Arnon Grunberg
De Standaard,
2000-04-13
2000-04-13, De Standaard

Het kraslot


Eva Berghmans

Het is weinigen gegeven: een boek schrijven dat in wezen intriest is, en je toch doet grinniken van begin tot einde. Arnon Grunberg bewees eerder al, met Blauwe maandagen en Figuranten, dat hij gevoel voor tragikomedie had, maar nog nooit kwam dat zo mooi uit de verf als in zijn nieuweling, Fantoompijn. Arnon Grunberg heeft zijn voorliefde voor ratés in zijn proza nooit verborgen. In zijn debuutroman Blauwe maandagen doolde de ik-figuur van hoer naar hoer op zoek naar liefde; in zijn tweede roman Figuranten waren de acteerambities van de hoofdfiguren veeleer aandoenlijk dan hoopvol. Met Robert G. Mehlman zet Grunberg in zijn nieuwe roman Fantoompijn zijn aanstekelijkste tragikomische held totnogtoe neer. De basisingrediënten van Mehlmans leven zijn weinig verbluffend: hij kende ooit groot succes met zijn debuutroman 268 op de wereldranglijst, waarin hij met zijn vader, Aron Mehlman, afrekende. Aron ging er prat op dat hij een beroemde tennisspeler was, maar in werkelijkheid was hij levenslang geschorst omdat hij een tegenstrever in de kuit gebeten had. De ambitieuze romancyclus die volgt op het debuut, flopt en wordt verramsjt. Mehlman heeft geldproblemen, heeft hooglopende ruzies met zijn vrouw, houdt er een paar minnaressen op na en maakt zijn vrouw tegen zijn zin zwanger. Niet onbelangrijk detail: hij is een Nederlander, maar woont in New York, net als Grunberg zelf. Deze loser onderscheidt zich van een doorsnee antiheld door de overtuiging en de glamour waarmee hij ten onder gaat. Niets is hem te gek; alles wat hij doet, is over the top. Zijn vrouw en hij leven op zes creditcards, maar dat weerhoudt hem er niet van een potentiële, niet eens interessante minnares mee te tronen naar Atlantic City om te gokken. In een gehuurde limousine nog wel, met waterbed, al had Mehlman daar niet op gerekend toen hij zijn "secretaris" om een limousine vroeg. Hij trekt een paar weken met Rebecca rond; waarom weet hij zelf niet. "Op de vraag waarom was maar één antwoord mogelijk: 'Omstandigheden, en geen verzachtende.'" Hij geniet ervan als hij een limousine kan laten voorrijden, zogezegd door zijn privéchauffeur; hij vermeit zich niet in het vooruitzicht het bed te delen met de verblufte vrouw; maar wel in het toneelstukje dat hij naar eigen aanvoelen weer eens perfect geregisseerd heeft. Mehlman is niet zozeer een schrijver als wel "een producent van waanvoorstellingen". Hij is een megalomaan, die zichzelf bij elke gelegenheid opnieuw uitvindt. Daarin verschilt hij dus niet van de vader, met wie hij afrekende in zijn debuutroman. Sociale conventies en maat zijn aan hem niet besteed. Mehlman heeft ook zijn volstrekt eigen manier om verveling te doden: "Ik had het kraslot een maand of vier geleden ontdekt, er ging weinig boven het kraslot had ik al besloten, als het om bezigheidstherapie ging. Soms moet ik met collega's van mijn vrouw uit eten, dan kocht ik voor iedereen een stuk of tien krasloten. Die gaf ik ze na het hoofdgerecht. Ik vind het altijd weer mooi te zien wat het kraslot in mensen wakker maakt. Bovendien spaart het conversatie; mensen die krassen spreken niet." Hij is creatief, maar een slappeling; zijn persoonlijkheid schikt zich naar de omstandigheden. Je kan hem onmogelijk ernstig nemen; elke overtuiging of stelregel die hij poneert, krijgt iets komisch. Grunberg kan hem daardoor onbeschroomd met onzinnigheden en clichés laten gooien, zonder dat dat ergernis wekt. Grunbers gevoel voor ironie wil dat Mehlmans vrouw in een psychiatrische kliniek werkt. "Prinses Sprookje" noemt Mehlman haar, zelfs als het sprookje allang in een nachtmerrie ontaard is. Ze gaat haar man hoe langer hoe meer als een psychiatrisch geval beschouwen. Erger nog, stelt hun zoon, Harpo Saul vast: 'Volgens mijn moeder stond de psychiatrie machteloos als het om Robert G. Mehlman ging. Ieder mens zou dit waarschijnlijk als een belediging hebben opgevat, maar mijn vader dacht dat het een compliment was. 'De eerste therapeut die mij kan genezen, neem ik op in mijn testament,' heb ik hem horen zeggen." Harpo Saul leidt Mehlmans laatste boek, Het Lege Vat en andere parels, in en uit. Harpo lijkt een tamelijk evenwichtige jongeman, maar in het licht van zijn vaders manuscript is dat bijna ondenkbaar.


