Arnon Grunberg
Leeuwarder Courant,
2000-04-21
2000-04-21, Leeuwarder Courant

Tûkerjende nawerking


Atte Jongstra

Arnon Grunberg heeft een mooi, goed boek geschreven. Dat verbaasde me. Met zijn eerdere romans ('Blauwe maandagen', 'Figuranten') liep ik niet zo weg. Maar wat je wel vaker ziet: een schrijver doet er even over om het juiste evenwicht te zoeken.

Grunberg is zo'n schrijver. In zijn nieuwste roman 'Fantoompijn' zijn de clowneske, dolle, soms Woody Allenachtige capriolen nog steeds van de partij, maar ditmaal met de dubbele laag van alle goede clowns: peilloze, existentiële ellende onder het masker van de lol.

Het is in het begin even schrikken in 'Fantoompijn'. Al vrij snel komen we in een lange brief terecht en epistels in romans Ik weet het niet, het werkt nooit zo goed. Romans die helemaal uit brieven bestaan - Betje Wolff en Aagje Dekens 'Sara Burgerhart' is er een beroemd voorbeeld van - kom ik nauwelijks doorheen.

Gelukkig gaat Grunberg snel verder met zijn verhaal en dat hij die brief opnam - van vader Robert Mehlman aan zijn zoon Harpo - blijkt al snel noodzakelijk. Het grootste deel van 'Fantoompijn' bestaat uit het door zoon Harpo geredigeerde, autobiografische manuscript van Robert Mehlman, een schrijver die door de royalties van zijn bestseller heen is en het ene gat met het andere vult. Als de financiële nood het hoogst is ontdekt hij een bemiddelde weduwe die een rijk archief bezit vol gerechten uit de Pools-Joodse keuken. Mehlman stelt er een kookboek uit samen, 'Koken na Auschwitz' geheten, het wordt zijn tweede bestseller.

Dat is in drie zinnen de inhoud van 'Fantoompijn', een roman over gemis. Zoon mist vader, vader mist het vermogen tot de liefde, diens vrouwen missen hun geliefde, iedereen is op een of andere manier zijn of haar verstand kwijt. Men leeft maar wat, voor een belangrijk deel is het bestaan van alle personages in 'Fantoompijn' bodemloos en misschien komt het zoeken van vader en zoon Mehlman naar de geschiedenis van hun voorzaten wel allemaal neer op het zoeken naar vaste grond om op te staan.

Dat de man die de uiteindelijke historie van de Mehlmans de wereld in zendt Harpo heet (naar de meest clowneske van de drie Marx-brothers) is beslist geen toeval, gezien alle gekken in 'Fantoompijn', en misschien moeten we nog een autobiografische link leggen: kijk naar een foto van Grunberg, denk een hoedje op zijn krullen en je ziet Harpo Marx.

Schaterend lees je deze roman met de titel die de lading zo goed dekt, al vergeet je bij dat schateren de lading nu en dan. Bonte verwikkelingen, krankzinnige scènes, laconieke toon. Na de laatste bladzijde pas begint de ernst tot je door te dringen. Niet in één klap, langzaam. Voor de pijnlijke manier waarop Grunbergs 'Fantoompijn' nawerkt ken ik slechts het Friese woord: tûkerjend. Daarmee wordt Grunbergs belangrijkste boek tot nog toe van hilarisch tot aangrijpend.