Met een nagelschaar in de anus
Esther Gerritsen
Marek van der Jagt zoekt het gevaar van de eigen waarheid op Tien spraakmakende Nederlandse literaire boeken uit de afgelopen vijftig jaar verschijnen opnieuw in de serie De Leeslijst. Spreken ze nog steeds tot de verbeelding?
De schrijvers Abdelkader Benali (1975) en Esther Gerritsen (1972) nemen de proef op de som. Deze week: Gstaad 95-98 (2002) van Marek van der Jagt. Gstaad 95-98 laat zich moeilijk in alledaagse woorden navertellen.
Als ik zeg dat Mathilde, het kamermeisje, zich prostitueerde en haar zoon Francois daarbij toekeek, zie ik een Rondom Tien-uitzending voor me, waarin de zoon spreekt over de kwalijke gevolgen van zijn bizarre jeugd. Maar als ik vertel dat zijn Mathilde de kamers deed, en 'soms ook de tijdelijke bewoners van die kamers', als ik vertel dat Mathilde en haar zoon de vaste gasten van Sonnenhuegel, het echtpaar Ceccherelli, bewaakten, met alle diensten die daarbij hoorden, dat mevrouw Ceccherelli zich een onsmakelijke noemde en Francois Lepeltier daarom bij de onsmakelijken wilde horen, zelf een onsmakelijke wilde zijn, dan is dat dichter bij de waarheid. Francois Lepeltiers waarheid. Waarin hij geen bizar kind is met automutilatieverschijnselen, maar 'het kind van Sonnenhuegel' ('een vriendelijke wilde') dat begrijpelijkerwijs zijn anus met een nagelschaar penetreert omdat hij wil bloeden zoals mevrouw Ceccherelli bloedt, zoals Mathilde bloedt, om bij hen te horen.
In dit bizarre, in aanvang humoristische, maar uiteindelijk trieste boek schemert het bekende maar af en toe door het verhaal heen. Wanneer Mathilde haar bloedende zoon naar de dokter sleept en deze hen voorzichtig voorstelt om eens met een maatschappelijk werker te praten.
Maar de werkelijkheid slaat pas echt toe als Francois - nu allang volwassen - verliefd wordt. 'Toen leven ophield een vluchtige herinnering te zijn, toen leven weer werd wat het van het begin af aan had moeten zijn, leven, begon de koorts. . .' Het bewaken van de onsmakelijken (het bevredigen van bejaarde hotelgasten) wordt voor het eerst 'een routineklus'. Als hij de eerste nacht van zijn leven niet bij zijn moeder slaapt, maar bij de elfjarige Olga, blijkt moeder Mathilde nog over andere taal te beschikken dan die bizarre woorden die moeder en zoon tot nu toe gebruikten om hun symbiotische relatie te duiden. Bekende gefrustreerde woorden: 'Wie kan van jou houden? Alleen ik, Francois, alleen ik. Omdat ik niet goed wijs ben, omdat ik mijn leven voor jou heb opgeofferd.' Dan kom je weer in een alledaagse pijnlijke werkelijkheid terecht waarin de elfjarige Olga het slachtoffer wordt, en de woorden van Francois vooral gevaarlijke woorden blijken: 'Ga weg van hier, Olga' (. . .) 'Deze wereld verdient jou niet.'
In werkelijkheid is Marek van der Jagt het pseudoniem van een auteur die wel eens wilde weten hoe zijn werk werd gelezen als het niet zijn werk was.
'De waarheden die je over dit leven kunt bedenken, zijn tamelijk dodelijk.' Zegt die schrijver. 'Spelen is een vluchtpoging, maar tegelijkertijd ook een manier die waarheden te slim af te zijn. Je verzint een list om aan je eigen onbeduidendheid, overbodigheid te ontsnappen. Dat is een spel dat je serieus moet nemen, zonder te vergeten dat het een spel is.' Francois Lepeltier vergeet dat wel. Hij neemt zijn verbeelding serieus en juist dat serieus nemen van de eigen waarheid, blijkt weer eens een groter gevaar dan het spelen ermee.
Al gebruikt Francois de laatste woorden in zijn relaas (dat dit boek is) om zich achter te verschuilen, je kunt ze ook lezen als een veiligheidsvoorschrift voor het leven: 'Niemand heeft recht op de waarheid .'