Arnon Grunberg
De Volkskrant,
2020-01-10
2020-01-10, De Volkskrant

Grunberg vult gaten in de geschiedenis met fictie, en creëert zo een ongekende ervaring voor de lezer


Onno Blom

Na Moedervlekken komt Arnon Grunberg met Bezette gebieden, dat deze week verschijnt: opnieuw een moederroman. Maar welke roman van Grunberg is dat eigenlijk niet? Zoals hij zelf zegt: ‘Mijn oeuvre is een voetnoot bij mijn moeders leven.’

u moet ik mijn eigen moeder worden’, schreef Arnon Grunberg op de late avond van 9 februari 2015, bijna vijf jaar geleden, in zijn weblog. Eerder op de avond was zijn moeder, Hannelore Grünberg-Klein, in het ziekenhuis overleden. Ze was 87 jaar geworden.

Dat Hannelore die hoge leeftijd had bereikt, was een wonder. Als Duits Joods meisje kwam ze met haar ouders nog voor het uitbreken van de oorlog in kamp Westerbork terecht. Van daaruit werd zij gedeporteerd naar Theresienstadt en Auschwitz. Beide kampen overleefde ze. Haar ouders waren voor haar ogen naar de gaskamer afgevoerd.

Na hun dood had ze, zo schreef Hannelore in Zolang er nog tranen zijn – haar opmerkelijk onderkoelde memoires, genoteerd aan het eind van de jaren tachtig, maar pas uitgegeven vlak na haar dood – zichzelf slechts één dag rouw toegestaan. Daarna moest ze verder.

Arnon had het typoscript van zijn moeder vóór publicatie nooit durven lezen. Hij was bevreesd medelijden met haar te zullen krijgen en als zijn moeder iets niet verdiende, schreef hij in het nawoord bij de memoires, was het medelijden. ‘Mijn moeder was een ongelooflijk sterke vrouw, zo sterk en zo agressief dat ik veel conflicten met haar heb gehad, tot die afnamen en er liefde overbleef, ontoereikend en gemankeerd, maar dat is het wezen van de menselijke liefde.’

Zijn moeder had hem als jongen verpletterend aan de borst gedrukt. Hij wilde ook niet wijken van zijn ‘Mädele’, zette haar op zijn beurt onder druk om nimmer van zijn zijde te wijken. Die symbiotische, verscheurde en verscheurende verhouding bepaalde in grote mate zijn identiteit.

Ook Arnons vader, Hermann Grünberg, heel wat jaren ouder dan zijn echtgenote, had een gruwelijke oorlogsgeschiedenis achter de rug. Hij was ontkomen aan Auschwitz, maar had daartoe op wel veertig verschillende adressen moeten onderduiken.

Van zijn ouders leerde Grunberg, zo schreef hij vlak na de dood van zijn moeder in een hartverscheurend essay in De Groene Amsterdammer, ten minste drie dingen: ‘Pijn is communicatie. Pijn is intimiteit. Pijn is liefde.’

Later deze maand verschijnt de bloemlezing Bij ons in Auschwitz, waarin Grunberg getuigenissen vol schuld, schaamte, wrok en verlangen bijeenbracht van bekende en onbekende overlevers uit het kamp als Primo Levi, Imre Kertész en Tadeusz Borowski.

Auschwitz is vaak voorgesteld als het onvoorstelbare, het onzegbare. Als de plaats waar iets is gebeurd dat zo verschrikkelijk was dat poëzie daarna niet meer zou kunnen bestaan. Als iets waarvoor geen woorden zijn, dat ons eeuwig doet verstommen.

Paradoxaal genoeg bewijzen de gruwelijke getuigenissen uit Bij ons in Auschwitz en het werk van Grunberg zelf, als zoon van een overlevende – hij nam ook een stuk uit de memoires van zijn moeder op, over de aankomst in het kamp – het ongelijk van die stelling.

Gaten vullen
In het nawoord bij Zolang er nog tranen zijn schreef hij: ‘Mijn oeuvre is een voetnoot bij dit boek en bij mijn moeders leven. Daarmee zeg ik niet dat mijn oeuvre exclusief over de oorlog zou gaan – tegen die lezing zal ik me altijd blijven verzetten – hooguit dat er gaten zijn in de herinneringen, in het geheugen, in het verhaal van mijn moeder en mijn vader, die opgevuld moeten worden. Juist ook met fictie.’

Vanaf het moment dat Grunberg ging schrijven, is dat wat hij heeft gedaan: de gaten in de geschiedenis vullen met fictie. Aanvankelijk deed hij dat op de traditionele manier van de realistische romanschrijver, gewapend met snijdende, absurdistische humor en met een pen als een repeteergeweer.

Blauwe maandagen, de roman waarmee hij in mei 1994, alweer meer dan 25 jaar geleden, als een verwoestende komeet verscheen aan de vaderlandse literaire hemel, bevat het portret van een Joodse jongen die niet toevallig ook Arnon heet, die hunkert naar liefde, maar wordt gemangeld door zijn getraumatiseerde ouders.

