Arnon Grunberg
Knack,
2004-10-27
2004-10-27, Knack

Bidden tot een rol plakband


Herman Jacobs

In de kunst moet je te ver gaan, maar te ver te ver wordt ook weer niet geapprecieerd. Geen Nederlands boek heeft dit jaar al meer aanleiding gegeven - of zal dat nog doen, dat staat nu al vast - tot die opmerking dan de nieuwe roman van Arnon Grunberg.

Het is niet anders: er komt weer geen normaal mens in voor. Wie van Arnon Grunberg (°1971) nog een klassiek psychologische roman zou verwachten, zal door lezing van De joodse messias, zijn nieuwste en tot op heden ook meest volumineuze boek, andermaal in die verwachting beschaamd worden.

Grunberg heeft in het verleden, niet in de laatste plaats in zijn persona Marek van der Jagt, overigens al bewezen dat je ook met zijn soort maniakaal slapstickrealisme best boven de middelmaat uitstekende boeken kunt schrijven. En je kunt erover twisten of Gstaad 95-98 eigenlijk al niet even ver ging als er nu stevig te ver wordt gegaan in De joodse messias. Maar zeker is dat deze laatste turf zijn lezers af en toe even onzacht zal treffen als een der personages, de rabbijnenzoon Awromele, op zeker ogenblik door een clubje potenrammers wordt geraakt. Om niet te zeggen even pijnlijk in de edele delen zal aantasten als de hoofdpersoon, de Zwitserse burgerszoon Xavier Radek, in de overtreffende trap ondervindt als een halfblinde besnijder het mes in zijn lid zet. Want je kunt zeggen wat je wilt, maar de kleinzoon van een SS'er opdragen het lijden van de joden, alle joden, te verlichten, anders gezegd hen te troosten, en wel onder meer door Hitlers Mein Kampf in het Jiddisch te vertalen... 't is niet ieders werk. Nog minder is dat een roman te schrijven, waarin de kleinzoon van een SS'er premier van Israël wordt, en zijn net genoemde missie op consequente wijze ten uitvoer legt door het kernwapenarsenaal van de joodse staat aan te spreken. Want, nietwaar: 'Onze enige troost is de vernietiging', zoals premier Radek op de voorlaatste pagina van het boek tegen zijn minnaar Awromele zegt.

Wat alleen maar een logisch uitvloeisel is van een vierhonderd pagina's eerder geformuleerde gedachte: 'Misschien was Xavier overgevoelig, of had hij een levendige fantasie, maar (...) hij dacht na over het doden als vak, als werk dat gedaan moet worden en dat daarom lijkt op al het andere werk dat niet verzaakt mag worden. Als alleen de dood een einde kan maken aan het lijden, lijkt het alsof de dood een oplossing is, een antwoord. Misschien wel een verstandig antwoord.'

'Je moet schrijven om de mensheid te schaden, zei Flaubert, en dat is al heel lang mijn programma', vertelde Grunberg naar aanleiding van zijn jongste op 17 september in een interview in NRC Handelsblad. Als je het zo bekijkt - want de jonge schrijver zegt ook wel eens wat anders - is Grunberg misschien zelfs deels in zijn opzet geslaagd. Er zijn zeker mensen die de volgende mededeling, gedaan door Xaviers vader, nietecht heel geestig zullen vinden: '"Als er een halve eeuw geleden fitness had bestaan', zei hij, 'dan waren de concentratiekampen gigantische fitnessruimtes geweest, waar de joden hun overtollig vet konden kwijtraken. Geloof me, als fitness eerder was ontdekt, had de geschiedenis er anders uitgezien."'

Grunberg is een meedogenloze schrijver, die nog onbarmhartiger voor zijn personages is dan Thomas Rosenboom. Tegelijk verkoopt hij ook zijn lezers een paar fikse kopstoten. Hij doet dat, men moet het toegeven, met souplesse, ja flair, waardoor hij uitstijgt boven het béte existentiële hooliganisme van een Herman Brusselmans - de debiele oom van dit schrandere neefje. Maar je kunt je afvragen of de uiteindelijke mededeling van dit boek, zoals eigenlijk van al Grunbergs boeken, niet besloten ligt in deze passage:

'Xavier nam het besneden geslacht (van Awromele nvdr.) weer in de mond en zoog en likte, zoals hij dat nog niet eerder had gedaan. Bezeten, alsof het een wedstrijd was, alsof tederheid en agressie van dezelfde substantie waren gemaakt, alsof het een gebed was, een gebed tot een aamloze. Geen God, geen Almachtige, alleen een afwezige, een niet-bestaande, een gebed tegen een pot augurken, of een rol plakband, een gebed tegen een lege colafles, een psalm zo wanhopig als de wanhopigste gebeden op deze wereld.' 'Het laatste wat sterft is hoop', is het motto van De joodse messias. Dat klopt precies.