Arnon Grunberg
De Standaard,
2006-09-22
2006-09-22, De Standaard

Mohammed Atta!; Arnon Grunberg in topvorm


Matthijs de Ridder

De nieuwe van Arnon Grunberg zou wel eens de roman over de Lage Landen van na elf september 2001 kunnen zijn. Hij toont een onrustwekkend portret van onze gezapige samenleving.

Sinds september 2001 heeft het kwaad een gezicht. Of zelfs een aantal gezichten. Je kiest er maar eentje uit. Bijvoorbeeld Mohammed Atta, de piloot van het eerste vliegtuig dat in het World Trade Center vloog. Maar Atta is slechts een naam, een acteur die wij hebben ingehuurd om de ondankbare rol van het kwaad te spelen. Hij is een handige bliksemafleider, een manier om de aandacht af te wenden van het echte probleem, het ware kwaad dat in onszelf huist. Arnon Grunberg ontmaskert dit kwaad in zijn nieuwe roman Tirza, een onrustwekkend portret van de blanke middenklasse.

Goede romans heten wel on-Nederlands te zijn, of on-Vlaams. Daar wordt uiteraard mee bedoeld dat ze het bedenkelijke niveau van de Nederlandstalige literatuur overstijgen. Het zijn bovendien boeken die verder kijken dan de navel van de schrijver. Veel verder meestal. Over de landsgrenzen.

Arnon Grunberg is van alle Nederlandstalige auteurs wellicht de minst Nederlandse. Hij woont in New York en schept er genoegen in zijn ongemakkelijke personages in een Duitstalige omgeving te plaatsen of een hang naar het Oosten van Europa mee te geven. De tragiek van de menselijke soort is zijn onderwerp en die komt blijkbaar het beste tot zijn recht in een omgeving waar zwaar behangpapier met donkerbruin motief de norm is.

Maar nu is er Tirza, tegelijkertijd een super-Nederlandse en toch allesbehalve navelstaarderige roman. Sterker nog: Tirza doet een goede poging om de roman over het Nederland, het West-Europa van na elf september 2001 te zijn.

De hoofdpersoon van Tirza, Jörgen Hofmeester, jaagt de Nederlandse Droom na. Die droom is een verre afgeleide van de American Dream. Een hele verre afgeleide, want het draait niet om ongebreideld succes als gevolg van gedurfd handelen. Hofmeester is erin geslaagd om door middel van een uiterst geslepen en spaarzaam financieel beleid een tikkeltje boven zijn stand te kunnen leven. Wat heet een tikkeltje: hij is maar een simpele redacteur bij een literaire uitgeverij en woont toch in de Amsterdamse Van Eeghenstraat, aan de rand van het Vondelpark. Hollandser kan niet.

Dat geldt ook voor Hofmeesters geestelijke huishouding, die is al even opgeruimd als zijn administratie. Hij is getrouwd (zij het niet gelukkig, maar ook dat is standaard) en heeft twee dochters, die de modieuze upperclass-namen Ibi en Tirza hebben gekregen. Niets is goed genoeg voor zijn dochters. Vooral zijn oogappel Tirza mag het aan niets ontbreken. Op haar tiende leest hij haar Dostojevski en Tolstoj voor, hij moedigt haar aan om vlijtig cello te studeren en laat geen gelegenheid onbenut om te benadrukken dat ze hoogbegaafd is. Kortom, Joergen Hofmeester is de architect van een modelgezin. Iedereen zit er warmpjes bij en wat nog veel belangrijker is: hij weet wat hoort en nog veel beter wat niet hoort.

Maar als je alles voor elkaar hebt, kan het ook weer kapot. Dat begint al bij de constructie van het geluk. Er is iets zo fundamenteel mis in de gedachtegang van Hofmeester dat zijn harmonieuze wereldbeeld gelijk begint te wringen. Het zit hem in zijn pijnlijke conformisme, het inzichtloze aanvaarden van zijn mislukte persoonlijkheid in de moderne wereld.

Grunberg heeft geen beschrijvingen nodig om de lezer dit te laten voelen. Het boek is er tot in de kleinste details van doordrongen. Al vanaf de eerste pagina verzeilt de lezer in de gewrongen wereld van een in patronen en dwangmatigheden gevangen geest. Dit uit zich eerst en vooral in de overcomplete en zich steeds herhalende taal, waarin zowel het onvermogen om de moderne wereld te kunnen volgen als de vernietigende kracht van dwanggedachten wordt geetaleerd. Hofmeesters mantra's geven zijn dagelijkse leven een leeg en naar karakter. Zijn conformisme draagt tot in de dreinerigste uithoeken van de taal van de burgerman.