De moeder schreeuwt: ‘‘Jij bent net zo’n ongedierte als je vader, de hele familie van je vader is ongedierte, en ongedierte eet maar van de grond.’ Daarna gooide ze het eten, een biefstuk met brood, dat ze voor mij had bewaard, zo over het Perzisch tapijt.’

Na het verschijnen van Grunbergs debuutroman zou zijn moeder hem een brief hebben gestuurd waarin ze schreef dat ze geen zoon meer had. Ze voelde zich verraden. Later kwam ze daarvan terug.

Als puber had Arnon zich met geweld moeten losrukken uit haar verstikkende omarming. ‘De angst dat ik voor altijd bij mijn moeder zou blijven wonen, zonder werk en zonder aanzien, me warmend aan geen ander vuur dan aan haar liefde, geen andere verlokkingen in velden of wegen te bekennen dan haar kleine hoofd, was zoveel meer dan een nachtmerrie. Het was een concreet scenario. Ik hoefde alleen maar niets te doen om zo te eindigen.’

Maar Grunberg deed niet niets. Hij schreef obsessief en in een bezeten tempo verhalen, toneelstukken, columns en een stapel kloeke romans. ‘Ik vertrouwde erop dat het de taal was die alles goed zou maken.’

Het schrijven moest zijn leven redden.

In januari 2014 besloot Grunberg, inmiddels de 40 voorbij en al jaren woonachtig in New York, om weer thuis in Amsterdam-Zuid te komen wonen als hij in Nederland was. Hij wilde een roman over zijn moeder schrijven. Hij ging, na ‘embedded’ te zijn geweest als kamermeisje in een hotel, hulpje in een slachterij, patiënt in een psychiatrische kliniek en soldaat in Afghanistan, ‘embedded’ in zijn ouderlijk huis.

De moeder aller slagvelden.

Moedervlekken
In Blauwe maandagen verlaat de held het ouderlijk huis. In Moedervlekken, gepubliceerd in 2016, een jaar na de dood van Hannelore, staat een volwassen zoon voor de deur van het huis van zijn oude moeder. De hoofdpersoon heet ditmaal niet Arnon Grunberg, maar Oscar Kadoke. Spreek uit als ‘Kadoké’, dat eindigt in ‘oké’, maar toch vooral klinkt als ‘kaduuk’.

Kadoke is psychiater bij de crisisdienst en probeert suïcidale mensen stoïcijns te behoeden voor de dood. Het leven bestaat voor hem uit niet-sterven. En daarvoor blijkt hij bereid de grenzen van zijn vak te overschrijden, de protocollen te negeren. Hij probeert het meisje Michette, dat bleekwater drinkt en zichzelf snijdt, van sterven te weerhouden door haar voor zijn eigen moeder te laten zorgen.

Belangrijker dan patiënten in leven te houden, is het voor Kadoke zijn moeder in leven te houden. En dat valt nog niet mee. Zijn moeder is zwaar getraumatiseerd door de oorlog, een fysiek wrak, eigenlijk wil ze niet meer leven. Ze verkettert haar zoon en noemt hem ‘erger dan de nazi’s’.

Op pagina 72 kom je tot een bizarre ontdekking: ‘Moeder heeft een piemel.’ Wat voor de lezer een schrik is, lijkt Kadoke kalm te aanvaarden. Na de dood van de moeder raakte de vader in een diepe depressie, die hij alleen kon verzachten door zich te hullen in de kleren van zijn overleden echtgenote. Na de travestie zette de metamorfose door: zijn vader werd zijn moeder.

Stak de werkelijkheid in Blauwe maandagen nog herkenbaar door de dingen heen, in Moedervlekken leeft Grunberg zich uit in surrealistische scènes. Het is zelfs niet ondenkbaar dat het hele verhaal zich louter in het hoofd van Kadoke afspeelt. ‘In de leugen zit de liefde, vooral daar.’

Kadoke levert een prestatie die er niet om liegt: zowel Michette als zijn moeder, die eigenlijk zijn vader is, leeft nog op de laatste bladzijde van het boek. Bovendien blijft Kadoke – anders dan Grunbergs helden in voorgaande romans, zoals Jürgen Hofmeester in Tirza of Samarenda Ambani in Een man zonder ziekte – de totale ondergang bespaard.

Grunberg vertelde in interviews dat schrijven over Kadoke veel weg had gehad van een zelfonderzoek. Zijn alter ego lag hem zo na aan het hart dat hij hem nog niet kon laten vallen. Hij was nog niet met hem klaar.

Verder met Kadoke
Et voilà, vier jaar later keert Kadoke terug in Grunbergs nieuwste roman Bezette gebieden. In de beginzin, die zich over bijna drie pagina’s uitstrekt, vaart Michette tegen Kadoke uit. De patiënt verwijt de psychiater zijn therapie. Ze vindt dat hij haar heeft misbruikt en vertelt hem dat zij verliefd is geworden op een beroemde schrijver. ‘Hij heeft alles opgeschreven. Ook over jou.’

