Arnon Grunberg
Humo,
2002-06-02
2002-06-02, Humo

Gstaad 95-98


Bart Vanegeren

Marek van der Jagt, de 35-jarige Weense filosofiestudent die aan de kost komt als apothekershulpje en twee jaar geleden succesvol debuteerde met 'De geschiedenis van mijn kaalheid', is een creatie van Arnon Grunberg. De aan de universiteit van Rome verbonden wiskundige Dario Benedetto - ons klinkt dat als een pseudoniem in de oren - verklaart met het hand op zijn computer dat het literaire DNA van Grunberg en Van der Jagt identiek is.

't Zou ons verbazen als het Grunberg spijt dat zijn stilistische vingerafdruk 'm verraden heeft. Van in het begin heeft hij malicieus grijnzend sporen achtergelaten (Van der Jagts voornaam werd ontleend aan de door Grunberg uitentreuren geprezen Poolse schrijver Marek Hlasko), aanwijzingen rondgestrooid (Van de Jagts e-mailverkeer verliep langs een New Yorkse server), tips gedeald (op het omslag van 'De geschiedenis van mijn kaalheid' stond een foto van Fernando Pessoa, de in heteronieme alter ego's grossierende Portugese dichter) - 't was simpelweg deel van Grunbergs opzet dat de wereld wist dat hij Van der Jagt was.

Grunberg speelde het maskerspel nietsontziend, tot op het bot - zoals elk spel eigenlijk gespeeld hoort te worden. 'Gstaad 95-98' (De Geus), de tweede roman van Van der Jagt, die eerder dit jaar ook al het boekenweekessay 'Monogaam' schreef, werd gepresenteerd na afloop van de eerste Marek van der Jagt-lezing - 'Doel van de Van der Jagt-lezing is aandacht te vragen voor de Habsburgse cultuur in al haar aspecten en voor het werk van Marek van der Jagt in het bijzonder' - in het Radisson SAS Hotel in Wenen. Spreker Arnon Grunberg beëindigde de lezing, een dialoog tussen Van der Jagt en een psychotherapeute uit Grunbergs roman 'Fantoompijn', als volgt: 'Dit spel is alles wat we hebben. Daarbuiten is niets, niets, niets, en minder dan niets.' De slotzin van 'Gstaad 95-98' luidt: 'Niemand heeft recht op de waarheid.'

Er circuleren ten overvloede citaten uit Grunbergs werk - 'ik lieg dat het gedrukt staat' uit 'Liefde is business', 'Het verlangen om iemand anders te worden die je niet bent is het ultieme verlangen' uit 'Figuranten' - die bewijzen dat Grunberg goochelend met illusies de literatuur tot een vrijplaats tegen de verveling en de chaos van het leven van alledag maakt. 'Maarrr,' hoor ik die lui al sissen die bloot ook alleen maar tolereren als ze het functioneel kunnen noemen, 'maarrr: moet het per allemaal zo overdreven, zo extreem?' Nu zijn de letteren zelden slechter geworden van enige overdrijving of extremiteit, maar bovendien is het speelzieke illusionisme van Grunberg zo functioneel als wat. Als Marek van der Jagt lijkt Grunberg iets van zijn wijsheid, cynisme en leepheid af te leggen - centraal in 'Gstaad 95-98' staat niet toevallig het 'natuurkind' François Lepeltier - waardoor hij als verteller minder afstandelijk overkomt en bij de lezer makkelijk sympathie weet te wekken voor het valse, het lelijke en het slechte in Lepeltiers ruim driehonderd bladzijden omvattende bekentenis. Als zijn 'catalogus van zonden' na een reeks relatief onschuldige schelmenstreken culmineert in een huiveringwekkend orgelpunt, wordt de lezer nu eens niet getrakteerd op de sponzen moker van de slapstick die Grunberg uitmuntend hanteert. Dat is zéér functioneel, zo bevestigt de nagalm onder mijn schedelpan.