Arnon Grunberg
De Morgen,
2009-02-04
2009-02-04, De Morgen

De asielzoeker


Dirk Leyman

Wie 'De asielzoeker' ter hand neemt, zet zich schrap voor de wellicht meest illusieloze roman van Arnon Grunberg (°1971). De dialogen met hun hoge dosis absurdisme en genadeloze scherpte zouden Harold Pinter groen van nijd hebben doen uitslaan. Maar als je het boek dichtklapt, hou je vooral 350 pagina's tragiek op schoot, waarin Grunberg "het allerdiepste trieste" serveert, zoals Daniëlle Serdijn het in Het Parool samenvatte.

Met 'De asielzoeker' zette Grunberg in 2003 een voorzichtige koerswijziging in en liet hij de Marek van der Jagtmaskerade voorgoed achter zich: "De komediant in Grunberg [wordt] stilaan overvleugeld door een inktzwarte en onvermoeibaar redenerende moralist", zo noteerde Arjan Peters in de Volkskrant. Grunberg trekt de strop rond de nek van zijn hoofdpersonages almaar strakker. Met die kil gedoseerde benauwdheid strikt hij ook de lezer. "Wat je hebt gedaan en meegemaakt, sleep je mee. Je komt niet onder je verleden uit. (...) Je kunt jezelf niet helemaal opnieuw uitvinden", zo verklaarde Grunberg zelf het bodemloze pessimisme.

Hoofdpersonage Christian Beck is de gevoelloosheid nabij en profileert zich als de ontmaskeraar pur sang van zelfbedrog en moraal. Zijn streven naar geluk heeft hij allang opgeborgen. Ooit schrijver komt hij nu aan de kost als vertaler van gebruiksaanwijzingen. Hij leeft samen - of beter: naast - Vogel, zijn idealistische vrouw, die een dodelijke ziekte blijkt te hebben. De nihilistische Beck zweert zijn eigen verlangens af en doet alles om het haar ultiem naar de zin te maken. Hij staat haar zelfs toe dat ze trouwt met een uitgeprocedeerde asielzoeker, die bij hen in komt wonen én bij wie ze haar seksuele verlangens kwijt kan. Zo ontstaat een bevreemdende ménage à trois. Gaandeweg ontrafelt Grunberg de kiemcellen van Becks ontluisterende wereldbeeld. Want geluk, dat is immers niet meer "dan een blauw gezichtsmasker waarachter de dood hem grijnzend aanstaart".