Arnon Grunberg
Knack,
1998-04-08
1998-04-08, Knack

Meer kan het echt niet zijn


Frank Hellemans

Literatuur als subliem tijdverdrijf: Arnon Grunberg doet het niet alleen, maar zegt ook hoe. Voorlopig moet hij het nog stellen zonder prijzen. Arnon Grunberg schrijft verhalen die wellicht te licht wegen voor literaire jury's. Lichtheid of verstrooiing is zijn waarmerk. En dat die vanzelfsprekende nonchalance van zijn vertellers niet zomaar uit de lucht komt gevallen, bewijzen diens literaire reflecties in "De troost van de slapstick". Tegelijk met deze bundel columns en essays verscheen ook een novelle, "De heilige Antonio". Grunberg verkondigt geen literair evangelie, maar is toch niet te beroerd om te zeggen waar het voor hem op aankomt. De filmische slapstick van komedianten als Buster Keaton of Laurel & Hardy hebben een voorbeeldfunctie, omdat effect en timing voor Grunberg het alfa en omega zijn van literatuur. Een goede schrijver moet zijn kunstjes zo suggestief mogelijk aan elkaar rijgen. De aldus opgebouwde spanning ontlaadt zich in onverwachte scènes van smijt- en gooiwerk bij de stomme film, van sympathie voor het mysterieuze leven bij de literatuur. Grunberg zweert bij de oppervlakkigheid van de slapstick, omdat het leven zich alleen in gebaren laat verstaan. De Grieken waren oppervlakkig uit diepzinnigheid, heette het bij Nietzsche. Op een analoge manier bezweert Grunberg de choreografie van de slapstick of de ritmisch opgebouwde fraseologie van de goed getimede alinea. Zij articuleren de volheid van het leven, niet de Bergman-film of het Mulisch-epos die zonder omwegen de substantie van het leven willen tonen. Zuinig als Madame Bovary Een dergelijke strategie is uitgesproken joods, want ook voor de joden gold het beeldverbod als het ging om de Allerhoogste. God of de zin van het leven kan alleen onrechtstreeks worden benaderd. Leven of kunst is dus een kwestie van suggestie. Het is opvallend dat Grunberg die overtuiging, buiten de slapstick, vooral aantreft bij joods-Amerikaanse auteurs als Bernard Malamud en Philip Roth. Daarnaast heeft Grunberg ook een boontje voor een bepaald Frans proza van het elegante soort. Allicht is "Madame Bovary" de meest geciteerde roman omdat Flaubert een meester was in de suggestieve dosering van zijn zuinige verteltoon, die daardoor des te pakkender overkwam. Kortom, Grunberg bezit een allesbehalve Nederlandse smaak. Nederlandse auteurs zijn alleen de moeite waard om ze terloops te kraken. Dat heeft te maken met de al te directe, breedsprakerige aanpak van de traditionele Nederlandstalige roman, die niets minder wil dan de ziel van auteur en personage blootleggen. Grunberg timmert wel een monumentje in elkaar voor Marnix Gijsen. "De kroeg van groot verdriet" is een roman die Grunberg graag herleest, omdat Gijsen in dit boek als geen ander Nederlandstalig auteur een volstrekt moeiteloos geschreven Nederlands hanteert, "zonder je te willen imponeren met ingewikkelde zinnen, zonder metaforen waaruit moet blijken wat voor groot schrijver hij is, zonder dat hij spanning oproept die toch niet wordt waargemaakt". Grunberg imponeert niet met ingewikkelde zinnen, gebruikt geen kunstmatige metaforen en houdt het onderhuids spannend zonder dat de stoomfluit tekeergaat. In "De heilige Antonio" laat hij opnieuw het schrijverspersonage uit "De figuranten" (1997) opdraven. Ewald Krieg heeft een affaire met de jonge moeder van twee tieners. Het verhaal, dat in New York speelt, weerspiegelt in zekere zin zijn stilistisch schrijverscredo. Alles draait om "hongerigheid": het komt erop aan om het leven spannend te maken door jezelf en je geliefden hongerig te houden. Bij Grunbergs personages uit die honger naar nieuwe ervaringen zich in onstuimige plannenmakerij. Dat was al het geval in "De figuranten" en dat is nu ook zo met Ewald Krieg die Raffaella, de moeder, aanmoedigt om een eigen zaak te beginnen die gedoemd is om te mislukken. Verbaal vuurwerk Grunberg schrikt er niet voor terug om Kriegs plannenmakerij te bekritiseren. Hij is nu ook weer niet zó overtuigd van het eigen artistiek gelijk, dat hij zijn personages voor het volle pond zijn dandyeske levensvisie laat uitbeelden zonder tegenkanting. Een kunst die zweert bij suggestie, lichtvoetigheid, choreografische pirouettes en verbaal vuurwerk heeft iets hols en vrijblijvends. Of, zoals Rafaella het Krieg (en Grunberg?) in het gezicht smijt: "Omdat je niets voelt, omdat je doet alsof je naar je gevoelens kan kijken, ze om kan draaien, ze in de magnetron kan opwarmen om te kijken wat er dan mee gebeurt. Daarom moet je de hele tijd ook plannen maken, het een nog groter dan het ander. Om tenminste de illusie te hebben dat je iets voelt. (...) Het enige waar jij goed in bent, is het opwekken van een roes. (...) Een spookhuis vermomd als liefde, dat is wat jij te bieden hebt." Daarom allicht dat de jongerenjury bij de uitreiking van De Gouden Uil unaniem koos voor de literaire ernst van Marcel Möring. Het freewheelen van Grunbergs personages, aldus de jeugdige scherprechters, deed hen niets en liet hen onverschillig. De identificatiegraad en dus de echtheid van Grunbergs vertellingen zijn quasi onbestaande. Maar het is niet omdat er in het gewone leven geen Buster Keatons rondlopen, dat de slapstick van Buster Keaton geen grote kunst kan zijn. De elegante toon van Grunbergs hilarische vertellingen evoceert de ongrijpbare zwaarte van het leven. Waarmee het leven toch ook weer een beetje begrijpelijker is geworden. Meer kan het écht niet zijn, aldus een troostende doch onverbiddelijke Grunberg.