Een schrijver is zijn lezers niets anders verplicht dan boeken
Christophe de Mulder
Het is niet makkelijk om Arnon Grunberg te interviewen. Niet alleen omdat de schrijver in Amerika woont en werkt, maar ook omdat hij het zich door zijn drukke agenda enkel kan permitteren per mail op enkele vragen te antwoorden. Maar er is meer aan de hand. Na een opstootje met zijn Nederlandse collega-schrijver A.F.Th. van der Heijden besloot Grunberg immers om het publieke literaire leven de rug toe te keren en het aantal interviews en actes de présence tot een minimum te beperken. Een 'cordon sanitaire rond de Nederlandse literatuur', zoals hij het zelf noemt, waarbinnen hij de rol van 'schrijvende dode' opneemt.
In zijn laatse roman, 'Onze oom', vertelt Grunberg het verhaal van een majoor, Anthony, die tijdens een operatie in een niet nader genoemd Zuid-Amerikaans land op het idee komt zijn vrouw een rebellenkind, Lina, cadeau te doen. Anthony houdt van Lina als een vader van zijn dochter, maar zij leeft als een dode onder de levenden.
Is er enige gelijkenis tussen Lina, dode tussen de levenden, en jijzelf binnen je cordon sanitaire als 'dode' schrijver in Nederland?
«Nee, zeker niet. Ik denk dat iedere romanschrijver er juist verstandig aan doet zijn publieke optreden te beperken. Ik vind dat publieke optredens net afleiden van het schrijven, en dus eigenlijk ook van het lezen. Ik ben geen puritein, dus ik vind niet dat alle schrijvers volledig onzichtbaar moeten zijn, maar ik denk wel dat de schrijver zijn lezers niets anders verplicht is dan de boeken zelf. Als hij zijn lezers al iets verplicht is.»
Over dat cordon sanitaire: was dat echt door de ruzie met A.F.Th. of had je al langer plannen om uit de Nederlandse literatuurwereld te stappen, om je toe te spitsen op het schrijven?
«Die kwestie was daar een goede aanleiding voor. Dat ik ergens niet aan wens deel te nemen, betekent niet dat datgene waar ik niet aan wil deelnemen per definitie afkeurenswaardig zou zijn. Ik heb gegronde redenen. Zoals ik al eens heb aangegeven in andere interviews zie ik mijzelf als het virus dat buiten de deur moet worden gehouden. Wat andere mensen denken van een virus dat zichzelf buiten de deur wil houden, laat ik aan de fantasie van die mensen over.»
Zie je dan eerder gelijkenissen tussen jezelf en de majoor, een zelfzeker en kordaat personage?
«Er zijn ongetwijfeld gelijkenissen met de majoor. Ik zie trouwens gelijkenis tussen mijzelf en veel van mijn personages. De majoor en ik hebben allebei een gezonde voorliefde voor discipline, en misschien ook wel voor regels.»
Waarom heb je de exacte locatie van 'Onze oom' anoniem gehouden?
«Echt anoniem is het niet, er zijn allerlei aanwijzingen dat het zich ergens in Zuid-Amerika afspeelt. Maar anders dan bijvoorbeeld Namibië in mijn roman 'Tirza', heb ik bewust geen land met naam genoemd om te voorkomen dat iemand de recente geschiedenis van dat land op mijn roman zou leggen, en dan gaat kijken waar de roman afwijkt van de werkelijkheid.»
Je bent vorig jaar en dit jaar mee op stap geweest met de Nederlandse en Amerikaanse troepen in Afghanistan en Irak. Hebben die ervaringen als 'embedded journalist' zo'n grote indruk op je nagelaten dat je nu de gruwel van de oorlog neerschrijft?
«Ik weet niet of ik gedurfd had om over een militair te schrijven zonder zelf enige tijd tussen de militairen te hebben verkeerd. De wereld van de militairen, als het al één wereld is, was er een die ik niet kende en waarover ik hooguit vooral ongefundeerde vooroordelen had. Mijn ervaringen in Afghanistan in 2006 en 2007 en in Irak in 2008 hebben daarvoor geholpen. Maar het basisidee voor het boek, een vrouw uit Zuid-Amerika die eindigt als succesvolle wapenhandelaar, bestond al. Ik geloof vooral dat ik mijn ervaringen, hoe veel indruk die ook op me hebben gemaakt, niet moet dramatiseren. Zoals iemand in mijn omgeving terecht opmerkte: het is toch een verschil of je ergens drie weken bent zonder wapen of ergens veertien maanden met wapen. De vraag is: levert dat laatste werkelijk een beter boek op of een beter verslag? Ik was in ieder geval niet bewust uit op een schokeffect bij de lezer, maar je wilt je lezer wel bij de les houden.»
Verafgoding is ook een belangrijk thema in je nieuwe boek. Hoe sta je zelf tegenover mensen die jou als idool zien? Geldt je uitspraak «Roem werkt vernietigend voor een schrijver» nog steeds?
«Ik hou niet voor niets afstand tot de lezers. Niet dat ik denk dat ik een idool ben, maar geloven in eigen roem is altijd een zwaktebod. Niemand ontkomt volledig aan zijn eigen ijdelheid, zeker niet een schrijver, maar het is goed het te proberen. Maar de dingen moeten ook niet overdreven worden. Boeken signeren en interviews geven zijn geen hobby's van me, maar wanneer een interview ontaardt in een echt gesprek kan het best nog aardig zijn ook. Ik zeg alleen dat die dingen bijzaak zijn, en bijzaak dienen te blijven.»
Je bent in Nederland een hele tijd door het leven kunnen gaan onder het pseudoniem Marek van der Jagt, en schreef ook boeken onder die naam. Voor de publicatie van 'Tirza' deed je jezelf op een blog dan weer voor als Tirza zelf. Hoe ver kan je daarin gaan?
«Het blog dat Tirza schreef, door mij geschreven dus, was echt een grapje. Niet meer en niet minder. Ik zou die teksten zelf niet tot mijn oeuvre rekenen, maar als ze na mijn dood in een wetenschappelijke uitgave terechtkomen kan me dat niets schelen. Wie leest zo'n wetenschappelijke uitgaves ook? Marek van der Jagt was een mooie en niet onbelangrijke periode. Maar daar moest een einde aan komen omdat hij dreigde niet meer serieus te worden genomen.» (Er rezen steeds meer stemmen dat Van der Jagt en Grunberg dezelfde persoon waren, cdm)
Als je onder andere namen schrijft, is dat dan een manier om de alledaagse werkelijkheid te ontvluchten?
«Zo kan schrijven gebruikt worden, maar ik vind niet dat dat geldt voor mijn schrijven. Ik zou niet eens weten wat die alledaagse werkelijkheid dan wel moet inhouden. Mijn alledaagse werkelijkheid is vermoedelijk iets anders dan jouw alledaagse werkelijkheid. Ik weet trouwens niet of schrijvers zich wel zo moeten verantwoorden. De vraag waarom ik schrijf is in mijn boeken terug te vinden.»
Welke maatschappelijke rol kan de literatuur volgens jou tegenwoordig nog vervullen?
«Een geringe, denk ik. Zonder dat ik zeg dat dat de taak van de literatuur zou zijn, kan literatuur volgens mij wel leiden tot zelfkennis en kennis van de wereld. Als boeken de lezer inzicht bieden of een antwoord geven op de vraag hoe te leven, kunnen ze misschien nog iets veranderen in de wereld. Maar ik denk dat we dan toch over een micro-niveau spreken.»