Arnon Grunberg
Het Parool,
2012-05-23
2012-05-23, Het Parool

Puccini in Bagdad


Karin Overmars

Een roman over een Zwitserse architect die een werkbezoek brengt aan Irak, dat kun je aan Arnon Grunberg wel overlaten. In De man zonder ziekte doet Sam - voluit Samarendra Ambani, dankzij zijn Indiase vader - mee aan een ontwerpwedstrijd. Zijn opdrachtgever, de mysterieuze Hamid Shakir Mahmoud, droomt van een opera in Bagdad, of preciezer: hij wil Puccini naar Bagdad brengen. Dit brengt Sam op het idee van een 'genereuze architectuur'; hij gaat een steentje bijdragen aan het nieuwe MiddenOosten.
Hij gaat goed voorbereid op reis. In zijn koffer stopt hij Duizend schitterende zonnen, de roman van Khalid Hosseini, en een cd van Madama Butterfly. Natuurlijk weet hij dat Bagdad geen Mallorca is, maar als invité van de grote Mahmoud zal het met zijn veiligheid wel loslopen. Later in de roman zal Sam zich afvragen: 'Wat had hij verwacht, dat de wereld één groot Zwitserland is?' maar zo ver is het nog niet.
Wat volgt, is een volstrekt krankzinnig verblijf in een Irakees safe house, waar Sam wordt omringd door een groep zwijgzame beveiligers. Terwijl buiten explosies van raketinslagen klinken, klapt Sam zijn laptop open om twee herentoiletten te verplaatsen op zijn ontwerptekening. Vervreemding, ja, maar het is vooral verdwazing: hij is terecht gekomen in een wereld die hem zo onwerkelijk en vijandig voorkomt, dat hij de regie over zijn leven - en zijn reacties - volledig verliest. Van Hamid Shakir Mahmoud, de opdrachtgever op wie hij nu al dagen wacht, hoort hij niets. Tot hij wel iets hoort, namelijk dat de man is vermoord.
Als beginnend architect leerde Sam van zijn baas dat de kracht van een architect zijn talent is, waarvan je zijn naïviteit moet aftrekken (k = t - n). In Bagdad komt die les voor Sam te laat. Als lezer, en dat is knap gedaan, blijf je tegen beter weten in met Sam meehopen dat het allemaal zo'n vaart niet zal lopen. Maar zo werkt dat niet in Irak. Sam wordt beschuldigd van spionage en gemarteld. Na dit 'Irak'-avontuur zal hij nooit meer dezelfde zijn. Hij keert terug als een gebroken man. Diep getraumatiseerd, ontgoocheld, kapot. Maar een trauma kan ook louterend werken, of liever gezegd: verslavend. Wie pijn en diepe angst heeft ervaren, weet wat leven is, écht leven.
Dat is de paradox van de oorlog, want wat moet Sam nog, nu hij terug is in Zwitserland? Hier moet hij het doen met de zelfgebakken appeltaart van zijn perfecte vriendin, terwijl hij hunkert naar de intense emoties en de doodsangst. Dat zijn vriendin na enig aandringen wel over hem heen wil plassen - 'Ik zorg gewoon dat het hier een beetje Irak wordt' - brengt even verlichting, maar the real thing is het niet.
Dit eerste deel is eigenlijk een roman op zich, en een heel goede roman: hilarisch en schrijnend, kortom: superieur absurdisme. Maar we zijn pas op de helft. De vraag is waar het na de witpagina nog naartoe moet met het verhaal.
Naar Dubai, zo blijkt, want daar heeft Sam zich laten strikken voor alweer een schimmige ontwerpopdracht. Aanvankelijk wekt dit Dubai-avontuur de indruk van een herhaling van zetten - opnieuw een reis naar het Midden Oosten, opnieuw vervreemding, en jawel: opnieuw wordt Sam opgepakt - maar dat is slechts schijn. De man zonder ziekte heeft sinds Irak wel degelijk een ziekte. Het is een onzichtbare ziekte die misschien minder fataal lijkt dan de progressieve spierziekte van Aida, zijn geliefde zuster, maar inderdaad: dat lijkt maar zo.
Dit spel met schijn en werkelijkheid brengt ons uiteindelijk naar een ontluisterende ontknoping. Dat Grunberg zijn lezers - en hun leesplezier - in dit tweede deel ondergeschikt maakt aan het punt dat hij wil maken, en aan de dramatische apotheose, is in eerste instantie frustrerend. En het begon zo leuk! Maar dat is precies het punt. De ziekte van Sam heeft alles onherstelbaar verwoest. Dat besef dringt ook bij de lezer vertraagd door.