Arnon Grunberg
Trouw,
2000-04-08
2000-04-08, Trouw

'Als er een verhaal in je zit, zit er geld in je'


Tom van Deel

Arnon Grunberg is in zeer korte tijd een veelgelezen en beroemde schrijver geworden. In 1998, vier jaar na zijn debuut 'Blauwe maandagen', werd hem al gevraagd het Boekenweekgeschenk te schrijven. Elke week staat er een feuilleton-achtig stuk van zijn hand in NRC Handelsblad onder de titel 'Grunberg rond de wereld' en een column in de VPRO-gids genaamd 'Yasha'. Ook schrijft hij wel paginagrote besprekingen in de krant, waarvan er een aantal werden verzameld in de essaybundel 'De troost van de slapstick'.

Zijn productiviteit is dus groot en dat heeft een voordeel, maar ook een nadeel. Het voordeel is dat we er steeds meer Grunberg bij krijgen en het nadeel is dat dan blijkt dat er veel van hetzelfde bij zit. De verhalen die hij vertelt zijn niet steeds dezelfde verhalen, dat bedoel ik niet, maar de manier waarop hij zijn verhalen vertelt, de toon en de stijl van vertellen, die zijn wel altijd hetzelfde. De manier van vertellen heeft het karakter gekregen van een maniertje, nog niet zo erg als dat bij Gerard Reve het geval is, maar het gaat in de richting.

Dit hinderde mij voor het eerst in het Boekenweekgeschenk 'De heilige Antonio' en nu hindert het mij weer in de nieuwe roman 'Fantoompijn', waarvan ik het gevoel heb dat ik het allemaal al eens eerder heb gelezen. Dat is natuurlijk strikt genomen onzin, maar het duidt er wel op dat Grunbergs vertelwijze een verzadigingspunt bij zijn lezers kan bereiken.

De hoofdfiguur van de roman, Robert G. Mehlman, is een ooit succesvolle schrijver, die nu zijn neergang beleeft. Zijn boeken worden verramsjt, maar hij blijft op grote voet doorleven en maakt enorme schulden. Wanhopig is hij in de werkelijkheid op zoek naar het verhaal dat hem financieel zal redden. Hij probeert die werkelijkheid zo te sturen dat zij hem een verhaal oplevert. Twee vrouwen moeten hem daarbij behulpzaam zijn: een dienstertje genaamd Evelyn en een Nederlandse, Rebecca, bijgenaamd 'Het Lege Vat'. De schrijver is van Nederlands-joodse afkomst en woont in New York.

De creatie van een opzienbarend verhaal, daar is Mehlman op uit en met Rebecca slaagt hij daar ook in. De sleutelpassage in deze is een vrij lange, niet uitgesproken monoloog: 'Ik wilde zeggen: 'Ik ben hier om over je te schrijven, Rebecca. Dat is de waarheid, ik ben hier omdat ik vermoed dat er een verhaal in je zit, en als er een verhaal in je zit, zit er geld in je, en als er geld in je zit, moet ik het eruit halen. In ruil kan ik je mijn obsessieve en onvoorwaardelijke aandacht aanbieden, tijdelijk natuurlijk, ik kan kleren voor je kopen en mijn gezelschap mag je hebben, eventjes, woorden kan ik op je loslaten die in het verleden hun effectiviteit hebben bewezen, zoals jagers hun honden loslaten, zo laat ik de woorden los. Maar wat ik voel is niets, of beter gezegd, ik voel dat er iets ontbreekt op de plek waar ik iets zou moeten voelen. Natuurlijk zullen we vreemden voor elkaar blijven, maar is dat niet de voorwaarde voor verliefdheid, Rebecca, en voor dat wat mensen met zoveel gemankeerde hartstocht liefde noemen? Dat je vreemden voor elkaar blijft, dat je elkaar juist niet leert kennen, dat de ander een zwart gat blijft waarvan alleen de contouren zichtbaar zijn, een zwart gat dat opgevuld dient te worden met fantasie? Is dat niet de onuitgesproken belofte van de verliefdheid: ik ben je fantasie die werkelijkheid wordt. Wie ik echt ben, zal verborgen blijven. Gesteld dat je uberhaupt iets echt kan zijn.''

Dit is een van de meer reflexieve passages in de roman. Het motief van de onkenbaarheid van mensen, altijd wel bij Grunberg aan de orde, zien we erin terug. Mensen zijn toneelspelers en de beste speler is hij die tegelijkertijd de regisseur is en controle blijft uitoefenen over het spel dat hij met de anderen speelt. De schrijver Mehlman bevindt zich in een periode van zijn leven, waarin hij de touwtjes niet meer helemaal in handen lijkt te hebben, ook al doet hij zich met limousine, dolle gokpartijen, dure cadeaus, lekker eten en veel hotelbezoek met zijn dames, heel anders voor.

Hij is de Grunberg-figuur bij uitstek: iemand bij wie de 'echte' gevoelens ver weg verstopt zitten en voor wie 'intimiteit' een vies woord is. 'Sommige mensen keken ervan op als je beweerde dat elk menselijk contact uitgelegd kon worden als een transactie waarbij iets gekocht en iets verkocht moest worden. Als ergens de wetten van de economie op toepasbaar zijn, dan toch wel op emoties.' Het is begrijpelijk dat de vrouw van de schrijver, hij is ook getrouwd, hem ziet als iemand die niemand tot zich toelaat. Zij is zelf werkzaam in de psychiatrie, vandaar dat er in deze roman nogal eens iemand uit het raam springt.

Het loopt met Mehlman onverwacht goed af, want hij stuit op zijn dooltocht met Rebecca op een vrouw die hem aan een grote hoeveelheid recepten helpt uit de Pools-joodse keuken. Het boek dat hij daaruit samenstelt wordt een wereldhit en in een mum van tijd is hij veelvoudig miljonair. Achterin de roman is een bibliografie opgenomen van Mehlmans werken en daarin verschijnt het kookboek in de 34ste druk. Ook staat daar als laatste 'Het Lege Vat en andere parels', een manuscript en nog ongepubliceerd. Dat is eigenlijk niet juist, want de roman 'Fantoompijn' bestaat, op het begin en het eind na (waarin de zoon van Mehlman aan het woord is), uit de tekst van dat ongepubliceerde manuscript. De zoon heeft het na zijn vaders dood gevonden en uitgegeven, zo moeten we ons dat voorstellen.

Het slapstick-gehalte van het boek is aanzienlijk. Er wordt weer veel in doorgedraafd en ook op het bekende randje. Het kookboek heet bij voorbeeld een keer kortweg 'Koken na Auschwitz' en als de schrijver met zijn liefje vijfduizend dollar aan het vergokken is, belt hij, nadat hij alle nummers die hij kent in het spel heeft ingezet, zijn moeder in Nederland op met het dringende verzoek hem ogenblikkelijk haar concentratiekampnummer door te geven.

Het is te begrijpen dat de zoon, die op zijn vader lijkt volgens Rebecca, weinig zin heeft om het leven zo op te vatten als zijn vader dat heeft gedaan of heeft moeten doen: 'Ik kan en wil niet in de werkelijkheid van mijn vader leven, omdat die werkelijkheid onleefbaar is.' Onleefbaar is die werkelijkheid, gelezen deze roman, alleen niet voor mensen als zijn ouders, die 'niet goed snik' zijn, zo zegt hij zelf. Onleesbaar is zo'n onleefbare werkelijkheid als roman al helemaal niet, maar dat wisten we al ruimschoots uit Grunbergs vorige werk.