Een oom die geen cadeautjes meebrengt
Sanne Bakker
In 2006 ging Arnon Grunberg voor het eerst op bezoek bij de Nederlandse militairen in de provincie Uruzgan. Een jaar later organiseerde het ministerie van Defensie in samenwerking met de Volkskrant een literair trainingskamp voor deze soldaten, onder leiding van Grunberg. Samen met de schrijver konden de soldaten hun verhalen op papier zetten.
Inmiddels is het 2008 en Grunberg heeft een nieuwe roman uitgebracht, Onze oom. Het is aannemelijk dat hij voor dit boek geput heeft uit de gesprekken die hij voerde met de teruggekeerde soldaten, want Onze oom is in essentie een oorlogsroman.
De oorlog is fictief en wordt gevoerd op een niet nader genoemde plaats. De partijen die met elkaar in oorlog zijn, worden gespecificeerd als “de staat” en “de vijanden van de staat”, ook wel “de terroristen” genoemd. Die laatsten worden geleid door de Dirigent, een voormalig dichter die zichzelf omschrijft als “de oom van het vernietigde volk”.
Door die abstracte situering wordt de lezer in onzekerheid gehouden over de achtergrond van de oorlogsvoerders en de oorlog, wat zorgt voor een opbouwende spanning. Ook morele vragen over wie goed en wie fout zijn, dragen hieraan bij. Maar antwoorden op die vragen komen niet, want juist deze abstractie geeft Grunberg de vrijheid zich te concentreren op de essentiële strekking van deze roman, namelijk waar een oorlog mensen toe kan brengen.
In majoor Anthony herkennen we een typisch Grunberg-personage. Waar we in Tirza te maken kregen met de obsessieve kant van Hofmeester en de verstoorde relatie met zijn dochter, gaat het hier om een man die geen kind bij zijn vrouw kan verwekken. Dit ziet hij als legitimatie om zich een ander kind toe te eigenen. Hij rooft het meisje Lina Sinani Huanca en schenkt haar aan zijn vrouw. Het kind en de majoor ontmoeten elkaar voor het eerst als de majoor, in opdracht van de staat, twee verdachte individuen moet arresteren, en de verdachten, Lina’s ouders, worden gedood. Lina wordt administratief dood verklaard en gaat bij de majoor en zijn vrouw wonen.
Onze oom vangt aan met een absurdistische situatie zoals we die alleen van Grunberg kunnen verwachten. Opvallend is dat hij in deze roman zijn bekende cynische toon grotendeels laat varen. Af en toe herkennen we die nog in gesprekken die de majoor met zijn soldaten voert, wat zorgt voor een komische draai aan het zware onderwerp. Maar ook een Grunberg met ernstige toon weet de aandacht vast te houden. Hij zet zijn personages overtuigend neer zonder dat we veel over ze te weten komen.
Majoor Anthony wordt na zijn kinderroof voor morele dilemma’s geplaatst. Hij worstelt met de vraag of Lina hem fataal wordt. ‘Als ze dood was geweest, had niemand hem kunnen aanklagen. Elke minuut die ze leefde, elke seconde die ze ademhaalde, klaagde zij hem nu aan.’ Waar de majoor worstelt met ethische vragen op microniveau, worstelt de lezer met de vraag wie goed en wie fout is. De majoor en de Dirigent zijn uitwisselbaar. Ze vertegenwoordigen allebei het kwaad in Onze oom. Toch voel je als lezer empathie voor verschillende groepen. Zo heeft de majoor zo’n grenzeloos vertrouwen in de staat dat je er bijna zelf in gaat geloven. ‘De staat was als een geliefd familielid, de staat was als een oom voor hem.’ Wanneer de majoor ten prooi valt aan de vijand ontpopt hij zich echter als een soort Eichmann. Hij wordt beschuldigd van marteling, doodslag en moord, maar gelooft nog steeds in zijn onschuld, hij handelde immers in opdracht van de staat. De vijand, onder leiding van de Dirigent, is overigens geen haar beter. Ook zij weten hun wapens te hanteren.
Waar een oorlog is, zijn ook slachtoffers. Lina staat daar in deze roman model voor. Eerst is ze het slachtoffer van de majoor, en wanneer ze zijn huis ontvlucht is en in een goudmijn is komen te werken, wordt ze misbruikt door de mannen daar. In die mijn wordt een aangeklede pop, die ‘onze oom’ wordt genoemd, aanbeden en hij biedt Lina een houvast. De pop wordt door alle mijnwerkers verafgood, want “anders loopt het slecht met je af.” ‘De mijn is van onze oom, de bergen zijn van hem, de aarde en de beesten, het zou kunnen dat alles van onze oom is, maar zeker is dat de mijn van hem is en dat je hier niets zomaar krijgt. Hij geeft geen cadeautjes.’
Dan maakt de Dirigent zijn entree in het mijndorp. Waar de majoor de staat verafgoodt, verafgoodt het vernietigde volk de Dirigent. Hij is als een oom voor hen. En ook deze man rooft Lina weg. Hoe verschillend de posities van de drie hoofdpersonen uit Onze oom ook mogen zijn, allemaal zijn ze slachtoffer van de oorlog. Al het menselijke is uit ze verdwenen, waarmee Grunberg wederom duidelijk maakt dat hij weinig vertrouwen heeft in de mensheid, en zeker niet in ooms.
In oorlogstijden lijkt men op zoek te gaan naar een geloof. Gelukkig biedt ‘onze oom’ dan uitkomst voor de nooddruftigen in dit boek. Maar zoals gezegd, ook hij geeft geen cadeautjes. Integendeel, hij laat ze in de kou staan.