Arnon Grunberg
De Groene Amsterdammer,
2003-06-14
2003-06-14, De Groene Amsterdammer

Scènes uit een huwelijk


Marja Pruis

Sterker nog dan met zijn laatste roman, Fantoompijn (2000), presenteert Arnon Grunberg zich met De asielzoeker als een schrijver-zonder-pardon. In een voor zijn doen kale vertelling, getoonzet in de onvervreemdbare Grunberg-mix van parmantige deviezen en absurde wendingen, verkondigt hij de onontkoombare waarheid: er is geen hoop. Meer dan ooit lopen zijn personages over van de goede bedoelingen, en minder dan ooit leiden die tot iets, behalve dan tot een besef van verlies.

Christian Beck is vertaler van gebruiksaanwijzingen uit het Engels in het Duits, en woont in Göttingen met zijn vrouw, die wetenschappelijk onderzoek doet. De beschrijving van hun bedaagde huwelijksleven in het eerste hoofdstuk, waarin zijn vrouw - die geen naam zal krijgen - aankondigt dat ze ziek is, doet vermoeden dat het hier om een bejaard echtpaar gaat dat de rituelen van het kleine, niet-fysieke, geluk koestert. Als een pinteriaanse stoorzender zijn intrede doet in de gedaante van een Algerijnse asielzoeker moet dat beeld grondig worden bijgesteld. Deze mensen zijn weliswaar al lange tijd bij elkaar, maar zijn niet veel ouder dan veertig. Wat een geconsolideerde toestand leek, berust op strijd, ongeluk en misverstand. De vrouw voelt zich na vier jaar lichamelijke onthouding veronachtzaamd, en blijkt verlichting te hebben gezocht in het lokale asielzoekerscentrum. Onder het mom van menslievendheid treedt ze met de Algerijn in het huwelijk, maar vervolgens slaapt Beck onder de kapstok.

Vóór Göttingen woonden ze samen in Eilat, Israël. In flashbacks wordt een beeld geschetst van hun turbulente leven aldaar. Christians vrouw bestudeert beesten in de woestijn, hij zit elke dag in het bordeel, de "salon", alwaar hij bekend staat als "het duiveltje". Met dat koosnaampje is het snel afgelopen als hij een mottige Roemeense prostituee met een schroevendraaier te lijf gaat. Thuis stapelt de ingezamelde kleding voor zielige mensen zich op, dankzij de goedertieren neigingen van zijn vrouw. En zo is er genoeg om ruzie over te maken, en te vechten. Ooit was Beck schrijver, maar tegenwoordig noemt hij zichzelf "ontmaskeraar". Hij streeft de totale illusieloosheid na, onder het mom: wij kunnen nauwelijks onze eigen pijn voelen, laat staan die van anderen. Als zijn vrouw dodelijk ziek blijkt, en als laatste wens te kennen geeft geitenkaas te willen maken, vertrekken ze mét asielzoeker naar een geitenboerderij in Frankrijk. Grote verrassing: ze keren met eigengemaakte Boursin huiswaarts.

De nu geschetste verhaallijnen suggereren meer hilariteit dan ik tijdens het lezen ervoer. De asielzoeker is een buitengewoon beklemmend boek, waarmee Grunberg andermaal het gros van de vaderlandse scribenten als een stelletje provincialen achter zich laat. De associatie met Houellebecq dringt zich een aantal keren op, met dien verstande dat Grunberg een eigen - literaire - werkelijkheid creëert, en een dito stijl, waar Houellebecq een vorm van hyperrealisme bedrijft. In hun nihilisme vertonen ze echter verwantschap, en ook in hun neiging om daarvan via sweeping statements kond te doen. "Om te leven, om daarmee verder te gaan, moet er iets zijn wat je bindt aan andere levenden: een ideaal, iets wat op hoop lijkt, een verwachting, zelfs een negatieve." Of: "Houden van is een activiteit voor vliegvelden en stations, en crematoria natuurlijk." Houellebecq had het alleen vast niet kunnen laten om de Algerijn aan het eind alsnog de stadskern van Göttingen te laten opblazen. Grunberg houdt het bij het commentaar van Beck als de asielzoeker aankondigt dat hij zijn volk gaat bevrijden: "Als je toch aan het bevrijden bent, neem Palestina dan mee, dat moet ook dringend bevrijd worden." Een prachtige scène in het begin is als Beck de voeten van zijn vrouw vasthoudt, en voelt dat hij haar al deelt met doktoren, ziekenhuisbedden en verpleegsters. Boven alles is De asielzoeker een portret van een huwelijk, waarin alledaagse wanhoop ("Wie ben jij, Beck?"), zorg ("Ik heb de salade ook voor jou gemaakt, je eet niet genoeg groente") en berusting ("Als iemand zoveel is, bijna alles, dan heb je daar niet zo snel seks meer mee" ) elkaar afwisselen. De relatie van Beek en zijn vrouw lijkt op die in Fantoompijn van Mehlman en zijn Prinses Sprookje die hij om onduidelijke redenen verlaat. (Beck zou zeggen: motieven zijn altijd vreemd als je ze nader bekijkt.) Aanvankelijk lijkt Beck een gewapend bestaan te leiden in zijn strijd tegen illusies en zelfbedrog. Uiteindelijk blijken er waarheden te zijn die zelfs een illusieloze niet aankan. Bijvoorbeeld dat als je er eenmaal mee begint iemand niet alleen te laten, je hem nooit meer alleen laat. En dat het geluk verloren is voor je beseft het in handen te hebben gehad. Ondertussen kunnen wij lezers ons geluk niet op. Goddank. Arnon Grunberg is pas 32.