Tegelijkertijd stort ook in het verhaal de idylle langzamerhand in elkaar. Eerst ontvalt zijn oudste dochter hem, als hij haar betrapt met de huurder die hij om financiele redenen in huis heeft gehaald. Zijn eigen huwelijk gaat snel bergafwaarts en als klap op de vuurpijl blijkt Tirza de haar opgelegde spanning niet aan te kunnen. Een eetstoornis is het gevolg. "Zo leefde de familie Hofmeester aan het begin van het nieuwe millennium."

Geen situatie is zo ernstig dat er geen nieuw evenwicht kan worden gevonden. De echtgenote verdwijnt, plotseling, Ibi verlaat het ouderlijk huis en Tirza geneest. Het gezin is teruggebracht tot een werkbaar minimum. De onbegrensde liefde van de vader voor zijn dochter is de enige overlevende van wat ooit in het hoofd van Hofmeester een idylle heette. Seksualiteit is allang verworden tot een noodzakelijk kwaad dat letterlijk via een achteringang in de donkere illegaliteit wordt verworven (in de persoon van een Ghanese werkster). Tirza en vooral Tirza's toekomst, haar erfenis, is Hofmeesters enige houvast.

Het begin van het nieuwe millennium heeft nog een onaangename verrassing in petto. Met twee ferme klappen wordt de wereldhandel aan het wankelen gebracht en Hofmeesters zo gegeerde financiele onafhankelijkheid geveld. Het gaat hem allemaal boven zijn pet. Het zijn niet te vatten fenomenen die binnendringen in zijn wereld. Toch is er een uitleg voorhanden. Het gaat om mensen die de westerse waarden, zijn waarden, niet delen en met desastreuze middelen hebben ingegrepen in de natuurlijke loop der dingen. Het gemakkelijkste van al is dat er zelfs een naam op te plakken valt: "Mohammed Atta zat hierachter, Atta had Hofmeesters hedge fund onthoofd."

Dit is de zoveelste door de goegemeente ingegeven conclusie die Hofmeester tot in al zijn desastreuze gevolgen doortrekt. Het is Atta die het juist op zijn geld voorzien had en zo blijkt niet alleen op zijn geld. Tijdens het eindexamenfeestje van Tirza ontmoet hij voor het eerst zijn dochters Marokkaanse vriendje, Choukri. Het is al een zware klap dat zijn dochter iemand heeft gekozen die zijn blanke waarden niet deelt, de genadeslag krijgt hij toegediend als hij beseft waarvan hij zijn schoonzoon in spe meent te kennen: "Mohammed Atta. Als twee druppels water. ... Mohammed Atta is in mijn huis. Atta is gearriveerd. Atta is herrezen." Hofmeesters rol als man in het leven van Tirza is definitief uitgespeeld. Die fakkel moet hij doorgeven aan de jongen die in naam een nieuwe vader is ("atta" betekent vader), maar die in de ogen van Hofmeester zijn dochter alleen in de armen van het ongeluk kan drijven.

Het is uiteraard een fantasie van Hofmeester, een waan die niet meer uit zijn hoofd wil. Maar het is Grunbergs grote verdienste dat dit verhaal op een heel verontrustende wijze exemplarisch is voor de wereld na 9/11. Het is het hysterische Westen dat rondtolt in een logica van goed en kwaad, waarin het (grotendeels vermeende) kwade met een nog veel groter en uit fatsoen geboren kwaad wordt bestreden. Het zijn niet de extremisten die gevaarlijk zijn, daar zijn er maar enkele van, het is integendeel de burgerman die, redenerend volgens zijn waarden- en normenpatroon, voor het grootste gevaar zorgt. Het grote gevaar schuilt namelijk in het gemak waarmee een voor de maatschappij zeer belangrijke klasse valt voor een perfide logica.

Wat Tirza tot een grote roman maakt, is de uitgebalanceerde compositie. Elk woord meer dat wordt gespendeerd aan de loop van het verhaal, verpest het leesplezier voor eenieder die zich wil laten verrassen door de lang verstopte plot. Maar er schuilt een nog veel gevaarlijker schoonheid in het boek en dat is de alledaagsheid, die oer-Nederlandse, die doodgewone westerse levenshouding, die de voedingsbodem blijkt te zijn voor een totaal verknipte maatschappij in de wereld zonder Twin Towers. Het is een akelig prachtig beeld van uw samenleving, waarmee Arnon Grunberg u kwetsen komt.