Arnon Grunberg
Nederlands Dagblad,
2000-11-17
2000-11-17, Nederlands Dagblad

De geschiedenis van mijn kaalheid


Rien van den Berg

Marek van der Jagt, schrijver van een indrukwekkend debuut, zou volgens een hardnekkig gerucht dezelfde zijn als Arnon Grunberg. Een journalist nam Arnon Grunberg een groot interview af dat uiteindelijk draaide om n vraag: ben jij, Arnon Grunberg, Marek van der Jagt? Je had hem net zo goed kunnen vragen of hij, Arnon Grunberg, Arnon Grunberg is. Dat had hij ook ontkend. Natuurlijk liegt Grunberg: liegen kan beleefd zijn, zegt hij tegen de journalist. Daarmee citeert hij de vader van Marek van der Jagt: "Beleefdheidsleugentjes zijn eigenlijk geen leugens." (blz. 215). Maar daarmee heeft hij nog niet gezegd dat hij Marek van der Jagt is. Hooguit kent hij de vader van Marek, of misschien houdt hij er aangaande leugentjes toevallig dezelfde mening op na als de vader van Marek, of misschien houdt hij er aangaande leugentjes toevallig dezelfde mening op na als de vader van Marek, die hij verder niet kent. Wat betekent liegen bij een schrijver? Marek van der Jagt sluit zich bij Arnon Grunberg aan: "Wie mij zoekt, moet onder de 'f' van fictie zoeken en daar heersen andere wetten en regels, daar bestaan geen officile versies." Maar daarmee heeft Van der Jagt nog niet gezegd dat hij Grunberg is. Hooguit kent hij Grunberg, of misschien houdt hij er aangaande feit en fictie toevallig dezelfde mening op na als Grunberg, die hij verder niet kent. Wat betekent liegen? Betekent dat nog wel iets? En zo zit je nog voordat je aan de roman begonnen bent al met de hamvraag. Het is de vraag van de schrijver aan de werkelijkheid; de vraag van Jezus aan Pilatus; de vraag van de gelovige aan God. Wat is waarheid? Arnon Grunberg zegt dat het geen zin heeft om te antwoorden op de vraag of hij Marek van der Jagt is: Hij zou beide antwoorden kunnen liegen. Marek van der Jagt pleegt een moord, maar dankzij zijn formulering van de waarheid wordt het een ongeluk. Iedereen gelooft zijn onschuld. In dit boek onthult hij de waarheid. Het zal geen gevolgen hebben: Niemand heeft er belang bij dat de officile versie veranderd wordt. Niemand kan iets met de waarheid. Zo heeft de verwarring rond de auteur van deze roman zin gekregen. Daar twijfelde ik eerst aan. Was ene Marek van der Jagt de auteur, dan had hij stijlplagiaat gepleegd. Wat zeer te betreuren zou zijn, omdat de schrijver van dit boek tot de grote talenten in het Nederlandse taalgebied gerekend moet worden. Was Arnon Grunberg de auteur, dan was de mystificatie te doorzichtig geweest om hem serieus te nemen. Maar juist de verwarring voert tot het hart van het boek. Marek van der Jagt - de romanfiguur - groeit op in een raar gezin. Voor zijn vader, een Nederlander in Wenen, bestaat er geen alternatief voor zakelijk succes. Eens ontsloeg hij een kindermeisje. "Ze geloofde in God en dat vond vader slecht voor de opvoeding." Hij leeft een eendimensionaal leven, maar het werkt wel. Geld hebben ze zat. En dat zijn vrouw Constance er openlijk tal van minnaars op na houdt, is niet zo'n probleem, als ze het decorum maar niet verstoort. Geld interesseerde Constance eigenlijk niet, hoewel ze er veel van nodig had. Ze zocht iets dat ze toch maar steeds niet grijpen kon, getuige het feit dat ze steeds nieuwe minnaars nodig had. Marek heeft niks met de eendimensionaliteit van zijn vader. Het wordt hoe langer hoe duidelijke dat Marek zijn moeder als voorbeeld ziet. Hij vergelijkt het leven met "slingers die door zijn moeder zijn opgehangen en die anderen weer van het plafond hebben gerukt". Hij stort zich op de amour fou, de liefde die je treft als een blikseminslag, als een koudvuur. Maar de eerste de beste keer dat hij dicht bij zijn ideaal komt, ontdekt hij wat hij nooit heeft geweten: zijn geslacht is te klein. Marek van der Jagt - de auteur - schrijft zeer expliciet over seksualiteit. Hij lijkt in deze passages misschien wel het meest op Grunberg. Ook bij Van der Jagt gaan mensen juist in hun seksualiteit vaak volstrekt aan elkaar voorbij. En ook Marek van der Jagt schrijft hard, genadeloos hard. Dat moet ik terugnemen. 