Arnon Grunberg
Nederlands Dagblad,
2004-09-24
2004-09-24, Nederlands Dagblad

Hoe moet ik leven?


Rien van den Berg

ls er een boek is dat de afgelopen dagen stof deed opwaaien, is het De joodse messias van Arnon Grunberg. Deze week verscheen Emoticon de nieuwe roman van Jessica Durlacher. Het is in veel opzichten de spiegel van het boek van Grunberg. Dit boek is wél de moeite waard.

Alle overeenkomsten in dit boek met bestaande personen en/of gebeurtenissen zijn onopzettelijk en berusten op toeval, schrijft Jessica Durlacher in het colofon bij haar boek. Onzin natuurlijk. Je kunt eenvoudig alle overeenkomsten met bestaande personen en gebeurtenissen opsommen en dan betogen dat het nauwelijks nog toeval kan zijn. Het gaat erom (het gaat er ook Durlacher om) dat je het verhaal moet blijven lezen als een roman. In zijn jubelende, paginagrote recensie van De joodse messias in NRC Handelsblad rakelde toprecensent Pieter Steinz nog eens op wat Arnon Grunbergs grootste zorg was in de dagen na 11 september, in zijn woonplaats New York. Waar moest hij nu een tent vinden waar hij een beetje lekker kon eten? In de roman van Jessica Durlacher ontkomt hoofdpersoon Ester Michaels op een haar na aan een terroristische aanslag in Jeruzalem. De ochtend erop staat alles in het hotel klaar voor een luxueus ontbijt. "Het zoeken met de zilveren lepel in het bordje gesneden fruit naar het zachtste en sappigste stukje, het breken van de knapperige broodjes om in het mollige hart het voorgevormde klontje boter te pletten - en dan het openen van de mond met grage smaak, toehappend in de wetenschap dat dit een gerechtvaardigde buitenkans was die niet lang zou duren. / Allemaal ondenkbaar voor Ester. / Schreiend ter aarde zinken om kordaat door een vader- of moederfiguur te worden opgepakt en in bed gestopt - dat was wat ze nu wenste. Dat alles weer goed zou zijn."

Alle overeenkomsten in Durlachers boek met bestaande personen of gebeurtenissen zijn natuurlijk louter toevallig, maar inhoudelijk zet deze romanpassage de hakken in het zand tegen Grunbergs attitude. Durlacher voelt de kritiek al aankomen, en ook haar hoofdpersoon is een intelligente vrouw. Daarom besluit zij de passage met een paar formuleringen die Grunbergs kritiek al bij voorbaat pareren: natuurlijk is schreien om iets dat je niet overkomt misschien pathetisch, natuurlijk komt geen vader of moeder je meer in bed frommelen, want je bent volwassen en dan helpt zoiets niet meer. Niet meer tegen dit soort rauwe realiteit, in elk geval. Natuurlijk zal niets ooit weer goed zijn. Toch kun je met dezelfde werkelijkheid heel anders omgaan dan Grunberg doet.

Goedkoop

Op dezelfde voorpagina waarop Pieter Steinz nagenoeg kritiekloos zijn liefde aan het boek van Grunberg verklaart, stond een paar weken eerder een betoog van een andere NRC-coryfee. Hans Goedkoop betoogde daar dat een recensent op zoek moet naar meer dan alleen een esthetische beoordeling van het boek. De criticus moet, zo luidt Goedkoops basisstelling, zichzelf in het geding brengen. Want de hamvraag die een lezer aan het boek stelt is toch: hoe moet ik leven? Schrijvers bieden een visie op de werkelijkheid, stellen vragen aan de orde en laten hun romanfiguren omgaan met die vragen. Goedkoop zegt, met andere woorden: uit een boek spreekt een levensbeschouwing, en de recensent moet verslag doen van wat het geboden wereldbeeld met hem doet. Nu stelt Goedkoop met nogal wat pathos dat hij zijn nek daarmee op het hakblok legt, alsof hij de eerste zou zijn die deze visie op literatuur en literatuurkritiek omarmt. Dat valt een beetje tegen voor een historicus met de brede belezenheid van Goedkoop. Dat hij niet weet dat het Nederlands Dagblad nooit voor een estheticistische literatuurbenadering is gevallen, mag hem misschien niet verweten worden. Maar de Utrechtse literatuurcriticus Jos Joosten betoogde onlangs hetzelfde in een essaybundel, en zijn eigen NRC-collega Anna Tilroe betoogde hetzelfde al eens aan het einde van 2002. Over de beeldende kunst, in dat geval: Goedkoop had dat moeten weten, en niet moeten doen alsof hij een soort eenzame voorhoede vormt.

Dat neemt niet weg dat hij natuurlijk volstrekt gelijk heeft: 'Literatuur zonder levensbeschouwing is bloedloos', schreef Hans Werkman jaren geleden al in deze krant. Neerlandicus Sybe Bakker concludeerde daaruit, in zijn boek over de omgang met literatuur, dat het lezen van een boek een levensbeschouwelijke vuurproef is. Oftewel: een boek dat het leven moet veranderen. Onder die titel verscheen het stuk van Goedkoop onlangs in boekvorm.

De Grunbergrecensie van Steinz bewijst ondertussen wel dat het inzicht van Goedkoop bepaald geen gemeengoed is. Steinz komt, aan het eind van heel veel loftuiting, tot de vaststelling dat zijn waardering voor De joodse messias waardering voor Grunbergs stijl is, en niets dan de stijl. Achter zijn prominente, ellenlange jubelzang gaat een verbluffende leegte schuil.

