Arnon Grunberg
NRC Handelsblad,
2002-07-05
2002-07-05, NRC Handelsblad

De zinnen bungelen in het niets


Hans Goedkoop

Hoeveel pseudoniemen Arnon Grunberg (1971) ook mag aannemen, herkenbaar zal hij altijd blijven, want zijn stijl is onverwisselbaar als een irisscan. De springerige denktrant. De korte zinnen. De herhalingen daarvan vooral, met komisch gevolg, en meest nog wel de onbehagelijke leegte die daar ogenblikkelijk op volgt. Geen schrijver die een zin zo peilloos in het niets kan laten bungelen, heel even, als een voorbode van het zwarte gat waarin de dromen van zijn personages straks zullen verdwijnen. En al helemaal geen schrijver die dat kan alsof het niet de minste moeite kost en stijl geen kunst is maar natuur. Wat niet betekent dat Grunberg ook meteen een goede schrijver was. Blauwe maandagen leed als geheel wel erg aan de sensatie die je uit de losse zinnen opdoet. Overal was leegte, alles was bij voorbaat al vergeefs, en het verhaal van de schlemiel die zijn gedroomde liefde inruilt voor betaalde dames miste daardoor een noodzakelijke spanning, voor de held zowel als voor de lezer.
Dat tekort heeft Grunberg in de loop der boeken overwonnen door zich naar twee kanten te ontwikkelen. Enerzijds kijkt hij met meer erbarmen naar zijn helden als ze in de leegte van het leven tegen beter weten in toch naar een thuis zoeken, waardoor zijn humor feller schrijnt en zijn verhaal aan tragiek wint. Anderzijds kijkt hij met meer ernst naar die leegte en stelt zich de vraag hoe je dan wel zou moeten leven, als je in de werkelijkheid niets te winnen hebt.
Voorlopig hoogtepunt van die ontwikkeling is Grunbergs laatste roman Fantoompijn, met een held die een tactiek heeft om de leegte van het leven af te schudden. Robert G. Mehlman, bestsellerauteur, stileert zichzelf zoals hij dat zou doen bij een romanheld. Zwiert van restaurant naar lounge en casino, imponeert daarmee de mensen om hem heen en zet de werkelijkheid zodoende losjes naar de hand van zijn verbeelding.
Dat heeft iets van opgewekte hedendaagse variatie op het wereldbeeld van W. F. Hermans. Er is in de werkelijkheid geen houvast, geen lot of God of doel of zin. Maar het besef dat er dus niets is om je serieus voor in te zetten leidt niet tot neerslachtigheid, integendeel, het redt je uit de ernst des levens en schept ruimte voor vrij spel. Je wentelt je in ficties en geniet als je het leven daarmee te slim af bent. Nihilisme omgeturnd tot fun.
Er zit alleen een adder onder het gras. Want Mehlman mag zijn rol nog zo goed spelen en na woelige verwikkelingen waarin hij zijn greep op het spel dreigt te verliezen zelfs tot definitieve winnaar uitgroeien, de keerzij is dat alles in zijn leven spel wordt. Niets vertegenwoordigt nog een waarde, hij is een 'verramsjte man', en zijn verzinsels plaatsen hem zo ver buiten de werkelijkheid dat hij die alleen nog voelt door een gemis eraan. Fantoompijn. Om hem heen is leegte.
Daarmee is de cirkel rond en Grunberg terug waar hij begon. Maar met een cruciaal verschil. De spanning die bij zijn debuut ontbrak is opgelaaid. Er valt in het bestaan nu iets te winnen en verliezen. Er bestaat iets dat een spel heet, maar waar het leven letterlijk van afhangt? Voor de schrijver Mehlman, maar ook voor de schrijver boven zijn hoofd. Ook hij speelt, met ons lezers, en al net zo listig als zijn held. Hij blijft maar winnen.