Arnon Grunberg
Reformatorisch Dagblad,
2009-12-24
2009-12-24, Reformatorisch Dagblad

Berichten van front en thuisfront


Riekelt Pasterkamp

(...)

Opvallend is dat Fonteyn ook meewerkt aan een boek dat vrijwel gelijktijdig met dat van hem en Van der Zwaard op de markt kwam. En eerlijk gezegd komt hij in ”Task Force Uruzgan” veel beter tot zijn recht. Tijdens een rondje fietsen op de vliegbasis in Kandahar ziet Fonteyn aan de andere kant van het hek een schaapskudde begeleid door een jongen en een wat oudere man. „We zijn onbereikbaar voor elkaar. Een armzwaai, een geroepen groet, over het prikkeldraad heen… Het typeert voor mij indringend deze missie.”

Mooie tekst. Kwam Fonteyn tijdens het meewerken aan ”Task Force Uruzgan” –hij leverde drie stukken– op het idee om zelf een boek te schrijven? Jammer dat hij ”Tussen front en thuisfront” ook niet door het „literair trainingskamp” van de Volkskrant liet begeleiden. Het was het boek zeker ten goede gekomen. Uit het kamp, onder leiding van de gelauwerde auteur Arnon Grunberg en Volkskrantjournalist Noël van Bemmel, is ”Task Force Uruzgan” voortgekomen.

Geweldig idee, zij het gestolen van de Amerikanen. Laat militairen zelf hun persoonlijke ervaringen opschrijven. Aanbod genoeg, dachten ze bij de Volkskrant. De afgelopen vier jaar zijn er 20.000 Nederlandse militairen in Afghanistan geweest. De afdeling voorlichting van het ministerie van Defensie wilde graag meedoen, maakte reclame voor het project in de officiële defensiebladen.

De opkomst bij het literair trainingskamp viel wat tegen, de kwaliteit van de producties niet. ”Task Force Uruzgan” levert verhalen op die zeldzaam zijn in de Nederlandse taal. Het zijn letterlijk berichten van het front.

Zoals de indrukwekkende verhalen van eerste luitenant Martine Hofstede (1964), die in 2006, 2008 en 2009 in het veldhospitaal op Kamp Holland in Uruzgan werkte. Op een gegeven moment worden slachtoffers van een ontplofte mijn binnengebracht. „Ik hoor de jongen ”Allah, Allah” roepen. In een fractie van een paar seconden denk ik dat ik in een hele nare film zit. Zijn benen en armen zijn van zijn lichaam gerukt, zijn gezicht is weggevaagd en blijft om Allah roepen. Ik ruik bloed en verbrand vlees.”

„Een uur nadat we hem van de beademing hebben gehaald, overlijdt de Afghaanse jongen in het bijzijn van zijn ouders. Zijn lichaam wordt door zijn moeder in een witte molton gelegd. De ouders worden samen met de jongen naar de poort gebracht. Vader tilt zijn zoontje uit de wagen en ze stappen over in een oude taxi. Ze betalen de taxi met geld dat ze van Defensie hebben gekregen. De auto rijdt naar Tarin Kowt, waar de jongen volgens hun tradities begraven zal worden.”

Kogel

Het zijn rauwe soldatenverhalen, compleet met ruwe taal. Van kapitein Justin Buitenhuis (1982), die moet beslissen of een zwaargewonde talibanstrijder met een kogel uit zijn lijden verlost moet worden. Van kolonel Hans van Griensven, die wel of niet zijn mensen in het gevaarlijke Chora moet houden. En weer van Martine Hofstede, over het mooiste Afghaanse cadeau dat ze ooit heeft gehad.

Ronduit aangrijpend is de laatste brief van Mark Schouwink aan zijn ouders. Op 18 april 2008 reed de 22-jarige soldaat op een bermbom. Hij was op slag dood, evenals zijn pelotonscommandant Dennis van Uhm, die naast hem in het voertuig zat. „Ik heb nu al een noodvoorraad noodles, dus die hoef je de eerste maand niet meer te sturen. Aan de Donald Ducks kom ik denk ik niet toe, leuk idee, maar die mag je achterwege laten. (…) Tijdsbesef heb je hier niet. Het maakt ook niet uit of het woensdag of zondag is. Weekend hebben we hier toch niet.”

Drie weken voor zijn dood schreef Schouwink over de verschillen tussen daar en hier. „Bij jullie zijn er coffeeshops, hier groeit het langs de straat, of ja, de zandweggetjes. Jullie hebben de moslims als probleem, de moslims hier vinden ons het probleem. Maar er zijn ook dingen hetzelfde: we hebben beiden Mars, Coca-Cola en natuurlijk 3FM.”