Arnon Grunberg
NRC Handelsblad,
2006-09-22
2006-09-22, NRC Handelsblad

Wie is die man die de tonijn snijdt; Voor het eerst laat Arnon Grunberg zijn romanfiguren het werk doen


Arjen Fortuin

In zijn nieuwe roman bestuurt Arnon Grunberg zijn personages als in een 19de-eeuwse roman. 'Tirza' gaat over de bevrijding van het beest uit de burger.

'Weet je wie wij zijn' fluistert ze in zijn oor. En even steekt ze haar tong in zijn oor. 'Weet je wat wij zijn, wij met zijn tweetjes Wij zijn kapot.' Ze spreekt het woord uit als iets geils en fijns, alsof het ongekend opwindend is om kapot te zijn. Het mooiste en lekkerste wat er op de wereld is. Iets wat normaal gesproken alleen is weggelegd voor fotomodellen en filmsterren. Kapot.'

Uit Arnon Grunberg: Tirza

Twaalf jaar geleden was een jonge schrijver te gast in het praatprogramma van Sonja Barend om het te hebben over zijn debuutroman. De presentatrice was onder de indruk van het boek en van de jongen, al had ze ook moederlijk-pedagogische aandrang. Dat hij toch wel erg onaardig over zijn ouders had geschreven. De andere gast aan tafel, minister Hedy d'Ancona, liep over van de moederliefde voor de jonge schrijver. Ze leek hem voor altijd te willen koesteren. Ze leek hem op te willen eten.

Zo begon Arnon Grunberg zijn literaire loopbaan: als lastige, maar veelbelovende zoon. En ook in romans als Blauwe maandagen, De geschiedenis van mijn kaalheid, Gstaad 95-98 en De joodse messias staat de worsteling tussen een moeder en een zoon centraal. Waarbij de zoon steeds vooruit wil, weg van die moeder - zonder dat het duidelijk is of het juist de opvoeding à la Sonja is of de liefde à la Hedy die hij als het verstikkendst ervaart.

En ook als moeders een minder prominente rol speelden, was het perspectief in Grunbergs romans steeds gelijk: jonge mannen met ambitie, overduidelijk op weg naar iets. Waarschijnlijk een mislukking. In zijn eerste romans (Blauwe maandagen, Figuranten en Fantoompijn) leken die mannen veel op Grunberg zelf, zoveel dat het soms moeilijk was om te bepalen waar het nihilisme van zijn personages ophield en dat van de schrijver begon.

De eerste grote overgang in Grunbergs werk kwam met De geschiedenis van mijn kaalheid, gepubliceerd onder het pseudoniem Marek van der Jagt. Dat boek had veel weg van het soort semi-autobiografie dat Grunberg daarvoor ook schreef, maar nu was de schrijver verzonnen. De roman markeerde Grunbergs afscheid van zichzelf als personage. Dat zette hij door in zijn andere twee 'centraal-Europese' romans, Gstaad 95-98 en De joodse messias. De hoofdpersonen uit die romans lijken niet op Grunberg, en ook niet veel op andere mensen die je op straat wel tegenkomt. Ze lijken eerder weggelopen uit een psychologische proefopstelling, freaks bij wie dicht aan de oppervlakte ligt wat bij andere mensen verborgen gaat onder welopgevoede uiterlijkheid. Zoals de eerste drie Grunbergs bij elkaar horen, horen deze drie bij elkaar.

De asielzoeker, drie jaar geleden verschenen, markeert een andere draai in het werk van Grunberg: de held van dat verhaal, Beck, is voor het eerst een man die zijn toekomst achter zich heeft liggen. Het fiasco waar de eerdere Grunberg-helden naartoe onderweg waren, had hij al meegemaakt. Beck heeft geen ambitie meer en wil zichzelf 'weggeven'. Die wisseling van perspectief, en de prominente rol van een dodelijke ziekte, gaf De asielzoeker een dramatische kracht die de eerdere romans van Grunberg niet hadden.

En nu is er Tirza. De hoofdpersoon van Grunbergs achtste roman heeft veel weg van Beck uit De asielzoeker. Ook deze Jürgen Hofmeester hoeft niet meer zo nodig: 'Wat hem troostte aan zijn bestaan was dat het achter hem lag.' Dat geldt bijvoorbeeld voor zijn beroepsleven, hij is ex-redacteur vertaalde fictie bij een uitgeverij. Ontslagen is hij niet, daarvoor was hij te oud. Ze hebben hem gewoon weggestuurd. Sindsdien hangt hij overdag rond op Schiphol, alsof hij daar iemand moet uitzwaaien. Als hij terugkijkt op zijn leven ziet hij 'kleine, tamelijk onbeduidende nederlagen. Geen grote, een uitzondering daargelaten.'

