Arnon Grunberg
Hervormd Nederland,
1998-03-21
1998-03-21, Hervormd Nederland

Stuiterballen voor de armen : Een emotioneel terrorist en politiebureau Holland. Arnon Grunberg en Geert Mak berijden hun stokpaardjes.


Frans Willem de Zoete

Paul en Tito Andino zijn 18 en 19 jaar oud. Samen met hun moeder, Raffaella, zijn ze voor veel geld vanuit Mexico de Verenigde Staten binnengesmokkeld. Nu leven ze in de New Yorkse wijk Queens. Raffaella werkt als serveerster in een koffiehuis. Haar zoons werken bij een afhaal-Mexicaan en volgen een cursus Engels. Hun vader was struikrover van beroep: 'Daarom werd hij wel eens in elkaar geslagen, want mensen houden niet van struikrovers. Hij sloeg ons ook wel eens in elkaar, en Raffaella sloeg hij wel eens in elkaar, want als je heel vaak in elkaar wordt geslagen, wil je zelf ook wel eens in elkaar slaan.' Uiteindelijk is de vader met een knuppel doodgeslagen door iemand die dat jaar al vier keer was bestolen. Bovenstaand citaat, met die typische herhalingen, valt maar aan één auteur toe te schrijven. Hier is Arnon Grunberg (1971) aan het werk! Het citaat is uit De heilige Antonio, het Boekenweekgeschenk van 1998, waarin Grunberg zich weer naar hartelust herhaalt. Zie wat hij schrijft als Raffaella haar jongens aan de baas van de afhaal-Mexicaan voorstelt: 'Dit zijn m'n zoons', zei ze. 'Ze zijn slim en kunnen hard werken.' De baas van de afhaal-Mexicaan is niet slim en kan ook niet hard werken, daarom heeft hij mensen nodig die wel slim zijn en ook hard kunnen werken.' Deze stijl oogt simpel, maar niemand doet het Grunberg na. Typisch Grunbergiaans is ook het ongedwongen ratelen van de verteller, in dit geval vertellers: Paul en Tito doen het verhaal. In hun vertelling spelen twee vrouwen de hoofdrol. Raffaella, een in de liefde teleurgestelde vrouw die is afgetuigd en verkracht, en Kristin, een 19-jarig Kroatisch meisje met een eveneens treurig verleden: zij is een callgirl die haar baby in een afvalbak heeft gestopt. In de levens van deze twee vrouwen vindt een ommekeer plaats. Raffaella wordt verliefd op Ewald Stanislas Krieg, het alter ego van Arnon Grunberg: 'Dat gekke kleine mannetje met zijn uitgewassen krullen, zijn rode neus en zijn kleine vrouwenhanden.' Als snel ontpopt Krieg zich als een 'emotionele terrorist', een gevoelloos figuur, die zijn zeven creditcards ('waarvan vier zonder limiet') ziet als machinegeweren waarmee hij zijn eenzaamheid aan flarden schiet. Door de woeste plannen van Krieg raakt Raffaella haar baan en droom kwijt. Kristin heeft in Paul en Tito twee fanatieke aanbidders Zij kennen haar van de cursus Engels en worden een soort discipelen: ze dragen haar foto op hun borst en noteren haar opvallendste uitspraken in een schrift: 'Haar vader is een getrouwde vrijgezel (-) Haar borstjes zijn drie witte Mercedessen waard met open dak (-) Ze gaf stuiterballen aan de armen (-) Iedereen heeft minstens één leven dat voor hem gemaakt is.' Op de naamdag van de heilige Antonio, de 'heilige van het onmogelijke', doen ze alle drie een geheime wens. Heeft Kristin een ander leven gewenst, een leven dat voor haar is gemaakt? Zeker is dat zij met 42 messteken een anonieme makelaar in Central Park vermoordt en om de doodstraf vraagt. In de Newsday staat een foto van haar met daaronder: 'Het gezicht van een duivelin?' De jongens begrijpen er niets van, maar blijven haar trouw: 'Want ze is in ons (-) Zolang wij leven, leeft zij. Wij leven haar leven.' Het ultieme doel van elke schrijver, zegt Ewald Krieg in De heilige Antonio, is 'de lezer hongerig houden, tot je erbij neervalt.' Net zoals Raffaella haar aanbidders en Kristin haar klanten (waaronder Krieg!) hongerig houdt. Paul en Tito, onbedorven gelovigen, hoeven niemand hongerig te houden. Zij gebruiken niemand. De schrijver Krieg is hun tegenhanger. Hij is als de hoofdpersoon in Blauwe maandagen, Grunbergs eerste roman, die stelde: 'Mensen zijn zo vervangbaar als een plastic tas.' Toch zijn Paul en Tito evenzeer afsplitsingen van Grunberg als Krieg. En daarmee is De heilige Antonio een boek van een auteur wiens geest gespannen is tussen echt gevoel en sarcasme. In dit welkome geschenk wint het echte gevoel: het geloof, de hoop, en de liefde. Gat in de tijd Het Boekenweek-essay is van de hand van Geert Mak, die vanwege het motto van de Boekenweek: 'Panorama Nederland', in Het ontsnapte land verslag doet van een bijzonder boottochtje. In 'De Kleine Olifant', een motorbootje, en met behulp van oude foto's, een schippersalmanak en een oude stafkaart, vaart hij de route die zijn vader in 1912 voer, van Schiedam naar Zaandam en terug. Zijn doel: 'Ik wilde weten of er nog iets terug te vinden was van die wereld die zijn eigen loop had genomen, die ontsnapt was, ergens in de tijd.' Veel is er uiteraard veranderd en daar ergert Mak zich aan. Over de monotone huizenblokken uit de jaren zestig zegt hij: 'Het is alsof de architectuur van dit land werd geregeerd door een onzichtbaar politiebureau Holland.' Andere klachten: nooit is het ergens stil, de gewassen zijn minder gevarieerd, en ergste van alles; het 'klassieke en vruchtbare spanningsveld' tussen stad en platteland is weg. Alleen in het sluisje van Leidschendam vindt hij 'een klein gat in de tijd'. hier glijdt Mak de wereld van zijn vader binnen vanwege het sluiswachtershuisje, de houten banken en de krullerige lantaarnpalen. Wie nu denkt dat Het ontsnapte land een opstel is vol weemoed en oprispend maagzuur heeft niet helemaal gelijk. Zo is Mak vol lof over moderne bruggen en sluizen, 'waterstaatkundige kunstwerken'. En op de Nieuwe Maas wordt hij zelfs lyrisch: 'Aan de rivier opende zich de skyline van Rotterdam als een Amerikaanse stad, met overal strakke, lichte torens, maar alles had een vreemdsoortige harmonie, alsof al die menselijke lijnen speelden met de eeuwige wolkenchaos van de hemel.'