'Genadeloos' is niet op zijn plaats. Het is Grunberg die, en een van zijn essays, corrigeert. "Alleen God mag zonder mededogen over ons schrijven." Van der Jagt en Grunberg schrijven hard, maar bij nader inzien niet genadeloos. Ze ontmaskeren mensen in de belachelijkheid van hun handelen, maar schrijven ze niet af. Het is moeilijk uit te leggen wat functionaliteit is als het om seksscnes gaat. De vergelijking met Ronald Giphart maakt veel duidelijk. De scnes van Giphart dienen zichzelf, hun eigen zweterigheid. De scnes bij Van der Jagt brengen de lezer op het spoor van het grondmotief van het boek. Behalve de twijfel of dit nu de amour fou is die hij zoekt, stelt Marek zich ook voortdurend ethische vragen. En anders houden zijn gesprekspartners hem de spiegel wel voor. "Wat wil je van ons, behalve seks?" Het is niet in de laatste plaats de humor waarmee Van der Jagt zweterigheid eraf haalt. "Ze kleden elkaar uit", zei ik en ik voelde me een verslaggever van een biljartwedstrijd. Juist de ontdekking van de kleinheid van zijn geslacht brengt Marek tot de vraag wat de werkelijkheid betekent. "Jammer dat sommige mensen een lichaam hebben gekregen waar tien goede kleermakers wel zes weken mee bezig zouden zijn geweest om de schade te herstellen, maar ook daarin zal wel de hand van God te herkennen zijn." Seksualiteit is in dit boek een aanleiding voor allerlei vragen die wel degelijk een antwoord behoeven. De vraag naar betekenis, de vraag welke voorouder voor het erfelijke defect verantwoordelijk kan zijn, en ook de ethische vragen tijdens de jacht op de amour fou dienen beantwoord: "Oh, we kunnen boeken volschrijven over geestelijke waarden en normen, wij kunnen ons een leven lang met niets anders bezighouden, maar de geestelijke waarden en normen lopen op krukken en met orthopedisch schoeisel aan hun kreupele voeten achter de cosmetische buitenkant aan." De vraag naar God is serieuzer dan Van der Jagt hem aanvankelijk presenteert. Op cruciale momenten in het boek is God als God van de Wraak aanwezig. 'God der Wrake' is een moeilijk begrip. Om de wraak aan God te kunnen laten is geloof nodig. Je moet overtuigd zijn van Zijn rechtvaardigheid, goedheid en persoonlijke betrokkenheid op jouw leven. Marek groeit op in een gezin waarin God beschouwd wordt als iets dat slecht is voor de opvoeding. En onmiddellijk raakt het begrip God van de Wraak vertekend. Wat betekent alles wat hem overkomt? Marek snapt er niets van. Maar het heeft te maken met het zwijgen van God. "De afwezigheid van betekenis is net zo moeilijk te bevatten als oneindigheid", concludeert hij ergens. En aan het einde, als hij een moord heeft begaan, iedereen zijn onschuld gelooft en iemand ten troost een roze schuimpje op zijn kussen legt, vraagt hij: "Betekenis, ik daag u uit. Kom naar beneden, roept u maar, doe maar een gooi naar de onsterfelijkheid, alles wat u roept is goed." Betekenis, waarheid, geestelijke waarden en normen, blijven kennelijk zaken die van boven zouden moeten komen. Welnu, roept u maar. Maar de hemel blijft leeg. God roept niks. Wat is waarheid als God zwijgt? Zo voltrekt zich de moord: Mareks moeder wordt ziek en denkt dat ze zal sterven. Vader zegt dat ze naar de bergen moet gaan, daar vond hij altijd levensvreugde. Marek gaat mee. Hij is de enige die zijn moeder nog kan verdragen. Tijdens een bergwandeling langs een steile wand vraagt ze Marek te beloven dat hij nooit zal uitzoeken wie zijn vader is. Dat werkt natuurlijk averechts. Marek, die zich nog nooit heeft afgevraagd wie zijn vader is, slaat door. "Hou op mijn leven kapot te maken', riep ik, 'hou daarmee op, voor eens en voor altijd, hou daarmee op.' Ik schudde haar heen en weer aan haar jas. De stof kraakte en ik schudde." Daarna rest de vraag: "Waar houdt duwen op en begint uitglijden?" Wat is waarheid? Hoe verleen je hier betekenis aan? Marek stelt aan het einde van het boek de vraag aan de wetenschapper Hirschfeld. Die gelooft immers dat de wetenschap betrouwbare voorspellingen doet. 'Wat verwacht u van het leven?' Hirschfeld denkt na. "Dat het nog een tijdje doorgaat', zei hij, 'en dan stopt." En dan, als om ook de laatste betekenis uit de weg te ruimen: "Geen toegiften. Het was mooi, maar ik wil geen toegiften." Daar lijkt Marek van der Jagt niet helemaal vrede mee te kunnen vinden. Hij eindigt dubbelzinnig: "Als je niets gevonden hebt om voor te leven, moet je ten minste iets vinden om voor te sterven. Maar ik vind het wel." Wat? Iets om voor te leven of iets om voor te sterven? Marek gaat terug naar de plek van de moord of de plek van het ongeluk. De plek waar zijn vader het leven vond en zijn moeder de dood. De plek bij uitstek waar het twee kanten op kan.