Arnon Grunberg
Nederlands Dagblad,
2000-05-12
2000-05-12, Nederlands Dagblad

De zeepbel als bunker


Ronald Westerbeek

In zijn nieuwste roman Fantoompijn is Arnon Grunberg (1971) verrassend eerlijk en grimmig. Hij neemt afstand van de onkwetsbare ironie van zijn eerdere romans. Maar wat is het alternatief, als je het vertrouwen in het leven mist en niet kwetsbaar durft te zijn? In de romans van Arnon Grunberg draait het om zoeken naar geluk en liefde. Meisjes worden in stilte aanbeden, maar nooit gekregen. Gevreeën wordt er wel, maar tot liefde wil het maar niet komen. De wereld is veel te gevaarlijk om je daaraan uit te leveren. Je weet nooit of de gevoelens van de ander wel oprecht zijn of dat je wordt gebruikt. Dus is iedereen altijd reddeloos alleen, ook wanneer hij met een ander is. Om te overleven, kun je maar het beste je gevoelens buitensluiten en de rol spelen die je op dat moment het beste uitkomt voor je lijfsbehoud. De ik-figuur uit Blauwe maandagen (1994) verruilt de liefde voor een escortservice en zijn geestverwant in Figuranten (1997) wordt 'geldwolf'. Ze nemen afstand van zichzelf en vatten het leven op als spel - om te overleven. Deze liefdesdroom maken ze onschadelijk door er alleen nog vol ironie over te praten; de eenzaamheid en de wanhoop worden vermakelijk. "Ik dacht toen dat wanhoop iets ernstigs was", verduidelijkt de hoofdpersoon in Figuranten. "Wanhoop is uitermate droog en komisch." Ze verzoenen zich niet met hun gevoel, ze sluiten die met humor en leugens buiten om onkwetsbaar te zijn. De novelle De heilige Antonio (Boekenweekgeschenk 1998) wekte de verwachting dat Grunberg niet zou blijven hangen in deze onbevredigende oplossing. Het verhaal was gevoeliger van toonzetting, en bovenal schrijnend. "De totale onkwetsbaarheid", stelde een van de personages opvallend ernstig vast, "is als een woestijngrond waarop niets meer groeit, waarin je alleen nog maar begraven kan worden". In Fantoompijn blijkt Grunberg hier op een verrassende manier op door te gaan. Hij neemt de levenshouding uit beider eerdere romans onder handen en constateert dat het verweer tegen de wereld net zo onleefbaar is als de wereld zelf. Hij is, dwars door alle grunbergiaanse zelfspot heen, eerlijker en grimmiger dan ooit. De kern van de roman wordt gevormd door een manuscript van Robert G. Mehlman. In de beide kleinere delen die deze roman-in-een-roman omsluiten, is zijn zoon Harpo aan het woord, die het manuscript na zijn vaders dood aantrof in een hutkoffer. Harpo vertelt hoe zijn vader hem vanaf zijn zesde op sleeptouw nam naar cafés, restaurants en hotels, voornamelijk om vrouwen te ontmoeten, en altijd maar werkte aan zijn uitblijvende magnum opus. Het boek waarmee zijn vader ooit beroemd is geworden, gaat weer over zijn vader, de mislukte tennisspeler Aron Mehlman, die zich bleef vastklampen aan de mythe dat hij ooit een groot sportheld was. De drie Mehlmannen zijn alledrie Arnon Grunberg: schrijver, schlemiel en mythomaan. En dit is wat een verrassende meerwaarde geeft aan de roman: Harpo rekent af met zijn vader en grootvader. Robert G. Mehlman is de geestverwant van de escort-boy en de geldwolf en net als hen van plan de werkelijkheid van zich af te houden, om er niet aan onderdoor te gaan. Hij heeft geleerd zijn gevoelens 'te wantrouwen', want die 'staan overleven in de weg', omdat ze je de (fantoom)pijn doen voelen van het geluk dat in het leven nu eenmaal niet bestaat. Grunberg laat hem opvallend dicht op zijn eigen huid zitten. "Schrijven", legt Robert uit, "was natuurlijk het middel bij uitstek om niet te hoeven leven en toch de illusie te hebben er middenin te staan, in het leven, het in alle heftigheid mee te maken. Terwijl je zelf aan alle touwtjes trekt". Hij is als schrijver in het slop geraakt, maar wentelt zich in het dagelijks leven in illusies. Hij eet in restaurants, reist in