Arnon Grunberg
de Volkskrant,
2021-08-26
2021-08-26, de Volkskrant

Zelda wil mannen verlossen. Maakt dat haar een slaafs meisje of juist een sterke vrouw? ★★★★☆


Bo van Houwelingen

Hoe het afloopt met het meisje dat de hoofdrol speelt in De dood in Taormina, verklapt de titel al. De nieuwe roman van Arnon Grunberg (1971) wordt verteld vanuit het graf. Zelda (de naam betekent ‘geluk’, bij Grunberg is de ironie nooit ver weg) ontrafelt hoe het komt dat haar 26-jarige lichaam ergens op een rommelig veldje in het Siciliaanse kuststadje Taormina begraven ligt.

Het begint bij haar moeder, die naar Canada vertrekt als Zelda 8 is. Zelda blijft met haar vader achter. Als ze haar moeder gaat bezoeken, zit ze in het vliegtuig als een unaccompanied minor; te lezen als eenzame mineur, een postume toonsoort bij uitstek. Als een luchtpostpakketje wordt Zelda door de stewardess overgedragen, moeder moet tekenen voor ontvangst – symboliek is weleens subtieler verpakt. Dat geldt ook voor het afscheid: Zelda krijgt van haar moeder een rugzak mee vol souvenirs, die zo zwaar is dat ze achterover valt. Kijk, dit meisje is klaar voor een getroebleerd leven.

Als tiener wordt Zelda de ‘lokeend’ van een jeugdbende. Terwijl haar vader thuis verdrietig op zijn elektrische orgel zit te spelen (ook de wrange humor is nooit ver weg) gaat zij de straat op om oude mannen te lokken, die vervolgens door de andere bendeleden beroofd worden. Zelda is een goede lokeend, de rol is haar op het lijf geschreven, want, legt ze uit: ‘Hoe leger je bent, hoe sneller de mensen op je afkomen. Alleen omhulsel, meer hoef je niet te zijn.’

En leeg is Zelda, dat zie je terug in haar ambivalente houding ten opzichte van alles wat ze onderneemt. Over haar vader: ‘Ik heb me een tijdje in zijn karakter verdiept, omdat ik het zielig vond dat niemand dat deed.’ En: ‘Ik begon fanatiek te beachvolleyballen, daarna kwamen andere hobby’s die niet lang standhielden en vervolgens begon de rest van mijn leven.’ Hieruit spreekt een enorme gelatenheid: of je je nou in iemands karakter verdiept of op beachvolleybal gaat, in wezen maakt het niets uit. Daarmee is Zelda een ultiem Grunbergpersonage: iemand die toneelspeelt in het eigen leven, een beetje zoals de schrijver (die ooit werd afgewezen voor de toneelschool) dat zelf ook doet, als hij uitprobeert hoe het is om kamermeisje/bejaardenverzorger/masseur te zijn.

Dat Zelda leeg is, wil niet zeggen dat ze geen moraal heeft; ze is wel degelijk bezig met goed en kwaad. Zo belooft ze haar bezorgde vader plechtig dat ze niet meer zo roekeloos zal leven. Al lijkt de belofte niet te ontspruiten uit een geplaagd geweten, maar is het een zakelijke beslissing die ze neemt en waaraan ze zich houdt omdat het nu eenmaal afgesproken is.

Ze denkt na over de mogelijkheid een goede lokeend te zijn, goed in morele zin. En zo dient zich een levensinvulling aan: het aantrekken van mannen die iets nodig hebben – liefde, bevestiging, hulp – om hen vervolgens te verlossen, te helpen hun verlangens te baren. Ze wordt ‘de vroedvrouw van het verlangen’.

Ze krijgt een relatie met Jona, een oudere acteur, en een affaire met Per, een jonge jongen die het denkt te gaan maken als scenarioschrijver. Beiden zijn nogal heftige types, Jona met zijn lange theatrale monologen, Per met zijn arrogante inborst. Ze hebben veel tekst, deze mannen, doen allerlei beweringen over de wereld, het leven en vooral over zichzelf. Zelda is de put waarin ze hun praatjes spuwen, het lijf waarin ze hun zaad lozen, een leeg doek waarop ze hun verlangens projecteren. Het lijkt haar niet te deren, sterker nog: dit is wat ze ten diepste wil. Meer ambitie dan het de mannen naar de zin te maken heeft ze eigenlijk niet.