Is Tirza dus meer van hetzelfde Nee, daarvoor is Grunberg een te trotse en te serieuze schrijver. En een veel te ambitieuze. Het opmerkelijke van zijn schrijverschap is juist dat hij sinds hij als wonderkind werd binnengehaald, hij weliswaar met stunts en gimmicks steeds weer de aandacht wist te trekken, maar dat hij zich tegelijkertijd met iedere roman verder heeft ontwikkeld.

Het grote verschil tussen de Hofmeester en de eerdere Grunberg-hoofdpersonen is dat het nu niet draait om een zoon met een moeder, maar om een vader. Met een dochter, Tirza. Een vader, bovendien die lééft voor die dochter. De roman begint aan de vooravond van het eindexamenfeest van de dochter. Niet lang daarna zal zij met haar vriend Choukri naar Afrika trekken. Hofmeester heeft de laatste jaren met haar alleen in huis gewoond, nadat zijn echtgenote een nieuw leven is begonnen met een jeugdliefde op een woonboot. Een oudere dochter is al eerder naar Frankrijk vertrokken om daar een bed and breakfast te bestieren, tot ontzetting van de vader.

Hofmeester beschouwt zichzelf als een modelvader: beschermen en opvoeden, daar draait het om. Hij kookt goed, converseert met de vriendinnen van zijn dochter, doet niet moeilijk als hij haar vriendjes in de badkamer aantreft en geniet van haar hoge cijfers en haar cellospel. Van jongs af aan heeft hij haar alles willen leren wat van belang is. Hij las haar als kind al Dostojevski's Aantekeningen uit het ondergrondse voor, want: 'Als je als puber het nihilisme doorzag, hoefde je er later niet meer doorheen.' Hij beschouwt haar als hoog-hoogbegaafd en, eerlijk is eerlijk, haar cijfers zijn ernaar. Ze wonen in 'het beste postcodegebied' van Amsterdam.

Daar vindt ook de openingsscène van de roman plaats, in volmaakte burgerlijke vrede: vader snijdt de tonijn voor het feest, hij heeft een cursus 'Zelf sushi en sashimi maken' gevolgd. De avond belooft zwoel te worden, hij heeft er zelfs aan gedacht dat er in de schuur ruimte is voor gasten die zich even terug willen trekken.

Er is maar één vuiltje aan de lucht. Een week eerder is de echtgenote teruggekomen. Niet uit belangstelling voor haar dochter of uit liefde voor haar man maar omdat ze wist dat hij haar niet weg zou sturen. Dat doet Hofmeester inderdaad niet, hij is immers beleefd en correct.

De lusteloze hereniging van de echtelieden levert een aantal prachtige scènes op. Niet zozeer die waarin de dochter op nogal voorspelbare wijze haar moeder afwijst, maar die waarin de teruggekeerde moeder probeert weer tot Hofmeester door te dringen. Zonder plan, maar met de moed der wanhoop - zoals dat bij Grunberg vaak gebeurt.

Ze sart hem, ze knijpt hem, ze toont hem haar borsten. Vergeefs. Ze probeert hem te beledigen door te zeggen dat ze hem nooit aantrekkelijk heeft gevonden. Hij begrijpt haar niet: 'Het beest. Dat is aantrekkingskracht.' Hij geeft geen krimp: 'Het beest in ons is dood.' Voor de seks geldt dat inderdaad, maar als zij daadwerkelijk haar lippen op de zijne drukt, geeft hij haar een klap. Ze haalt haar gelijk: 'Zie je wel [...] Het klopt niet. Het beest in je is niet dood, het is weer wakker. Ik heb het wakker gemaakt.'

Het zal achteraf de cruciale scène uit het boek blijken te zijn: Tirza gaat over de bevrijding van het beest uit een voorbeeldige burger. Voor wie het werk van Grunberg een beetje kent is dat een voor de hand liggend thema, maar het opmerkelijke aan Tirza is de ingenieuze wijze waarop hij zijn boodschap aan de man brengt. De roman is zonder twijfel de meest precieze en complete die Grunberg schreef. Nog niet eerder hield hij de compositie van een boek zo strak in handen, zette hij de bouwstenen van zijn verhaal zo precies neer en knoopte hij de lijntjes allemaal zo zorgvuldig aan elkaar - tot in de Namibische woestijn. Dat dwingt grote bewondering af, al brengt al dat vertoon van vakmanschap met zich mee dat Tirza weliswaar de spannendste roman van Grunberg is, maar niet de avontuurlijkste.

