Mededogen, de prijs van de moraal
Hugo Louter
Arnon Grunbergs nieuwe roman Onze oom begint met de zin ,,De moordenaar van Lina Siñani Huanca's ouders kon zelf geen kinderen krijgen, daarom besloot hij Lina Siñani Huanca te adopteren.'' Een prachtige voordeur, die uitnodigt tot openen - maar het interieur blijkt bij nader inzien niet al te rijk gemeubileerd. Als schrijver heeft Arnon Grunberg een buitengewoon karakteristieke 'stem'. Niet voor niets zoemden in 2005 de geruchten al snel rond dat De geschiedenis van mijn kaalheid van de opzienbarende debutant Marek van der Jagt in werkelijkheid door Arnon Grunberg was geschreven. En inderdaad, een Grunberg herken je vanaf de eerste bladzijde. De schrijver bedient zich van beknopte zinnen. Schijnbaar observeert hij slechts, maar door zijn meedogenloze wijze van formuleren oordeelt hij zijn personages voordat ze hun mond hebben opengedaan. Hoofdpersonen in Grunbergs boeken zijn mensen met vreemde gewoonten, tics en een enorme binnenwereld vol absurde gedachtekronkels. Ook in Onze oom zoomt Grunberg hierop aandachtig in. Andere vertrouwde Grunbergthema's zijn lichamelijke ongemakken, angst en schaamte. In Onze oom worden heel wat neusharen verwijderd. Ook een redelijk uitgebreide beschrijving van een hoofdpersoon die de controle over zijn sluitspier verliest, wordt de lezers niet bespaard. In de onlangs in het Belgische Eupen gepresenteerde roman Onze oom belandt de lezer in een niet nader genoemd Latijns-Amerikaans land. Daar jaagt het leger in opdracht van de regering op subversieve elementen. Majoor Anthony, een carrièremilitair met een zwembad maar zonder kind, vervult zijn plicht proactief en met precisie (,,Tussen mens en chaos stond de formaliteit''). Wanneer hij door de luitenant-generaal met enkele tientallen manschappen op missie naar het noorden wordt gestuurd, stelt hij zich geen vragen, ook al is zijn uitrusting beneden de maat. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de kaneelbroodjes van zijn huishoudster. Totdat de eerste bermbom ontploft en men niet voor lijkenzakken blijkt te hebben gezorgd. Het vastlopen van de militaire operatie doet de lichtspot verschuiven naar de kleine Lina, die op zoek gaat naar haar ouders en terechtkomt in hetzelfde dorp waar majoor Anthony, haar stiefvader tegen heug en meug, moet verschijnen voor een volkstribunaal. Het opvallendst in Onze oom is het plichtsbesef van de hoofdpersonen. Wat moet, dat moet; dat geldt voor iedereen, maar wel in het bijzonder voor de majoor en zijn tegenvoeter, de rebellenleider. Zelfs de kleine Lina onttrekt zich aan geen enkele plicht, zelfs niet wanneer zij, werkzaam in een goudmijn, drank moet offeren aan een geïmproviseerde beschermheilige. Alleen de echtgenote van majoor Anthony doet een poging om aan haar plicht te ontkomen, waarna zij wordt opgesloten in een kast. Getuige de achterflap is het boek een verkenning naar de prijs van de moraal. Wat is de grens van het plichtsbesef? In een interview met een Eupense krant vertelde Grunberg dat hij dit boek niet had durven schrijven zonder zijn ervaringen als 'embedded journalist' met het Nederlandse en Amerikaanse leger in Afghanistan en Irak. ,,Als wij ons bezig moeten houden met mededogen, zouden we het leger beter kunnen ontbinden! U vraagt het onmogelijke van me, u vraagt mij toe te geven dat ik mijn taak niet goed heb gedaan.'' Het morele gelijk ligt in Onze oom niet bij de majoor die zijn plichtsdenken voor het volkstribunaal volhoudt. Toch is hij de hoofdpersoon met wie de lezer zich tegen wil en dank identificeert. Arnon Grunberg vertelde enkele jaren geleden in een interview aan Paul Rosenmöller dat juist dit soort antipathieke personages zijn voorkeur heeft. Grunbergs falende hoofdpersonen zijn veelbesproken en zijn verantwoordelijk voor Grunbergs nihilistische imago. Waar echter de slapstick ontbreekt, fileert en determineert de schrijver haarfijn angst en hoop van kleine mensen in het spanningsgebied tussen moraal en plicht.