Ik moest tijdens het lezen denken aan Sweet November, een vrij slechte romantische film uit 2001, waarin Charlize Theron de moeder aller manic pixie dreamgirls speelt, namelijk de terminale Sarah die het om onduidelijke reden een goed idee vindt om haar laatste levensdagen te besteden aan het ‘helpen’ van wildvreemde, moeilijke mannen, door ze voor een maand in huis te nemen en dan leuke dingen met ze te doen (samen in bad, rennen over het strand, etc). OK, but what’s in it for you? Die gedachte komt ook op als Zelda besluit dat ze de dolende Jona ‘minder dolend, minder eenzaam’ zal gaan maken, als ze zichzelf ‘hulpverlener’ noemt, als ze verklaart dat ze Pers genot het allerbelangrijkst vindt. Waarom toch? Ja, om haar ‘leegte’ te vullen, maar kan dat niet ook op andere manieren? Met een interessante baan? Een gezellig huisdier? Therapie desnoods?

Grunberg is ook niet gek, die weet best dat we inmiddels van kunst verlangen, om niet te zeggen eisen, dat de vrouwen die erin opgevoerd worden méér zijn dan dienend en/of decoratief. Maar provocateur Grunberg is wel de laatste die zich daar iets van zal aantrekken. Toch blijft de vraag knagen wat hij nou met deze roman wil zeggen.

Vanwege de borrelende symboliek, de plechtige aforismen (‘de doden wonen in hun eigen onherbergzame fantasieën’ – wat betekent zoiets?) en de cultuurkritische voetnoten hier en daar – en ook vanwege Grunbergs heerlijke absurdisme, zijn vloeiende stijl, zijn gewaagde scènes – ben je al snel geneigd te geloven dat je iets wezenlijks aan het lezen bent, iets goeds, iets waars. Maar wat dan?

Mogelijk ligt het antwoord in het woordje ‘eigenlijk’ waarop meermaals de nadruk wordt gelegd. ‘Ik ben eigenlijk een heel net meisje’, zegt Zelda. En: ‘In het woord ‘eigenlijk’ zit het hele verhaal, het verlangen, de verwarring, het noodlottige misverstand.’ Het is een sleutelwoord dat een paradox aanwijst: het lijkt zus, maar eigenlijk is het zo. Het lijkt alsof Zelda alleen vervulling vindt in het dienen van mannen, maar eigenlijk dienen zij háár.

En verdomd, wie goed leest merkt dat Jona en Per in feite helemaal niet zo op Zelda zitten te wachten. De relatie van Jona en Zelda overtuigt geen moment, in hoeveel zoetsappige en grootse woorden die ook beschreven wordt, ook al verschansen ze zich heel romantisch met rode wijn en elektrische dekens op een zeilboot (waarmee ze niet kunnen varen, dat zegt al genoeg). Jona noemt hun liefde zelfs voortdurend ‘geen liefde’. Per probeert onder seks uit te komen door stellig te beweren dat hij het alleen in de middag doet, of nooit met een volle maag. Zo ondernemen de mannen pogingen om aan Zelda te ontsnappen, maar telkens worden ze weer naar haar toe getrokken, alsof ze door haar betoverd zijn. Zelda wil leven in een fantasie die Jona en Per moeten verwezenlijken en ze krijgt nog haar zin ook.

Zou het dus kunnen dat we hier geen roman lezen over een leeg, slaafs meisje, maar over een machtige, autonome vrouw? Toch blijft het wringen: zelfs als Zelda eigenlijk de macht heeft, dan nog gebruikt ze die macht enkel om mannen mee te manipuleren en is er niets anders dat haar leven de moeite waard maakt.

Maar wat dan nog? Wat als het werkelijk je diepste verlangen is mannen te behagen? Mag dat niet? Is dat slecht? Niet per se, het is alleen een beetje triest. En onverstandig: met Zelda loopt het immers niet goed af – is dat de les die Grunberg ons wil leren? De dood in Taormina is een roman die ergernis opwekt en daarmee uitlokt tot onderzoek: waar komt dat geërgerde gevoel vandaan? Irritant maar eigenlijk heel fascinerend – classic Grunberg.