een limousine met chauffeur en heeft een secretaris die het leven voor hem regelt. "Het waren", schrijft hij, "deze kleine toneelstukjes die mij gelukkig maakten. Het moment dat ik zelf begon te geloven in de zorgvuldig voor mij geënsceneerde werkelijkheid, dat was het moment van de euforie." Maar ditmaal laat Grunberg hem met die euforie niet wegkomen. Robert wordt langzamerhand gedwongen de keerzijde van zijn rollenspel te zien. Omdat hij altijd verborgen houdt wie hij echt is, zullen zijn relaties met vrouwen altijd 'gelogen intimiteit' blijven. Vooralsnog ziet hij die gelogen intimiteit als zijn specialiteit. Hij perfectioneert het liegen om de illusie van een perfecte relatie in stand te houden, maar beseft dat het om veel meer gaat dan dat: het leven moet een woordenspel zijn, want alleen met woorden kun je greep houden op de dingen. "Het ging allang niet meer om zoiets banaals als een alibi, het was een middel geworden om de wereld, die niet aan mijn wetten gehoorzaamde, op afstand te houden." Maar de wereld laat zich niet op afstand houden. Zijn creditcards worden wegens schulden geblokkeerd, hij raakt onvermijdelijk aan de grond. Wie met zijn rug tegen de muur staat, kan alleen op volle kracht vooruit, houdt hij stug vol en nog één keer trekt hij alle registers open om zich door de crisis heen te bluffen. En verdraaid: hij wint het spel opnieuw. Hij gebruikt een Joodse dame om een zeer succesvol kookboek in elkaar te zetten. De Pools-Joodse keuken in 69 recepten, waarmee hij meer geld en roem binnensleept dan ooit. Maar het kan de lezer niet ontgaan, hoeveel hij ondertussen heeft verloren. Er is niets aan hem wat geen spel is, hij heeft zichzelf verkocht en "de winkel die mijn naam droeg was nu leeg. De faillissementsverkoop was al geruime tijd aan de gang en was, het kan niet anders gezegd, een doorslaand succes". Hij is zichzelf kwijtgeraakt en zijn gevoel - dat hij zo zorgvuldig had willen buitensluiten - breekt door zijn leugens heen en hij barst in wanhopige tranen uit. Liefst had hij op dat moment zelfmoord gepleegd. "De overlevingsstrategie die ik voor mezelf had ontworpen, uitgevoerd en geperfectioneerd, was een succes, zo'n succes dat ik mijzelf overbodig had gemaakt (...) Ik had de inwisselbaarheid van de mensen gepropageerd en ook naar die inwisselbaarheid gehandeld, om de god van het missen te slim af te zijn, en nu was ik zelf inwisselbaar geworden." Hij is alleen achtergebleven in zijn eigen waanvoorstelling, hij leeft als een gevangene van de illusie die hij zelf geschapen heeft. Eindelijk staat hij zich toe iets te voelen, en wat hij voelt is fantoompijn: het gemis van liefde, van anderen, die er niet zijn in zijn leven. Als Harpo terugblikt op het leven van zijn vader, concludeert hij: "Ik kan en wil niet in de werkelijkheid van mijn vader leven, omdat die werkelijkheid onleefbaar is." Niet dat Harpo duidelijk voor ogen staat, hoe hij dan wel in het leven moet staan. Hij herinnert zich de frustratie van zijn moeder, die psychiater was. Altijd als het beter ging met een patiënt pleegde deze zelfmoord, zodat ze zich uiteindelijk afvroeg of het wel verstandig was mensen volledig te genezen van hun waanideeën. Als noch het leven, noch het verweer daartegen leefbaar is, wat moet je dan? Grunberg lijkt dan toch weer uit te komen bij een illusie. Als een van Roberts vriendinnen in de illusie verkeert dat zij gelukkig is met hem, erkent hij - de man die vond dat er buiten woorden niets mocht bestaan - dat er een euforie bestaat die zo kostbaar is, dat er geen woorden voor zijn. Het is geen illusie die je de ander kunt voorliegen, maar die je samen kan delen. De zeepbel als bunker. Dat lijkt het hoogst haalbare als je elk vertrouwen in het leven mist. Blijft nog staan de vertwijfelde uitroep van Roberts vrouw: "Begrijp je dan zo weinig van mensen? Ik wil je geld niet, ik wil emoties."