Zijn grootvader werd afgeschreven als tennisspeler, zijn vader is een mislukt schrijver en hij wordt ongetwijfeld een tweederangsfotograaf. De publicatie van zijn vaders manuscript is waarschijnlijk zijn eerste manoeuvre om van zichzelf een mythe te maken. Fantoompijn is een aaneenschakeling van waanvoorstellingen; de wereld volgens Mehlman is niet meer dan een forum voor mooie verhaaltjes, een laboratorium voor schrijversondrezoek: "Ik zei weleens iets alleen om te kijken hoe mensen reageerden. Toen ik dat een keer aan mijn vrouw vertelde, begon ze te huilen." Of nog: "Ze moest niet schrikken van zichzelf, ze moest niet boos zijn, ze wist toch wat ze deed toen ze met mij mee was gegaan, ze wist de voorwaarden voor mijn aandacht, ze wist wat ik aanbood en wat ik wilde hebben, en ze was slim genoeg om te weten dat ze haar leven in de uitverkoop had gedaan. En ze had kunnen weten dat ik de koopjesjager was, op zoek naar levens in de uitverkoop." Fantoompijn is de pijn die mensen voelen aan een geamputeerde arm of een been dat er niet meer is; de fantoompijn in dit boek is de pijn van de American Dream die aan scherven gevallen is. Mehlman bestrijdt de tristesse die zijn leven vol blunders met zich meebrengt met almaar gekkere uitspattingen. Het baat niet; het wordt altijd erger, immers: Het geheugen moet wel een ziekte zijn, een koorts die ondanks honderd koude washandjes maar niet wilde doven." Hij gaat ten onder, maar met verve. Meer dan eens kreeg Grunberg in het verleden het verwijt naar het hoofd geslingerd dat hij cynisch en nihilistisch proza schrijft. Een compilatie van Mehlmans uitspraken over de Liefde en het Leven en een eenvoudige beschrijving van de plot die kunnen die kritiek ondersteunen. Maar daar draait het niet om, Mehlman zelf zou ongetwijfeld zeggen dat rond Fantoompijn de "geur van existentiële eenzaamheid" hangt. Robert en Rebecca (zijn vrouw noemt haar "het Lege Vat") dwalen niet samen rond omdat ze het zo goed met elkaar kunnen vinden. Ze hebben elkaar zo goed als niets te zeggen. Ook uitspraken als "probleem was alleen dat ik al tijden het gevoel had dat leven iets was waaruit je wakker moest worden" laten zich gemakkelijk bestempelen als "nihilistisch". Maar het is de God van het Missen die regeert over Fantoompijn. Al de tijd dat Mehlman naar eigen zeggen bezig is zijn vrouw te verlaten, belt hij haar, schrijft hij haar en wijdt hij heel wat beschouwingen aan haar. Grunberg maakt van het lege vat dat Mehlmans universum is, sprankelend proza. Hij heeft de stijl die hij al in zijn debuutroman hanteerde, geperfectioneerd. Een Grunberg-zin is laconiek, sec, speels en spreektalig. Zelfs iemand die zijn zelfmoordplannen uiteenzet, klinkt bij Grunberg niet zwaarmoedig. Je kan je bij tijd en wijlen aan de plot van dit roadboek ergeren - dat twee mensen die elkaar niet het "meest opwindende gezelschap" vinden desondanks samen aan een geïmproviseerde toch door Amerika beginnen, zag ik bijvoorbeeld heel even met lede ogen aan - maar dat belet niet dat er weinig boeken bestaan met zo'n hoog grinnikpotentieel. Grunbergs dialogen zijn dikwijls pure slapstick, en om die toon te kunnen treffen, heeft hij zijn groteske personages nodig. De passage waarin Mehlman door een bediende van Visa wordt aangepord om zijn openstaande rekeningen te vereffenen, is onbetaalbaar. Als hij dan toch een wanbetaler moet zijn, wil hij een "speciale wanbetaler" zijn. En reken maar dat die bediende meneer Robert G. Mehlman niet licht zal vergeten. Juist doordat de personages zo losgeslagen zijn, wordt dit feel good-proza. Hoe mislukt alle figuren ook zijn, je voelt je nooit ongemakkelijk tijdens de lectuur van Grunbergs proza. Zijn stijl en fantasie houden je aandacht en lachspieren daarvoor te veel gaande. Je weet dat het nooit nog goed komt met Mehlman - het onverwachte succes van het literaire kookboek De Pools-joodse keuken in 69 recepten. Koken na Auschwitz zal daar niets aan veranderen; het geluk met Rebecca is ook maar van korte duur - maar zijn haast optimistische incasseringsvermogen maakt zelfs het bittere einde licht verteerbaar. Grunberg heeft met Mehlman een personage gecreëerd dat zijn compleet eigen zin voor humor en zijn bitterzoete verbeelding volledig recht doet.