Arnon Grunberg
Haagsche Courant,
2001-04-21
2001-04-21, Haagsche Courant

Grunberg verdedigt hele mensheid


André Matthijsse

Het is een niet echt gelukte redenering, maar Erasmus is van Rotterdam, Rotterdam is culturele hoofdstad van Europa 2001 en dus mag Arnon Grunbergs lofzang op de mens als ondertitel 'Lof der Zotheid 2001' voeren. 'De Mensheid zij geprezen' heet het boek van Grunberg. Waar is, dat het in de beste traditie van de lichtzinnige spot is geschreven. Erasmus hekelde in zijn 'Lof der Zotheid' de zeden van het begin van de 16de eeuw. In zijn inleiding wijst hij er op dat de satire al door de Grieken werd beoefend. Polycrates stak de loftrompet over de wrede Busiris, Glauco schreef een lofrede op de onrechtvaardigheid. Niets is zo pikant als de zotste dingen met een ernstig gezicht te behandelen. Spot drijven met je medemens is toegestaan, vond ook Erasmus. Daarom laat hij Moria (Grieks voor zotheid) als personificatie van de tijdgeest een lofrede afsteken op de dwaasheid. Arnon Grunberg op zijn beurt stelt zich goed geluimd op als verdediger van de mens. In zijn lofrede op de mensheid staat deze in de beklaagdenbank wegens slecht gedrag. Maar geen nood voor cliënt mens. Grunberg staat naast hem, veegt de vloer aan met het bewijsmateriaal en prijst juist dát in de mens, wat nog nooit prijzenswaardig is gevonden. Waar Erasmus talloze citaten van antieke auteurs in Moria's lofrede verwerkte, worden bij Grunberg meestentijds moderne schrijvers en filmers opgevoerd. Hun boeken en films zijn hier getuigenissen, zeg maar getuigenverklaringen, tegen de mens, die door de verdediger listig worden gebruikt om de onschuld van zijn cliënt aan te tonen. Ruim tweehonderd jaar na de 'Lof der Zotheid' publiceerde Jonathan Swift - die wij kennen van het tot kinderboek gedegradeerde 'Gulliver's Travels' - een 'bescheiden' voorstel om te voorkomen dat kinderen van arme mensen tot last van hun ouders en hun land worden. Een goed gevoed eenjarig kind is uiterst smakelijk, dus zet kindervlees voortaan maar op de kaart. Grunberg citeert Swift met instemming. Swift wilde de armoede bestrijden door baby's op te eten. Dat is humaan vergeleken met De Sade die straatkinderen van straat plukte om ze tijdens een orgie uit elkaar te trekken. Grunberg: 'dan zeg ik: Tatata, was dat echt nodig?' Overigens constateert Grunberg, dat met de huidige luchtvaarttarieven elke werkloze zich een orgie met een paar zwerfkinderen kan permitteren; 'laten we de vooruitgang niet te hard afvallen'. Grunberg wil van geen kwaad weten. Wat nu genot, wat nu wreedheid. Hoezo oorlogen. Is dat die arme mens aan te rekenen? Dat is toch alleen maar het beeld dat van de mens geschetst wordt? Lees die boeken, kijk die films er maar op na! In Dostojevski's 'Misdaad en straf' loopt het personage Raskolnikov walgend door de straten van St. Petersburg en wat krijgt de mens te horen: 'dat ben jij'. Degenen daarentegen die de mens wilden voorstellen zoals hij werkelijk is, zijn weggehoond. Hun werk wordt kitsch genoemd, hun boeken keukenromans, pulp. Maar, zo zegt advocaat Grunberg, onder de dekmantel van de esthetiek konden de perverselingen hun gang gaan. En de arme mens is er zo door van streek geraakt, dat hij wat hij las is gaan imiteren. Niet de kunst imiteert het leven, het leven imiteert de kunst, aldus Grunberg. Bovendien moeten we redelijk blijven. Vluchtelingenproblematiek schuld van de mens? Best, maar vergeet niet dat het Hoge Commissariaat voor de vluchtelingen een uitvinding van diezelfde mens is. En je kunt de mens de oorlog verwijten, het Rode Kruis komt toch ook maar van hem. De kracht van de satire zit in haar werkelijkheidsgehalte. Grunberg wijst op de getuige Carol Reed en zijn film 'The Third Man' over Harry Lime die zich verrijkt in de handel in penicilline. Mensen tellen niet voor Lime. Vanaf het reuzenrad gezien zijn ze slechts puntjes. 'Mensen?' vraagt Harry Lime, 'regeringen denken niet in die termen en ik ook niet'. Bingo! zie je Grunberg denken. Aan de hand van het werk van een dertigtal ogenschijnlijk geniale maar in werkelijkheid waanzinnige schrijvers en filmers is een desastreus mensbeeld wel heel gemakkelijk getekend. Daarom is de verdediging van de mensheid voor Grunberg een fluitje van een cent. Het is allemaal de schuld van die vervloekte intellectuelen. En als hij bijna klaar is tracteert hij de rechtzaal nog op Zwitserse hoestbonbons. 'Niet zo kraken met de papiertjes alsublieft, de onschuld is bijna bewezen'.