Arnon Grunberg
Dagblad van het Noorden,
2000-10-11
2000-10-11, Dagblad van het Noorden

Het bestaan als een zielige klucht


Hans Warren

De beste bedoelingen leiden tot niets, ieder streven is vergeefsliefde lukt nooit. We zijn allemaal de gevangenen van onze eigen verschijning. Anderen beoordelen we in de eerste plaats op grond van hun uiterlijk. En wij worden voortdurend afgemeten aan hoe we eruit zien. Niemand merkt het loeder op dat achter een knap gezicht schuil kan gaan. Geen mens heeft oog voor de kwaliteiten van een lelijkerd.

Marek van der Jagt formuleert het in De geschiedenis van mijn zo: 'Oh, we kunnen boeken volschrijven over geestelijke waarden en normen, wij kunnen ons een leven lang met niets anders bezighouden, maar de geestelijke waarden en normen lopen op krukken en met orthopedisch schoeisel aan hun kreupele voeten achter de cosmetische buitenkant aan.'

Een cosmetisch chirurg in het verhaal heeft minder woorden nodig. Hij beweert zonder meer: 'Wij zijn buitenkant.' De hoofdpersoon, die gewoon Marek van der Jagt heet, belandt bij deze arts omdat hij zich diep schaamt voor de omvang van zijn geslachtsdeel. 'Je hebt de penis van een dwerg', stelt een meisje vast. De chirurg vindt opereren onverstandig, daarom neemt Marek z'n toevlucht tot medicijnen. Die hebben nul procent effect, maar honderd procent bijwerking: hij raakt er zijn hoofdharen door kwijt, vandaar de titel van het boek. Kaal worden is ook al zo'n uiterlijkheid die een mens verschrikkelijk kan frustreren. Valt zoiets te stuiten? Is een pijnlijke ingreep geen zinloze camouflage? Kun je de buitenwereld een ander ik tonen?

Dat is misschien het belangrijkste onderwerp van dit boek, en het is met een verrassend experiment kracht bij gezet. Ook een schrijver kan niet ontkomen aan zijn buitenkant, aan de aard die het publiek hem toedicht. Wanneer hij eenmaal een bepaalde faam heeft, is het uitgesloten dat hij ooit nog met een écht nieuw boek komt. Er is vooraf al over geoordeeld, de kaders liggen al vast. Voor sommige auteurs is het onverdraaglijk dat hun werk verdwijnt achter hun reputatie. Ze bedienen zich graag van mystificaties, van pseudoniemen om hun oude gedaante achter zich te kunnen laten.

Alles wijst erop dat Marek van der Jagt zo'n schuilnaam is. De taal, de toon, de thematiek: ze zijn even onmiskenbaar als een ijsvogel tussen de huismussen. Het moet Arnon Grunberg zijn die hier op een briljante wijze verstoppertje aan het spelen is. Maar hij is gezien eer hij tot tien kan tellen. Welke andere Nederlandse auteur zou achteloos met wijsheden strooien als 'Het is gek hoe iedereen steeds weer denkt dat hij een ander nodig heeft om iets van zijn eigen leven te maken' of 'Als leven een vak is, wilde ik ontslag nemen'? Wie anders kan zo laconiek de vreselijkste huiselijke scènes weergeven, zulke even absurde als realistische dialogen schrijven, zo koeltjes doen over erotiek? Wie durft er verder zinnen aan als 'Het genot rook naar natte kleren en misschien ook een beetje naar mottenballen? ' Grunberg, Grunberg, Grunberg. Hij laat zijn alter ego aankondigen dat deze slechts één boek zal schrijven, en dat boek is dus De geschiedenis van mijn kaalheid.

Marek is een Weense filosofiestudent die van filosofen slechts de samenvattingen leest, verder geeft hij bijlessen. Hij is een buitenbeentje in de familie. Alles draait daar om succes, en hij is natuurlijk nooit eens succesvol. Zijn moeder, die bekend stond als de mooiste vrouw van Wenen en die vele aanbidders had, is overleden Ze viel tijdens een bergtocht die ze met Marek maakte, daarover voelt hij zich schuldig.

Ambities

Hij heeft artistieke ambities. Zo schrijft hij gedichten waarin geen uitgever wat ziet. Maar zijn grootste roeping is de 'amour fou', hij droomt over alles verterende liefde. Alleen blijft het bij hem bij theorie en komt er van de praktijk niets terecht. Hij raadpleegt alle boeken over 'amour fou', het gevoel wil echter niet komen. Als jongen van vijftien zette hij zijn eerste schreden op het pad van de obsessieve liefde. Hij hoopt dat twee Luxemburgse meisjes die Wenen bezoeken hem kunnen helpen. Aan hun gewilligheid ligt het niet: één van de meisjes kruipt meteen met een broer van Marek in bed, de ander laat weten: 'Je mag me neuken, maar je mag me niet aanraken.' De 'amour fou' wordt gefnuikt als de meisjes zijn penis zien: 'Alsof ze de versnellingsbak van een Eend per ongeluk in een Mercedes hadden ingebouwd.' Het geslachtsdeel van zijn broer maakt juist veel indruk: 'Een vleesetende plant die zich had opgericht naar de zon.'

Hij lijdt hevig onder zijn afwijking, de vrouwen lijken zich er nauwelijks om te bekommeren. Vrouwen als de moeder van de verminkte Max, een van de kinderen die hij bijles geeft. In een van de mooiste scènes van het boek, met die zo kenmerkende mengeling van hopeloos en luchtig, zoekt zij troost bij Marek. Hij laat zich ook door een tekenlerares verleiden. En dan is er nog Mica, een manke accordeoniste, die hem na zijn ontboezemingen over de minipenis op de medicijnen wijst, die dus een averechts effect hebben. Zo gaat dat altijd bij deze

Waan

Het bestaan volgens Van der Jagt is helemaal het bestaan volgens Grunberg. Het bestaan als zielige klucht. Waarschijnlijk onbedoeld (anders had hij zich de ingewikkelde omweg bespaard) gaat in deze roman ook de laatste romantische waan eraan. De gedachte namelijk dat je je aan wie je bent zou kunnen onttrekken. Iedere bladzijde, elke alinea verraadt een schrijver. Elk gebaar, ieder woord verraadt ons. We zijn voor altijd wie we zijn. Er is geen ontkomen aan. Alles is buitenkant, ook onze binnenkant.