Arnon Grunberg
Vrij Nederland,
1997-04-19
1997-04-19, Vrij Nederland

Theatergroep Kakelbont kent geen sterren


Annemiek Neefjes

Als de werkelijkheid miezerig is, dan ontsnapt Arnon Grunberg door er een grotesk feest van te maken. De figuranten trekken in 'Figuranten' voorbij in de rollen die ze menen te spelen, maar het is de schrijver zelf die schittert in het afbreken van het decor.

Arnon Grunbergs nieuwe roman geeft wat de titel belooft: figuranten. Hij barst zelfs bijna uit zijn voegen van de figuranten. Wie Grunberg een beetje kent, vanwege zijn debuut Blauwe maandagen uit 1994 of de stukken die hij sindsdien voor kranten en weekbladen schrijft, herkent meteen dat hij met de marginale positie die hij zijn personages geeft, zijn verhaal in een tragikomisch licht plaatst. Vrijwel iedereen in het boek, dat voor een belangrijk deel in de wereld van film, theater en producenten speelt, vindt van zichzelf dat hem de hoofdrol toekomt, of het nou in het stuk is dat gespeeld moet worden of in het leven zelf, maar Grunberg onthoudt iedereen die eer. Grunberg moet zich hebben afgevraagd hoe hij zijn ijzeren wet van de figurantenrol kon uitvoeren bij de verteller van het boek, de jonge Ewald Stanislas Krieg. Hij geeft Krieg ('van Totale Krieg') de in de acteurswereld ondankbaarste rol van de zwijgende figurant, maar voor de roman is het een uiterst vruchtbare positie. In zijn zwijgende aanwezigheid is hij een soort camera-oog, hij bestaat voor een belangrijk deel via de personages die hij volgt en gadeslaat. Ondanks dat Krieg zuinig is met expliciet commentaar, wordt met het navrante filter van zijn oog en de ironische hoek van waaruit hij naar de dingen en de mensen kijkt, de beschreven werkelijkheid natuurlijk toch zijn werkelijkheid, met scènes vol korte en onthutsend nietszeggende dialogen (vooral in de dialoog blinkt Grunberg uit) tussen halve en hele gestoorde mensen. Je staat versteld hoe absurd en ook miezerig de realiteit is, gezien door Kriegs ogen. Ondanks de miserabele wereld die je voorgeschoteld krijgt, maakt Grunberg er een féést van dwazen van, op de beste momenten. Er zijn ook gedeelten in het boek waar je doorheen zakt, zo dun en flauw zijn ze. Het is het euvel waar ook Blauwe maandagen aan leed: Grunbergs tomeloze verteldrift keert zich soms tegen hem.

Dat de zwijgende positie van Krieg niet alleen een trucje is ter wille van de roman, maar Krieg daadwerkelijk voortdurend over het hoofd wordt gezien, levert scènes op waar je van ellende vreselijk om moet lachen. Als hij aan tafel zit bij een eerste bijeenkomst van het theatergezelschap Villa Kakelbont, waar hij een rol krijgt als verliefde jongeman (drie keer per dag tien minuten), zegt de productieleider: '"Ewald Stanislas Krieg, wie is dat?" Iedereen begon om zich heen te kijken. "Ja, dat ben ik." Iedereen keek nu naar mij.' Uit de weinige informatie die je over hem krijgt, wordt duidelijk dat zijn buitenstaanderspositie te maken heeft met (in de loop van het verhaal alleen maar dieper wordende) weerzin én angst voor het leven, die twee gaan bij Grunberg hand in hand. Tegelijkertijd wil hij bij het échte leven horen en met dit verlangen bindt Grunberg hem aan Broccoli, en via Broccoli weer aan de Argentijse Elvira Lopez. Broccoli vertegenwoordigt voor Krieg de belofte dat glamour en Hollywood een haalbare kaart zijn. De bizarre paradox van Krieg is dat hij wil geloven dat het echte leven dat van beroemdheden en filmsterren is, een wereld van uiterlijkheden, een schijnwereld, een wereld die niet bestaat. Grunberg geeft Broccoli (die eigenlijk Michaël Eckstein heet), Elvira en Krieg net wat meer aandacht dan de andere figuranten. Hij maakt ze zo toch een beetje tot hoofdpersonen, maar de dubbele beweging is dat hij juist dit drietal het duidelijkst op hun plaats als figurant zet. In hun jacht naar succes vormen Broccoli, Elvira en Krieg een onafscheidelijk en hilarisch trio, Titaantjes van het grotestadsleven, verlangend, fantaserend, elkaar wijsmakend dat ze zich op een dag kunnen rekenen tot het gezelschap van acteurs om wie niemand heen kan. Vooral van de neurotische, steeds wanhopiger Broccoli maakt Grunberg een onvergetelijke figuur. Hij rent als een kip zonder kop van het ene naar het andere reclame- of productiebureau, dan weer roept hij dat ze een krant moeten maken die anders is dan alle andere kranten, hij wil van zijn femme fatale Elvira de nieuwe Marilyn Monroe maken (en hij neemt haar uiteindelijk mee naar Hollywood), hij richt een Vereniging voor Genieën op, hij bedenkt de wereldwijde geheime 'Operatie-Brando' en hij richt de Eckstein Company op: 'Dit is het begin, let op mijn woorden, dit is het begin'. Hoe meer de roman vordert, hoe krankzinniger zijn plannen worden, en er komt een punt dat de lach om zijn groteske daden verstomt nog voordat hij klinkt.