Door de publicatie van de roman Walvisch en de therapie komt Kadoke in ernstige problemen. De beroemde schrijver, die naamloos blijft, maar wiens opvattingen en verschijning verdacht veel lijken op die van Grunberg zelf, is met het verhaal van de grensoverschrijdende psychiater aan de haal gegaan.

‘Ik ben nooit verliefd op je geweest’, zegt Kadoke.

‘Jawel, dat staat in het boek’, antwoordt Michette.

Kadoke voelt zich het slachtoffer van fictie. De roman wordt een bestseller, de verbeelding voor waar aangenomen. Kadoke wordt voor zijn grensoverschrijdende therapie uit het register van psychiaters geschrapt. Hij mag zijn vak niet meer uitoefenen. Op straat wordt hij bespuugd. Zijn val is een feit.

Samen met zijn moeder duikt hij onder in het ouderlijk huis. Daar transformeert moeder weer terug in de vader die hij oorspronkelijk was, al behoudt hij haar dwarse karakter. ‘Ik ben geen moeder met een piemel.’

In Amsterdam-Zuid wordt aangebeld door een orthodox Joods meisje, Anat, dat claimt verre familie te zijn. De val heeft een dringende behoefte aan liefde in Kadoke wakker gemaakt. Hij wordt verliefd op Anat en besluit haar te volgen naar Israël, naar een Joodse nederzetting in de bezette gebieden. Ook al deelt hij Anats geloof niet en beschouwt hij de bezetting als misdadig. Zijn oude vader sleept hij mee, tegen diens wil. Die bleek alleen ‘in theorie zionist’.

In de bezette gebieden wordt Kadoke tot zijn verbijstering gezien als een messias, een verlosser die Anat kinderen kan geven – en de kleine Joodse gemeenschap een toekomst. De moeder van Anat, een gruwelijke feeks, wil dat haar dochter met Kadoke trouwt, maar pas nadat ze met eigen ogen heeft gezien of hij niet ‘weer een impotente Jood’ is.

De moeder van Anat is erbij als de gevallen psychiater in een smerige, bloedhete caravan in de woestijn haar dochter bestijgt. Maar Kadoke krijgt ’m onder de blikken van de moeder niet omhoog, waarna de oude bes haar breiwerk aan de kant gooit, zijn geslacht in de mond neemt en eraan likt of het een ijsje is. ‘Soms leidt messianisme tot volkerenmoord, daarbij vergeleken is orale seks met je schoonzoon een klein vergrijp.’

Op dit punt bereikt de roman een hilarisch hoogtepunt, absurd en schaamtevol. Vintage Grunberg. Kadoke, de ongelovige, trouwt met een orthodoxe Jodin. Zijn vrouw blijkt toch tot begeerte in staat, maar pas als hij een SS-pet draagt en zich voordoet als Obersturmbannführer. ‘Jij geeft me een beetje van jouw pijn, ik geef je een beetje van mijn pijn, en die transactie noemen we liefde.’

De roman voert nog veel verder en stevent af op een ouderwetse climax. Hoe pijnlijk het ook wordt, je blijft Kadoke volgen op zijn barre tocht door de woestijn. ‘Mij lijkt dat elke literaire onderneming’, stelt Grunberg in Bij ons in Auschwitz, ‘bestaat bij de gratie van de reële verwachting, zowel van de schrijver als van de lezer, dat de schrijver de lezer iets kan laten meemaken wat hij niet heeft meegemaakt, wat de schrijver in het geval van fictie misschien zelf niet eens heeft meegemaakt.’

Intellectuele kracht
Grunberg heeft aan zijn eigen eis voldaan: hij heeft gaten in de geschiedenis gevuld met fictie. Hij heeft de lezer iets laten meemaken dat die nog nooit heeft meegemaakt. Wekte hij met Blauwe maandagen een enorme ontroering, 25 jaar later weet hij je vooral te verbluffen met zijn intellectuele kracht. Na Moedervlekken vraagt Grunberg in Bezette gebieden nog meer van je – en daar word je ook voor beloond.

Het wonderlijkst is dat al die schrijnende, over elkaar heen buitelende taferelen, Grunbergs Umwertung aller Werte, zijn immoraliteit en fantasie niet alleen verbazing wekken en humoristisch zijn, maar inzicht bieden in wat wij als werkelijkheid of waarheid beschouwen. Dat is wat literatuur vermag.

Het is geen wonder dat Grunberg Kadoke en de figuur van de moeder, die weer de vader is geworden, naar Israël laat afreizen. In de bezette gebieden zoeken zij, tegen wil en dank, hun bevrijding.

Lukt dat? En zal Grunberg Kadoke na deze roman voorgoed kunnen vrijlaten? Dat valt te bezien. In Bezette gebieden houdt hij je in elk geval tot het laatste woord gevangen.