Arnon Grunberg
Mare,
2004-09-09
2004-09-09, Mare

‘Joden hebben ook Lebensraum nodig’


Christiaan Weijts

Een teelbal op sterk water wordt door de joden als de Messias aanbeden, twee jongens vertalen Mein Kampf in het Jiddisch, een kleinzoon van een SS-er werpt zich op als redder van het joodse volk, een halfblinde importeur van kosjere kaas laat een besnijdenis uit de hand lopen en pleegt zelfmoord in de gevangenis.

Wie vertrouwd is met zijn werk herkent in zulke grappen onmiddellijk de absurdistische signatuur van Arnon Grunberg. Volgende week verschijnt in de Jiddische Bibliotheek-serie van Vassallucci de nieuwste roman van de verbluffend productieve sterauteur.

Het verhaal begint in Basel. Xavier Radek, kleinzoon van een man die ‘met oprecht enthousiasme en veel vertrouwen in de vooruitgang de SS had gediend’ is er op jonge leeftijd van overtuigd dat hij zich op moet werpen als de trooster van het joodse volk. Hij raakt bevriend met Awromele, zoon van een rabbijn, die hem meeneemt naar een handelaar van kosjere gorgonzola om een besnijdenis uit te voeren. Als deze volledig mislukt (‘Eén ding wist Xavier nu in ieder geval zeker. Hij wist in welk lichaamsdeel van de jood de meeste pijn zat’) raken zijn Messiaanse aspiraties pas goed op dreef.

Het is een beproefd gegeven: de omkering. De dader werpt zich op als slachtoffer, en de slachtoffers worden daders. Dit gegeven leidt tot allerlei omkeringen en statements als: ‘De joden hebben ook Lebensraum nodig.’ Of: ‘Zoals sommige vrouwen vragen om verkrachting, zo vragen sommige joden kennelijk om een pogrom’.

Vooral in dit laatste voorbeeld zie je hoe de ironie van Grunberg, en het moedwillig willen shockeren, op een gegeven moment tegen hem kan gaan werken: alles wordt een grap, en je bent geneigd om de auteur uiteindelijk nergens meer serieus in te nemen, zodat je tenslotte louter nog leest voor de lol, de absurde fantasie, de geslaagde scènes en de meesterlijke stijl.

Toch gaat ondertussen achter alle kolderiek een genadeloos en gitzwart wereldbeeld schuil. De stelregel die Reve ooit formuleerde – tragiek wordt versterkt door humor - is bij Grunberg in extremis toegepast. Grunbergs hilarische universum is in wezen door en door cynisch, zonder ook maar het allergeringste sprankje hoop. In Grunbergtaal gaat dat dan altijd in zinnen als: ‘Xavier wist dat betekenis niet bestond. Er was alleen pijn zonder betekenis. Als politicus moest hij die pijn aankleden.’ De trooster van het joodse volk kan alleen maar een illusie verkopen. En faalt uiteindelijk ook daar in.

Daarmee zijn we terug bij het hoofdthema in al het werk van Grunberg en zijn alter ego Marek van der Jagt: het noodzakelijkerwijs najagen van illusies, het in scène zetten van je eigen leven, het verkopen van illusies en de fictie als enige ontsnappingplaats. Waar je ten slotte ook bedrogen uit komt.

Zo ook de Messiaanse aspiraties van Xavier: ‘Alle ambitie begint met de fantasie dat je iemand anders kunt zijn die je bent: overwonnen en geslagen, zonder toekomst en in zekere zin ook zonder verleden. De fantasie is het die je optilt, meesleurt, groter maakt dan je ooit had gedacht te zullen zijn en je dan achterlaat als een lege zak.’

Deze zinnen hadden in om het even welk Grunbergboek kunnen staan. Als thema lijkt het misschien wat mager en eenzijdig, maar Grunberg weet er keer op keer weer een hilarische en virtuoze wervelstorm door te ontketenen waar je onmogelijk níet door meegesleept kan worden.

Is er dan niets aan te merken aan deze roman? Natuurlijk wel. Namelijk dat Grunberg niet heeft kunnen regelen dat de uitgever afweek van de absurde Vassallucci-huisstijlregel die wil dat seks altijd abusievelijk gespeld wordt als ‘sex’.