Arnon Grunberg
Trouw,
2004-09-18
2004-09-18, Trouw

Deze messias is tweedehands : Gemakzuchtige roman van Arnon Grunberg Waarom wil Xavier de joden eigenlijk redden?


Carl Friedman

Hebben Israel en het Derde Rijk, joden en Duitsers meer gemeen dan ze zouden willen bekennen? Zou kunnen, schrijft Carl Friedman, maar dat idee is al eerder, gedurfder en geestiger uitgewerkt dan Arnon Grunberg dat doet in zijn nieuwe roman. "'De joodse messias' is een product van zelfoverschatting.'

Xavier Radek, hoofdpersoon van 'De joodse messias', is de kleinzoon van een gesneuvelde SS'er die tijdens het Derde Rijk joden heeft vermoord zoals anderen oesters eten. "Maak er maar drie dozijn van, we kijken vanavond niet op eentje meer of minder.'

In zijn puberteit raakt Xavier geboeid door het lijden, dat ongelijk over de mensheid is verdeeld. Van alle volkeren op aarde schijnt het joodse volk het meest te worden gepijnigd. Zo komt het dat uitgerekend Xavier, wiens grootvader een overtuigde antisemiet is geweest, zich aangetrokken voelt tot het jodendom. Hij bezoekt een synagoge. Hij wordt lid van een zionistische jeugdvereniging. Hij sluit vriendschap met de orthodoxe Awromele. Op zeker moment laat hij zich zelfs besnijden. Een halfblinde moheel verwijdert in een achterkamertje en bij het licht van een leeslamp zijn voorhuid. Maar het mes glijdt uit, met het gevolg dat ook een van de teelballen van de patient erbij inschiet. Zijn lendenstreek verandert in 'een slagveld van pus'. Bloedend en kermend sleept hij zich naar zijn ouderlijke huis. "Een ding wist Xavier nu in ieder geval zeker. Hij wist in welk lichaamsdeel van de jood de meeste pijn zat.' De teelbal zet hij op sterkwater. Nu en dan spreekt hij het geamputeerde ding toe. "Ik noem je Koning David', zegt hij tegen de teelbal.

"Koning David was de koning van de joden en op een dag zul jij dat ook zijn.'

Hij is vastbesloten om een trooster te worden van de joden.

"Sommigen troostten een verloren zoon, anderen troostten een familie, dan waren er misschien nog een paar die een straat troostten of een buurt, maar hij had de troost van een heel volk op zich genomen,' heet het.

Voor zijn rol van verlosser put hij niet alleen inspiratie uit de teelbal, maar ook uit een exemplaar van 'Mein Kampf' dat zijn grootvader heeft nagelaten.

"Luisterend naar klezmermuziek had Xavier het liggend in zijn bed gelezen, het was hier en daar taaie kost, maar (...) het werd steeds meeslepender en spannen-der.' Hij weet zijn vriend Awromele ervan te overtuigen dat het boek dringend in het Jiddisch moet worden vertaald. Tussen de twee jongens ontstaat zowel geestelijk als lichamelijk een diepe wederzijdse afhankelijkheid.

Terwijl Awromele zich aan de vertaling zet van 'Mein Kampf', legt Xavier zich toe op de kunst. Hij heeft namelijk plotseling ontdekt dat hij talent heeft voor tekenen en schilderen. Hals over kop vertrekt het tweetal naar Amsterdam, waar Xavier de kunstacademie gaat bezoeken.

De geamputeerde teelbal reist mee en wordt door hem veelvuldig met penseel en verf vereeuwigd. Maar zijn talent wordt door zijn leraars onderschat, waarna hij met Awromele emigreert naar het Beloofde Land. Wie met alle geweld een trooster der joden wil zijn, heeft daarvoor immers joden nodig?

In Israel, waar Xavier wordt onthaald als 'een rechtgeaarde zionist uit het oude Europa', hoopt hij zijn levensdoel te vervullen. Hij weet het ginds te schoppen tot minister-president, maar zijn macht bevredigt hem niet. "Wat zal ik doen', vraagt hij zich af, "om de wereld anders achter te laten dan ik hem heb aangetroffen?' In het geheim sluit hij een verbond met Palestijnse terroristen, die hij voorziet van atoomwapens. Vervolgens verklaart hij, met hun steun, de oorlog aan het Westen. Zijn laatste dagen brengt hij door in een bunker in Jeruzalem, waar hij treurt om Awromele, die door een opstandige joodse menigte is gelyncht. "Onze enige troost is de vernietiging,' zegt hij, waarna het doek valt.

'De joodse messias', de nieuwe roman van Arnon Grunberg, pretendeert over grote ideeen te gaan. Welke ideeen precies? De lezer moet ernaar raden. Wil Grunberg de draak steken met de zielsverwantschap tussen het joodse en het Duitse volk, die groter is dan elk van de twee wenselijk acht? Daarover kunnen interessante dingen worden gezegd, want zowel het Duitse als het joodse volk zijn betrekkelijk laat in de geschiedenis een natie geworden. De staat Israel dateert van 1948, terwijl Duitsland een jaar later uiteenviel in twee republieken, die pas in 1990 zijn herenigd. Beide volkeren zijn lange tijd een 'lichaam zonder ziel' geweest, een natie zonder een gemeenschappelijk territorium. Tot ver in de 19de eeuw werd het bestaan van Duitsland in twijfel getrokken ("Duitsland, waar ligt dat? Ik weet het niet te vinden', aldus Friedrich Schiller), terwijl het bestaan van Israel tot op de huidige dag door sommigen wordt ontkend.

