Een knieval voor de Hooftprijs
Theo Hakkert
'Ik kan jou door je hart schieten, maar dan kun je nog wel veertig tot negentig seconden verder leven. Er is maar een manier om iemand echt uit te schakelen: dat is een schot door het hoofd. Schiet jij maar eens iemand door het hoofd. Een hoofd is klein. Mikken is heel moeilijk. De technische kant van schieten is heel fascinerend."
Arnon Grunberg (37) kwam daar achter toen hij de research deed voor zijn roman 'Onze oom'. Daarvoor ging hij te rade bij een wapenhandelaar in Oostenrijk en een wapenfabriek in Servie. "Daar staat zelfs een enorme fabriek. Met een toonkamer ook. Je kunt daar zo een mitrailleur kopen, of twee. Of een klein kanon. Het staat er allemaal uitgestald."
Oorlogszuchtig lijkt hij niet en is hij ook niet. "Voor ik mij tussen de militairen mengde, had ook ik allerlei vooroordelen tegen militairen." In dienst hoefde hij niet. "Zelfs in geval van oorlog zou het koninkrijk geen beroep op mij doen, zo werd mij schriftelijk meegedeeld."
Maar ondertussen is hij als nieuwsgierig schrijver een aantal malen op bezoek geweest bij de militaire missies in Afghanistan en Irak. Hij ging er naartoe voor artikelen in de krant en niet voor een roman. Maar zonder die reizen was een legerofficier nooit de mannelijke hoofdfiguur van 'Onze oom' geworden.
Dit alles vertelt hij in Eupen, een stadje ten zuiden van Luik, veertien kilometer westelijk van Aken. Arnon Grunberg heeft hier ooit een keer voorgelezen in een Kulturzentrum. "Het beviel me hier wel. Ik houd van uithoeken." Dus nam hij vorige week opnieuw zijn intrek in Eupen om er zijn nieuwe roman te presenteren. Geen Grunberg zonder luid geroerde trommels en spettertrompetten immers. Hij zakte al eens per boot-met-geit de IJssel af en dit keer lag een buitenlandse presentatie voor de hand, want hij wil niet langer aanwezig zijn bij literaire activiteiten in Nederland.
Vorig jaar geraakte hij in een pennenstrijd verwikkeld met collega A.F.Th. van der Heijden toen ze beiden genomineerd waren voor de AKO Literatuurprijs. Grunberg - er ging in die tijd geen nominatie voorbij of hij haalde de shortlist - had totaal zijn bekomst van alle gedoe. Hij liet weten niet weer zijn neus te zullen laten zien bij dit soort carrousels, waar van alles centraal staat behalve de schrijver en diens boek.
Plastisch beschrijft hij wat hem is overkomen bij die uitreiking vorig jaar. "Ik heb mijn petekind bij mij. Dat doe ik wel vaker, want dat is leuk. Kort voordat de uitzending begint, moet het kind poepen. Ik neem het mee naar de wc. Begint er opeens een dame van Pauw Witteman als een waanzinnige op de deur te bonzen. 'U moet nu komen, de uitzending gaat nu beginnen. Kom eruit!' Ik zeg: rustig aan, het kind moet poepen, we komen zo. 'U moet nu komen!' En maar bonzen. Totale hysterie. Ik had een verlicht moment: dit nooit meer. Omdat het een televisieuitzending is, wat is daar toch zo heilig aan? Bij die prijzen ben je een decorstuk. Het heeft niets meer te maken met wie of wat je bent. Publieke optredens, daar word ik ongelukkig van."
"Maak van die prijs een minder dure aangelegenheid", stelt hij voor. "Dat een prijs door de hoogte van het geldbedrag erkenning heeft, is natuurlijk al een idiote gedachte. Ik gun iedereen en mezelf 50.000 euro, maar je kunt natuurlijk ook een heel mooie prijs in het leven roepen van een euro, los van een sponsor die eist dat per televisie het grote publiek bereikt wordt. De doelstelling van de stichting staat vol van leesbevordering. Het zal wel. Ik heb daar een broertje dood aan. Als mensen niet willen lezen, lezen ze toch niet. Ik vind het heel nuttig wat de CPNB doet, maar dat trekje van een missionaris spreekt mij niet aan."
En de P.C. Hooftprijs, die prestige en erkenning koppelt aan een vergelijkbaar geldbedrag? Hij kijkt even over zijn bril: "Ik zou hem niet weigeren."
Wat Grunberg natuurlijk altijd zal worden nagedragen, is dat hij zelf bepaald niet vies is geweest van publiciteit. "Oh ja, ik heb er op een bepaalde manier aan meegedaan, zeker. Maar ik heb wel geprobeerd dingen te ironiseren. Als je met een geit door het land trekt, ironiseer je een manier van publiciteit maken. Achteraf kun je je afvragen of dat wel als ironisch werd opgevat. De stunt was dat mensen het over de geit gingen hebben en niet over het boek. Wat jij denkt dat een knipoog is naar promotie, werkt alleen dubbel zo veel als promotie. Je zit in een systeem waar je niet uitkomt. Ik schrijf en dat is wat ik wil doen. Ik wil niet ook nog het sprekende gezicht op televisie zijn en in de bibliotheek van Emmen. Waarom zou een boek niet genoeg zijn?"
