Arnon Grunberg
Dagblad van het Noorden,
2000-04-07
2000-04-07, Dagblad van het Noorden

Op zoek naar fantoomgeluk


Rudi Kamminga

De titel van de nieuwe roman van Arnon Grunberg, Fantoompijn, heeft geen betrekking op concrete geamputeerde lichaamsdelen waaraan nog steeds geleden wordt maar op het ontbrekende levensgevoel van de hoofdpersoon, de schrijver Robert G. Mehlman. Hij is een tamelijk onthecht mens die het leven als een toneelstukje ervaart waarin je maar het beste kunt doen alsof je meedoet en waarvoor je ook het beste zelf de tekst kunt schrijven. Als hij bijvoorbeeld zijn minnares Rebecca in gedachten toespreekt, zegt hij: '... woorden kan ik op je loslaten die in het verleden hun effectiviteit hebben bewezen, zoals jagers hun honden loslaten, zo laat ik de woorden los. Maar wat ik voel is niets, of beter gezegd, ik voel dat er iets ontbreekt op de plek waar ik iets zou moeten voelen.'signalen meer.

Tijdens het lezen van het boek ga je je overigens wel afvragen hoe pijnlijk dit gemis eigenlijk is voor Robert G. Mehlman. Hij is niet het type dat de wanhoop in zijn leven echt onder ogen wil zien, veel liever zou hij willen verdwijnen uit zijn leven en elders opnieuw, met een schone lei te beginnen: 'Het beste is verdwijnen uit de levens van mensen en dan weer opduiken in de levens van andere mensen, voor wie alles nog nieuw is, voor wie de glans nog niet is vergaan, die nog de kracht hebben om in jouw goudverf goud te herkennen (..).' Je zou kunnen zeggen dat hij op zoek is naar fantoomgeluk. Mehlman is een lafaard, hij is zelf de eerste om het toe te geven. Een man die zichzelf uit woorden heeft opgebouwd en verbaasd is dat de buitenwereld er in is gaan geloven. Hij is getrouwd met een psychotherapeute, die hij aanduidt als de Droomprinses, hij woont op stand aan Park Avenue in New York en met een hele rits creditcards weet hij zijn inmiddels teruglopende inkomsten en snel groeiende schuldenlast te camoufleren. In plaats van aan een nieuwe roman te werken, gaat hij op stap met Rebecca, ook aangeduid als Het Holle Vat, met wie hij in chique limousines rondrijdt en geld vergokt. Zowel de terugblik op het leven met de Droomprinses als de rondreis met Het Holle Vat levert een flink aantal fraai-treurige taferelen en in al hun botheid tamelijk geestige dialogen op. Want al voelt Mehlman niks, andere mensen moeten hem beslist niet te na komen. In de ruzies tussen Robert en zijn vrouw is Grunberg op zijn best. Als hij haar wil verlaten, vraagt ze hem met wie ze dan nu nog een kind kan krijgen. Hij antwoordt: 'Weet ik met wie, ben ik directeur van de kinderfabriek, doe ik de distributie van de kinderen? Dat is toch jouw zaak met wie.'Deze in zijn gevoelsleven flink geblokkeerde man zou voer voor psychologen zou zijn, maar het gaat Grunberg niet om een in Freudiaanse termen uitgewerkt portret van Mehlman. Hij gebruikt zijn hoofdpersoon om zijn ideeën over het schrijverschap en de mens in het algemeen naar voren te brengen. Uit al zijn publicaties blijkt genoegzaam dat hij wereldverbeteraars wantrouwt en weinig moet hebben van schrijvers die hun waarde ontlenen aan de goede bedoelingen die in hun boeken tot uitdrukking worden gebracht. Mehlman kun je in dit licht zien als Grunbergs ideale schrijver. Hij is nergens op nobele motieven te betrappen en ziet het leven vooral als 'iets praktisch'. Dit soort gedachten drukken een stempel op de roman die daardoor maar ook door de raamvertellingconstructie (Mehlmans zoon Harpo vindt het manuscript van zijn vader dat het grootste deel van het boek uitmaakt en beschrijft aan het slot diens dood in een ziekenhuis in Rome) een gekunstelder en minder persoonlijke indruk maakt dan bijvoorbeeld Grunbergs debuutroman Blauwe maandagen uit 1994. Toch heeft hij ook dit nieuwe boek weer erg goed en stijlvast geschreven. Dankzij haarscherpe sfeertekeningen roept het leven van Mehlman ondanks alle ironie en nihilisme wel degelijk een zeker gevoel van tragiek, hier en daar zelfs melancholie op. Je kunt iemands verlatenheid heel goed treffen niet door grote woorden te gebruiken maar door de hotelkamer te beschrijven waarin hij zich bevindt. Wat het boek daarnaast een milde nasmaak geeft is het feit dat aan het slot duidelijk wordt dat Mehlman in zijn leven wel degelijk ook door liefde is omringd. Dat hij daar nauwelijks ontvankelijk voor is geweest, maakt hem tot een bittere, eenzame man. Het is alsof Grunberg wil zeggen dat je te ver kunt gaan in het afwijzen van goede bedoelingen. We kunnen misschien nog eens een mooie, humanistische roman van hem tegemoet zien.