Ook andere vergelijkingen liggen maar al te zeer voor de hand. Niet voor niets worden de Palestijnen wel aangeduid als 'slachtoffers van de slachtoffers', die wonen in 'kampen'. Zelfs Hitler was zich bewust van de verwantschap tussen Duitsers en joden.

"Is het u niet opgevallen', zo vroeg hij eens aan Rauschning, "dat de jood enerzijds de volmaakte tegenhanger van de Duitser is en anderzijds zo sterk aan hem verwant als slechts twee broers kunnen zijn?' En met een brok in zijn keel voegde hij eraan toe: "Er kunnen geen twee uitverkoren volkeren bestaan. Wij zijn het volk Gods. Zegt dat niet alles?'

De representatie van de jood als het kwade geweten van Duitsland, de gedachte dat Hitler om de joden te kunnen uitroeien eerst de jood in hemzelf moest vernietigen, en, omgekeerd, dat in om het even welke jood Hitler de kop kan opsteken: die analogie heeft al schitterende literatuur opgeleverd. Zo voerde George Steiner in zijn roman 'The Portage to San Cristobal of A.H.'

(1987) een hoogbejaarde Adolf Hitler op, die na de oorlog is gevlucht naar Zuid-Amerika, waar hij tientallen jaren later door Israelische veiligheidsagenten wordt gearresteerd. Deze stokoude Fuehrer moet voor een tribunaal verantwoording afleggen voor zijn misdaden tegen de joden. Bij die gelegenheid roept hij zichzelf uit tot zionist bij uitstek en de schepper van de joodse staat. "Misschien ben ik de Messias wel, de ware Messias, wiens infame daden door God werden geduld om Zijn volk thuis te brengen', zegt hij. "Het Reich heeft Israel voortgebracht.'

Bij Grunberg zal de lezer vergeefs zoeken naar zulke diepgang. Het blijft onduidelijk waarom zijn held nu eigenlijk de joden wil redden. Aanvankelijk wordt beweerd dat de joden dringend moeten worden getroost omdat ze door God in de steek zijn gelaten. "De christenen hadden Jezus, de kapitalisten hadden winstmaximalisatie, de boeddhisten konden langzaam versmelten met het niets, de socialisten konden loonslaven verheffen, drie avonden per week, bij mooi weer in de openlucht, en de joden hadden niets. Geen messias, een God die het liet afweten.' Maar even later lezen we dat de joden juist beschikken over een alleraardigst opperwezen: 'een redelijke, weldenkende entiteit, die het beste met hen voorheeft en die niets liever wil dan de vreugde op aarde vergroten'. De roman hangt van willekeurige snedigheden aan elkaar.

Tussendoor passeren er allerlei figuranten, waarvan de meeste in het verhaal niets te zoeken hebben en wier onnozele gesprekken dodelijk vermoeiend zijn. Ook de twee hoofdpersonen babbelen tot vervelens toe. Hun dialogen moeten verhelderen hoe Xavier van een trooster der joden geleidelijk verandert in een vijand van de mensheid, in een man die overeenkomst vertoont met Adolf Hitler. Maar de dialogen in het boek verhelderen weinig, of het moest zijn dat het onderwerp voor de schrijver te hoog gegrepen is.

Ook Grunberg zelf heeft dat kennelijk beseft. Om het zekere voor het onzekere te nemen heeft hij zijn roman overladen met symboliek: de ontbrekende teelbal, het exemplaar van 'Mein Kampf', het miskende artistieke talent, de homoseksualiteit, de ondergang in de bunker, allemaal wijzen ze in een richting. Men moet wel stekeblind zijn om ernaast te kijken. Toch vindt Grunberg het nodig om aan het slot van de roman twee honden te laten opdraven die, zoals Hitler zijn hond Blondie heeft vergiftigd, door Xavier worden gedood. In 'De joodse messias' is ieder misverstand en daarmee ook elke verrassing uitgesloten. Bovendien is het verhaal niet nieuw. Een soortgelijk kunstje is al eerder vertoond door de Duitse schrijver Edgar Hilsenrath, die het er veel beter afbracht. In zijn in 1977 verschenen roman 'Der Nazi und der Friseur' is de hoofdpersoon een SS'er die zich uitgeeft voor jood en die na de oorlog emigreert naar Palestina, waar hij vecht voor de stichting van een onafhankelijke joodse staat. Deze gewezen massamoordenaar vindt met hilarisch gemak zijn draai tussen de zionistische pioniers. Dat zijn immers boeren en soldaten, die hun land opbouwen met hetzelfde onverwoestbare idealisme als de Duitsers hebben gedaan met het Derde Rijk? Ja heus, bij zo veel gesundes Volksemfinden voelt hij zich als SS'er dadelijk in zijn element!

'Der Nazi und der Friseur' was het eerste boek over de Holocaust waar ik om heb gelachen. Ook Grunberg heeft het gelezen, daarover kan geen twijfel bestaan. Hij moet wel betoverd zijn geraakt door de briljante joodse zelfspot van Hilsenrath, waarbij de oppervlakkige satire van zijn eigen verhaal verbleekt. Zijn nieuwe roman is het product van gemakzucht en zelfoverschatting. Misschien was hij te druk met het signeren van telefoonboeken om aan werken toe te komen? Zijn optreden in de sterreclame is in elk geval geestiger dan 'De joodse messias', waarmee hij zijn hand lijkt te hebben overspeeld.