Alsof zijn boek presenteren in het buitenland niet ook een knieval voor het systeem is, maar goed, laten we het over het boek hebben.
'Onze oom', een weer grotere, nog meer omvattende, diepere roman dan zijn nog immer verbijsterende roman 'Tirza'. Een bij vlagen sinister epos over het meisje Lina, dat wordt meegenomen door majoor Anthony, wanneer bij een inval onder zijn leiding Lina's ouders door de soldaten worden vermoord. De majoor wil zijn vrouw het kind geven dat hij haar biologisch niet kan schenken.
"Mijn ervaringen in Afghanistan en Irak waren zo indrukwekkend dat ze het boek in zijn geslopen. Het leger is een fascinerend iets. Ik vond veel militairen bijzonder aardig. Al heb je er ook klootzakken tussen zitten. Dat heb je overal. Ik begon te begrijpen waarom mensen vrijwillig, al dan niet uit economische motieven, gefascineerd waren door het leger. De majoor in de roman gelooft nog wel in bepaalde begrippen die in onze maatschappij alleen nog maar ironisch worden gebruikt, zoals eer, discipline en heldendom. Het is weliswaar een dubbelzinnig geloof, maar het zijn wel ijkpunten in zijn leven."
"Of hij een typisch Grunberg-personage is? Hij heeft iets heel ambivalents. Dat vind ik interessante personages. Hij is iemand die voor zichzelf een logica heeft ontworpen die hij heel strikt volgt. Maar dat is de logica van het leger. In die zin is het veel minder een individuele logica dan bij andere personages van mij. Hij is gedefinieerd door een ander soort beroep. Hij voegt zich naar een andere orde. Maar hij heeft binnen die orde een rare positie. Hij voelt zich geradicaliseerd. Hij is iemand van wie gezegd wordt dat hij de oorlog thuis niet kan winnen."
En wie de oorlog thuis niet kan winnen, zo gaat het boek verder, hoeft aan een oorlog buiten de deur niet eens te beginnen.
Grunberg woont in New York. Al jaren. Hij zegt dat hij er wil blijven. De stad bevalt hem. Maar hij is veel weg, op pad. Fysieke ervaringen zijn voor hem onontbeerlijk. "Je kunt veel dingen bedenken, maar bepaalde zaken moet je hebben gezien en gevoeld. Fantasie is groot, maar heeft een kader. Dat kader kun je verruimen door jezelf in omgevingen te plaatsen waar je normaal niet zou komen. Als ik over een bepaalde plaats schrijf wil ik weten hoe het er ruikt en hoe het eruit ziet, ook al verzin ik van alles. Ik ben een keer in een mijn leven in Ghana geweest. Je schrijft anders over een mijn als je erin bent geweest. Het voelt anders als je zelf zo'n helm op hebt. Het fysieke, ja. Het is het ruiken, het voelen, het er zijn."
Herhaaldelijk komt het voor dat voor zijn ervaringen alsnog geen plek is in de roman. Ze zouden slechts tot onnodige uitweidingen leiden en het ook in 'Onze oom' weer zo stuwende, gestage ritme - een van Grunbergs handelsmerken - onderbreken.
"Een boek heeft een bepaalde adem. Je voelt dat je bepaalde uitweidingen niet nodig hebt. Dat ritme probeer ik erin te leggen als ik het aan schrijven ben. Dat ritme staat eigenlijk los van het verhaal. Daarbinnen ben ik heel realistisch bezig. Ik denk zelfs dat details, die door lezers als surrealistisch of raar zullen worden opgevat, eigenlijk super realistisch zijn. Realistisch is een beladen begrip, maar ik heb wel geprobeerd een majoor te beschrijven die zo zou kunnen handelen als hij doet."
De geroofde dochter Lina gaat op zoek naar haar biologische ouders en wordt dan onvrijwillig door rebellen ingelijfd. Wat het gesprek, onvermijdelijk, brengt op Tanja Nijmeijer, de Twents-Groningse studente die zich bij de Colombiaanse rebellen van de FARC heeft aangesloten. "Ik kan me zoiets eigenlijk alleen voorstellen als je zelf uit zo'n land komt. Van de universiteit van Groningen naar Colombia, daar zitten een paar stappen tussen die ik niet kan maken en waar ik ook geen beeld bij krijg. Als ze een romanfiguur zou zijn, zou ik niet weten hoe ik die stappen vorm zou moeten geven. Er zit iets raars tussen. Het is naieve romantiek, vrees ik."