Anders dan Krieg geeft Grunberg Broccoli wel een achtergrond, en die is ook nodig om zijn blinde wanhoopsdaden begrijpelijk te maken. Figuranten]is geen psychologisch realisme, maar de kennis ever Broccoli's stinkendrijke maar akelig onverschillige ouders en zijn traumatische jeugd maakt zijn bezeten geloof in Hollywood-geluk wel voorstelbaar. Grunberg laat ook Elvira in een lange, verstilde monoloog voldoende over haar verleden vertellen om de cynische levenshouding die zij heeft te accepteren. Krieg leer je van het trio eigenlijk het slechtste kennen, hij blijft ongrijpbaar.

Zijn ongrijpbaarheid is precies ook de kracht van het boek. Grunberg laat hem Elvira en Broccoli als een schaduw volgen, waarmee hij tegelijk zijn eigen positie als schrijver uitbeeldt. Hoezeer Krieg zich ook verwant voelt aan Broccoli en Elvira, hoe graag hij zelfs gelooft in de droom waarin zij geloven, je voelt dat er afstand kiert: aan de ene kant het leven, aan de andere kant de schrijftafel. Het is niet voor niets dat als aan het einde van het boek Broccoli en Elvira naar Amerika vertrekken omdat het nú tijd is dat zij groot moet worden, Krieg besluit om achter te blijven, en zich terugtrekt in een gehuurd schrijfkamertje, zijn 'Führer-bunker'. Het lijkt erop dat Krieg en Elvira met hun vertrek het failliet van hun leven ondertekenen, ze hebben een uiterste punt bereikt, en cynisch gezegd (en ik denk ook zo cynisch bedoeld) kán Krieg achterblijven omdat hij het uiterste uit hun levens heeft gehaald. Het is vlak voor vertrek op het vliegveld dat Elvira hem 'een grote lieve lafaard' noemt.

Krieg lift in Figuranten met Elvira en Broccoli mee om het leven te leren kennen en tegelijk beschrijft Grunberg hoe hij zich een opvatting over kunst eigen maakt. Er wordt hier even hard gezocht naar hoe te leven als naar hoe te schrijven. Het is zelfs zo dat Grunberg er voortdurend op uit is de twee domeinen zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen. Als Krieg de verliefde jongeman speelt, ziet hij in waar het om gaat: 'Een paar minuten nadat ik mijn tekst was begonnen hoorde ik een mevrouw zeggen: "Die plaats is bezet". En even later: "U kunt er wel gaan zitten, maar ik zeg u toch dat mijn man zo terug komt van de wc". Hoewel ze fluisterde keek iedereen naar de dikke mevrouw. Ze hadden net als ik begrepen dat die dikke mevrouw oneindig veel interessanter was dan alle gesprekken tussen de vuurvogel en de jongeman.' Grunberg luistert een heel boek lang met een scherp oor naar de stemmen in de zaal. Alle decor breekt hij stelselmatig af. Iedereen met een sterstatus schrompelt in het oog van de zwijgende figurant ineen tot een miezerig hoopje mens. Drama bestaat hier niet, slapstick wel, en op de beste momenten is die hier even humoristisch als tragisch. Maar er is ook nog zoiets als liefde, zij het mondjesmaat, en uiteraard schuilend in details. In de schitterende 'sokkenscène' maakt Grunberg van Krieg en Elvira zijn Romeo en Juliet. Ze zitten in een restaurant en Elvira's pas gekochte sokken zakken voortdurend af en hij verdwijnt dan onder tafel: 'Dit had ik nog nooit eerder gedurfd en nu zat ik daar onder tafel en streelde haar benen, alsof ik mijn leven niets anders gedaan had dan onder tafels zitten en benen van dames strelen. "Arme sokken", mompelde ik, "arme sokken", we moeten ze begraven, ergens dicht bij zee. Wat is er toch met jullie gebeurt, sokken, dat jullie elastiek kapot is gegaan?'