas op bladzijde 134 valt voor het eerst de naam Amsterdam als plaats van handeling. Maar ook daarvoor is het wel duidelijk dat het boek zich daar afspeelt. Preciezer: we zijn hier in Amsterdam-Zuid, evenals in Blauwe maandagen.

Binnen de enge grenzen van Beethovenlaan, Apollolaan en Beatrixpark speelt deze treurige geschiedenis zich af. Dit is een dorp waar alle bewoners elkaar kennen, zeker de mensen van dezelfde bevolkingsgroep, in dit geval de joodse. Pas op bladzijde 193 valt voor het eerst het woord 'joods'. Maar vanaf het begin weet je dat het om deze wereld gaat, in dit dorp waar de mensen Eckstein heten, Bercowitz, Meerschwam en Krieg.

Amsterdam-Zuid is de thuishaven van de uitgedunde en gehavende joodse bevolking van Amsterdam. Het is een wereld die wordt bevolkt door louter neuroten. De ouderen onder hen zijn stuk voor stuk kapotgemaakt door de oorlog. Ze worden door Grunberg afgeschilderd in de nadagen van hun ondraaglijke bestaan. De jongeren zijn opgegroeid zonder ouderlijk huis om op terug te vallen, ze zoeken radeloos naar liefde, of zijn gewoon mesjokke.

Arnon Grunberg verenigt Nathan Zuckerman en Alex Portnoy (creaties van Philip Roth) en Woody Allen in zich. Geen geringe namen, maar ze duiken ook op in de internationale persreacties op Blauwe maandagen, Grunbergs eersteling die in ongeveer alle Europese talen is vertaald. Net als de genoemde Amerikaans-joodse evenbeelden zijn de hoofdpersonen bij Grunberg neurotische jongens die niet willen deugen, die geen school afmaken, geen vak leren, bezeten zijn door seks, en in oorlog zijn met hun ouders. Wel hebben ze dromen, in het geval van Figuranten over de filmwereld, Hollywood. Maar de verwezenlijking van die dromen wordt gesmoord, al was het maar in alcohol. Opmerkelijk: drugs worden in de wereld van Grunberg niet gebruikt. Dit is een wereld van alcohol, genuttigd door jong en oud.

Grunbergs beschrijvingskunst mag er zijn. Die hele, groteske episode waarin de ouders Eckstein hun huis in Amsterdam-Zuid definitief komen ontruimen, op weg van Zwitserland naar Mexico, is van een hilarische humor en met geweldige vaart neergezet.

Hoewel er zeker in de eerste helft van het boek wel wat op Figuranten is aan te merken - veel van de bonte reeks scenes is overbodig, losse eindjes blijven hangen - redt de humor het, plus de snelheid waarmee het verhaal over de rails vliegt, uiteindelijk zonder te ontsporen.

De eigenlijke tragiek van het boek, dat zich in de jaren '80 en '90 afspeelt, is dat er nog altijd die reuzenschaduw van de oorlog overheen hangt. Alles in dit boek draait om een jongen die Krieg heet, en Krieg betekent oorlog.

Aan het eind van Figuranten zijn alle personages weg van de plaats van handeling, Amsterdam dus. De ouders Eckstein zijn vertrokken naar Zuid-Amerika, meneer Bercowitz is dood, Michael Eckstein en Elvira Lopez zitten in Californie en Ewald Stanislas Krieg is makelaar in New York. Ze zochten een hoofdrol, moesten een figurantenrol slikken, maar uiteindelijk zijn ze zelfs geen figurant. Hun leven speelt in het geheel geen rol.