Religieus gebied

Beide boeken bewegen zich op religieus gebied. Grunberg door het thema (hij laat iemand geloven dat hij de messias is), Durlacher door de lokatie (Jeruzalem) en de hoofdpersonen (die allemaal op een of andere manier met hun Joodse identiteit worstelen). Bij Grunberg is de religieuze dimensie zo absurd dat hij nergens een serieus appèl aan de lezer doet. Ester, Durlachers hoofdpersoon, bestudeert dagboeken. Ze schrijft ook zelf een dagboek, dat niet voor het publiek bestemd is. Hoewel, ze hoopt uiteindelijk wel op één lezer. "Maar toch... hoop ik op een soort alleswetende strandjutter die de flessen met mijn boodschappen zal vinden. Word ik tenminste door één iemand gekend." Haar gesprekspartner kijkt haar een paar lange seconden aan. Bijna serieus, schrijft Durlacher, en ze laat Ester zichzelf afvragen of ze dronken is. Dan antwoordt Raphael: "Een alleswetende strandjutter - dat kan er maar eentje zijn lijkt me. Nu begrijp ik waarom je je ongemakkelijk voelt: dat klinkt religieus!" Waarop Ester antwoordt: "Ik voel me volstrekt op mijn gemak,' zei ze, 'En religieus ben ik niet." De romans van Grunberg en Durlacher verschillen niet in hun a-religiositeit. En ze hebben meer gemeen. Ook Durlacher gelooft niet in een samenhang en een betekenis in de werkelijkheid zelf. Dat Grunberg zijn romans doorspekt met vette, ranzige, doelloze seks is bekend. In Durlachers roman lijkt al evenmin een remming aanwezig op een dierlijk toegeven aan driften. Maar Durlacher erkent dat de mensen altijd op zoek zullen blijven naar iets van waarde, dat ze altijd proberen om overeind te blijven in een betekenisvolle manier van bestaan - of ze daar in geloven of niet. Haar romanpersonages verkennen elk op een eigen manier de opties daartoe.

Blijven lachen

Grunberg beschrijft een absurde wereld. Zijn roman bestaat uit een collage randfiguren die je in de werkelijkheid nooit in zo'n concentratie aantreft. Zelfs in daartoe ingerichte ziekenhuizen moet je goed zoeken naar figuren die ziek zijn in de mate waarin Grunbergs voltallige romanbevolking ziek is. Durlacher beschrijft een absurde wereld. Haar roman bestaat uit een verzameling mensen van vlees en bloed. Mensen die wel weten dat de werkelijkheid eindeloos complex is, mensen die niet geloven dat die werkelijkheid samenhang en betekenis heeft - en al helemaal niet dat er een God is die haar in zijn hand houdt - maar die wel proberen om in die absurde, uitzichtloze werkelijkheids iets van menselijkheid overeind te houden. Welke ruimte is er voor emotionaliteit in een wereld die daar eigenlijk te ziek voor is? Gevoelens maken je zwak - zijn gevoel voor een vermeend vriendinnetje kost een van Durlachers hoofdpersonen het leven- maar de romanfiguren bij Durlacher weigeren, elk op zijn of haar manier, gevoelloos te leven. Grunberg geeft het op. Hij beschrijft een absurde wereld en zwelgt erin. Hij vereenvoudigt de hele zaak voor de lezers en zegt: zo zit het, al zijn de grapjes nog zo ziek, al is er geen vreugde te vinden, altijd blijven lachen. De wereld is kapot, en de taak van de schrijver is in zalige eenvoud des harten, ook de hardnekkige illusies kapot maken. Datzelfde had Grunberg, onder het pseudoniem Marek van der Jagt, echter al beweerd in Gstaad 95/98. Dit nieuwe boek is dus, behalve te makkelijk en te goedkoop, ook zinloos. Of je moet er zin in zien om steeds weer hetzelfde te zeggen. In zijn roman De asielzoeker, momenteel in de running voor de AKO Literatuurprijs waagde Grunberg iets. Daarin zette hij zijn eigen wereldbeeld op het spel door de hoofdpersonen in zijn absurde universum op hun eigen absurde manier te laten vasthouden aan 'illusies' als mededogen en trouw. Daar was zijn literatuur het waagstuk dat literatuur moet zijn. Alleen als hij op dat spoor verder gaat, blijft hij als schrijver interessant.Durlacher geeft het niet op. Tegen kans op kans laat ze haar hoofdpersonen proberen iets menselijks overeind te houden. Ze maakt de werkelijkheid niet makkelijker dan hij is en weigert toch te vallen voor de goedkope oplossing van Grunberg. Voeg daarbij dat Durlacher stilistisch niet veel voor Grunberg onderdoet, dat ze beduidend intelligenter is in het bouwen van haar plot (Grunbergs roman is een lukrake en al snel vermoeiende aaneenschakeling van scenes), en dat ze een aanmerkelijk groter (want niet fictief) probleem tot onderwerp van haar roman maakt. Voeg daar nog aan toe dat Durlacher niet vervalt tot de publiciteitsstunt van Grunberg, integendeel haar boek gewoon laat varen op eigen kracht, en het zal duidelijk zijn welke roman de voorkeur moet krijgen. Volgend jaar zal het literaire prijzencircus zich moeten buigen over twee monumentale romans. Het is te hopen dat de jury's de afgrondelijke leegte van de Pieter Steinzen dezer wereld en het gehypete succes van Grunberg zullen trotseren en de moed van Durlacher zullen belonen met een prijs die haar toekomt.