Voor die gedachte heb je echter pas na afloop tijd. Want Tirza is geen roman die je snel weglegt. Grunberg schrijft geduldig maar dwingend. De ontmanteling van de beschaafde burger Jürgen Hofmeester gaat in fasen, fasen waarvan je je als lezer amper bewust bent en waar de hoofdpersoon al helemaal geen idee van heeft. Die ziet alleen kleine, op zichzelf staande mislukkingen: hoe hij weggestuurd werd op zijn werk, hoe hij zijn oudste dochter van zich vervreemdde, hoe hij een kolossaal bedrag verloor in een hedge fund, hoe hij meende de liefde af te kunnen schaffen.

Belangrijker zijn de nederlagen die te maken hebben met zijn lievelingsdochter. Eerst hoe Tirza een veel gewoner meisje blijkt te zijn dan hij zich voor kon stellen. Op het hoogtepunt van zijn opvoeding, krijgt zij een eetstoornis. Hij wil haar opvoeden, maar zij wijst zijn sturing af. Dan heeft hij alleen het liefhebben nog over, het beschermen. Het moment dat hij beseft dat hij ook daar een nederlaag zal lijden is het tweede breekpunt in het boek.

Dat vindt plaats op het eindexamenfeest, als hij Tirza's vriendje voor het eerst ontmoet. Deze Choukri is een in alle opzichten voorbeeldige Marokkaanse jongeman: goede baan, goede manieren, vriendelijke conversatie. Hofmeester ziet echter maar een ding: Choukri lijkt als twee druppels water op Mohammed Atta.

Als je dat voor het eerst leest, lijkt het een beetje flauw. Maar de impact op het gemoed van Hofmeester is kolossaal. Want wat hij ziet is een jongeman waarin het beest schuilt.

En niet zomaar een beest, realiseer je je als lezer. Want de echte Mohammed Atta was aan de buitenkant een even vriendelijke, beschaafde jongeman. Voorbeeldig, tot 11 september 2001. De consequentie is dat wat de brave Choukri ook zal ondernemen, Hofmeester zal dat altijd zien als een dekmantel, als een voorafschaduwing van wat deze tweede 'Atta' zal aanrichten. Een confrontatie is onvermijdelijk.

Hofmeesters angst voor het verlies van zijn dochter wordt zo verbonden met de angst voor échte terroristen. Op dezelfde manier draagt de ondergang van zijn hedge fund, door de bank toegeschreven aan 'de wereldeconomie' bij aan de paniek van de hoofdpersoon. Maatschappelijk gevaar gaat in Tirza geruisloos over in persoonlijk gevaar en wie eenmaal gevangen is door de angst is niet meer te temmen. Dat dat evenzeer voor staten als voor mensen geldt, had Grunberg je als lezer een paar jaar geleden waarschijnlijk hardhandig ingepeperd, maar Tirza onderscheidt zich vooral doordat de schrijver zich zo nadrukkelijk op de achtergrond houdt. Er staan weinig grappen in de roman, weinig expliciete provocaties.

Jürgen Hofmeester is Grunbergs meest geloofwaardige personage tot nu toe - het doet bijna pijn om over hem te lezen. Dat heeft te maken met de moraal van Hofmeesters opvoeding van Tirza, het voorlezen van Dostojevski, met de gedachte dat als je het nihilisme vroeg genoeg doorziet, je er later niet mee doorheen hoeft. Hofmeesters troost was steeds dat vormelijkheid, inschikken en accepteren een mens voor het grootste ongeluk kon behoeden. Die illusie wordt hem in de loop van de roman ontnomen. Aan van alles kan een mens ontsnappen, maar niet aan zijn eigen destructiedrang.

Tirza is de eerste roman waarin Grunberg zijn personages al het werk laat verrichten, waarin het samenspel tussen de karakters datgene is wat ertoe doet. Ze worden door de schrijver bestuurd als in een 19de-eeuwse roman. Als door een vader, ook.

Grunberg ongebonden

Alleen al om zijn acht romans in twaalf jaar en evenveel andere boekpublicaties geldt Arnon Grunberg (1971) als een veelschrijver. Maar even indrukwekkend is de hoeveelheid tekst van Grunberg die niet in boekvorm verschijnt: Al meer dan tien jaar schrijft hij de column Yasha in de VPRO-gids. Die zou bij een ander goed zijn geweest voor minstens vijf bundels in Sinterklaastijd. De bijlage Boeken van NRC Handelsblad publiceerde het 48-delige feuilleton Elke dag zwaardvis. Van de meer dat tweehonderd afleveringen van de rubriek 'Grunberg rond de wereld' belandde slechts een derde in de bundel met die naam. De bundels De troost van de slapstick en De techniek van het lijden bevatten slechts een klein deel van de essays die Grunberg schreef voor het Cultureel Supplement van deze krant. De wekelijkse 'brieven' aan bekende en onbekende mensen die hij voor het Vlaamse HUMO schrijft Het handvol korte verhalen dat jaarlijks in verschillende literaire tijdschriften verschijnt. De column die Grunberg jarenlang iedere week voorlas voor de VPRO radio.