Arnon Grunberg
C.V. Koers,
2008-11-01
2008-11-01, C.V. Koers

Onze oom is inktzwart


Tjerk de Reus

Grunberg schetst een wereld die klaar is voor genadeDe nieuwe roman van Arnon Grunberg ondergraaft zijn eigen bestaansrecht. Als een inktzwarte kijk op de mens de enig geldige is, waarom zou je er dan nog woorden aan wijden?

Over belangstelling heeft Arnon Grunberg (1971) niet te klagen. Elke nieuwe roman van hem trekt aandacht van kranten, tijdschriften, televisie- en radioprogramma's. Een aantal keer ontving hij grote literaire prijzen voor zijn romans, in binnen- en buitenland overigens. Vaak wordt er gejuicht over de sublieme kwaliteit van Grunbergs werk. Zijn stijl is erg goed, de inhoud grijpt je naar de keel. Grunberg is duidelijk een schrijver die geen enkel compromis met de lezer wenst te sluiten. Hij schopt mensen liever in het gezicht dan zich te onderwerpen aan burgerlijke beschaving en fatsoen.

Toch stelt de inhoud van zijn werk de lezers wel voor lastige vragen. Grunberg legt haarfijn uit dat de mens geneigd is tot het kwade. Nobele motieven komen voort uit machtsdrift. Eerlijkheid is op een verborgen manier berekening. Medemenselijkheid is een vorm van manipulatie. Ook in zijn nieuwe roman, Onze oom, hamert Grunberg op dit aambeeld. Onze oom vertelt het verhaal van een Zuid-Amerikaans land waarin het militaire regime de macht in handen probeert te houden. Maar dat lukt nauwelijks. In de eerste helft van het boek speelt 'de majoor' de hoofdrol. Hij is representant van het regime. Zijn dagelijks werk bestaat uit het arresteren van burgers, om hen af te leveren bij de martelkamers. Deze majoor neemt een meisje van een jaar of tien mee naar huis, nadat haar ouders bij de arrestatie neergeschoten zijn. De majoor heeft zelf geen kinderen en wil Lina (zo heet het meisje) de leegte laten opvullen in zijn huwelijk. Maar zijn echtgenote heeft geen zin in het kind.In de tweede helft van de roman is Lina nadrukkelijker in beeld, naast een personage dat alles te maken heeft met de burgeroorlog: 'de dirigent'. Deze man was ooit dichter, maar hij ontdekte dat hij mensen kon 'elektriseren' met zijn woorden. Hij is een ware volksmenner en is niet onsuccesvol: de opstand die hij leidt, brengt het militaire regime steeds meer in het nauw.

Zieke mensen

Deze twee panelen - het rechtse regime en de linkse verlossingsbeweging - zijn op het eerste gezicht verschillend, maar welbeschouwd lijken ze erg op elkaar. Dat is de constatering die je tussen de regels door leest. Mensen zijn niet erg gelukkig onder het militaire regime, maar dat geldt ook voor mensen in de 'vrije dorpen'. Niet de structuur van de samenleving is ziek, maar vooral de mensen zelf. De geschiedenis van Lina illustreert dit: zij komt terecht in een vrij dorp, maar ontmoet geen liefde, mededogen, geluk, rechtvaardigheid of mededeelzaamheid. Ze is mooi en wordt dus 'gebruikt' ('het duurt maar één minuutje', zeggen ze allemaal). Verder werkt ze hard in een mijn en slaapt met zes kinderen in een bed. Buiten voor de deur 'zit' het lijk van oma te vergaan in een stoel: een symbool voor het 'geluk' van de vrijheid. In de wereld van Grunberg wordt duidelijk dat de mens en de samenleving worden gekenmerkt door machtsmisbruik, manipulatie, seksuele driften, drang naar eer, roem en geld. Diep in mensen zit geen goddelijke vonk en ook geen motivatie om het goede na te streven voor jezelf en anderen. Wie diep naar binnen kijkt bij de mens ziet een afzichtelijk monster. De vraag is: hoe kun je reageren op een roman met zo'n strekking? Er zijn verschillende mogelijkheden.

Allereerst kun je vaststellen dat het verhaal inzicht biedt in de drijfveren van mensen die verstopt zitten achter een mooi klinkend politiek ideaal. Denk aan de freedom agenda van de Amerikaanse regering: het verspreiden van vrijheid en democratie zou een hoog ideaal zijn, met het oog op het Midden-Oosten. Maar inmiddels weten we dat dit democratische messianisme doordrenkt is van machtsstreven. Tegelijk geldt dat linkse idealen (het zogenoemde utopisme) vaak uitmonden in onderdrukking (denk bijvoorbeeld aan de linkse politieke praktijk van China). Achter al deze idealen zit de mens die aan ongeneeslijke machtswellust en perversie lijdt, zegt Grunberg. Akkoord, dit is geen hagelnieuw inzicht, maar toch best de moeite waard.

De tweede manier van lezen borduurt hierop voort. Verhaalpersonages zijn bij Grunberg door en door slecht. In romans van andere auteurs zie je nogal eens dat kwade eigenschappen van personages worden gecompenseerd door een bepaalde hang naar het goede. Het kwade mag welig tieren, maar is verklaarbaar uit factoren die buiten de mens zelf liggen. Zo niet Grunberg: hij schetst de mens zonder vergoelijking, zonder verzachtende omstandigheden, zonder smoesjes. Het lijkt bijna op een rechtzinnige preek: je verliest alle grond onder de voeten. De redding ligt helemaal buiten jezelf. Terwijl het in onze cultuur vooral gaat om het bevestigen en koesteren van onszelf (we 'mogen er zijn'), portretteert Grunberg de mens als kwaadwillend, misbruikend en cynisch. Zit hij niet dicht bij de boodschap van de kerk? Het zou niet verkeerd zijn als dominees die hun gemeente doorgaans schouderklopjes geven, dit boek goed tot zich laten doordringen. (Daarna kunnen ze beginnen aan het theologisch werk van A. van de Beek, om de zaken in hun verband te zien.)

De derde leeswijze is kritischer. Heeft een schets van zo'n inktzwarte wereld wel bestaansrecht? Als dit werkelijk de enig geldige visie is op mens en wereld, waarom dan nog klagen, wanhopen of kermen? Het heeft alleen zin je druk te maken over de ellende en gruwelijkheid van de mens, als je op de een of andere manier uitgaat van een orde van goedheid die maatgevend is en dus ook uitwijst dat de mens zoals hij is, slecht genoemd moet worden. Als een roman zo'n orde van goedheid - die zich kan uiten in hoop, verwachting, het verlangen naar verlossing of herstel - compleet ontkent, kun je je afvragen of hij nog wel bestaansrecht heeft. Want wat heeft het voor zin?

Om eerlijk te zijn blijf ik een beetje hangen tussen de laatste twee benaderingen. Grunberg schetst een wereld die helemaal klaar is voor de genade: elke gedachte aan zelfverlossing is te kijk gezet, er is niemand die het goede nastreeft, de ellende is compleet. Nogmaals, dit is een les die we in de kerk best tot ons mogen laten doordringen.Toch berust deze waardering vooral op hoe je als christen naar het boek kijkt: vanuit een perspectief waarin geloof in God dominant is. Het boek zelf vertoont geen enkel ongenoegen over de geschetste perversie van de mens. De ellende is niet tragisch, want nergens blijkt dat het ook anders had kunnen zijn of zou moeten zijn. Dat maakt de conclusie dat deze roman geen bestaansrecht heeft, heel plausibel.