Arnon Grunberg
Vrij Nederland,
1999-07-24
1999-07-24, Vrij Nederland

Verwelkt ben ik nog mooier


Rob Schouten

Eigenlijk is 'Liefde is business', de eerste dichtbundel van Arnon Grunberg, een novelle in dichterlijke vermomming. Maar niemand kan zo weemoedig en hilarisch ouwehoeren over het leven aan de zelfkant als hij. Poëzie als gemakzuchtig proza, het bestaat nog en Arnon Grunberg bedrijf het in Liefde is business. 'Gedichten', staat er geflatteerd onder maar er had beter onder kunnen staan 'net geen proza', want veel verschil is er eigenlijk niet. Je hebt altijd overgangsvormen tussen poëzie en proza gehad, 'vers libre', 'ritmisch proza', de 'proëzie' van Bert Schierbeek: wankelmoedige maar eerbare genres. Het soort dichtkunst dat Grunberg bedrijft heeft daar echter niet veel mee te maken, het is eerder een soort proza dat dit keer gewoon niet rechtdoor wil lopen (dat betekent 'proza' immers, oratio provorsa: de rechtdoor lopende rede), met als gratis voordeeltje: lyrische suggestie, dichterlijke onafheid. Niet dat deze gemakzucht niet functioneel is. Integendeel, Grunberg is er een meester in. Net als in zijn prozaboeken ouwehoert hij beminnelijk, begaafd, geestig en ook nogal melancholiek een heel eind weg. In zekere zin past dit soort gemakzuchtig proza zelfs precies bij zijn thematiek van de illusieloosheid. Liefde is business had misschien voor haast het zelfde geld ook een soort novelle kunnen worden, maar als goedkope en in zekere zin illusieloze poëzie werkt het allemaal misschien nog wel beter. Onderwerp is de liefde van de hoofdpersoon voor 'hoer C.', een meisje uit Nederland dat net als de schrijver in New York is terechtgekomen en daar een beetje de hoer speelt. Grunbergs belangstelling voor low life is authentiek. Het zijn geen belangstellende en exotische uitstapjes zoals de gebroeders Goncourt die in de vorige eeuw naar het grauwe leven beneden hen ondernamen, het is geen romantische zucht naar eens iets anders dan burgerlijkheid, Grunbergs hoofdpersonen nemen deel, ze voelen zich er volledig thuis. Sinds Genet, Arthur Miller, The Young Ones en bij ons Herman Brusselmans en Hermine Landvreugd hoeft men zich in de literatuur allang nergens meer voor te schamen. Je kunt je ongestraft en grenzeloos wentelen in de goot; iedere lezer met een beetje ervaring zal er immers wel iets van herkennen, ook al blijft het vaak bij geïnverteerde wensdromen. Grunbergs werk heeft, bij alle onmiskenbare gemakzucht, een speciale sympathieke eigenschap. Het stemt je weemoedig, omdat het de maker zelf ook weemoedig stemt. Wie iets meer van het leven wenst te maken, zal niet veel vreugde putten uit dit hooglied der laagte. De twee hoofdpersonen rollen en rollebollen maar rond in New York op z'n droevigst: luizenhotels, chique kamers in het Marriott, welriekende duty-free shops, lege luchthavenruimten, pizzeria's, het maakt ze niet uit, als het maar een onpersoonlijke omgeving is. Pas dan kunnen ze verloederen en zich volledig overgeven aan zichzelf, seks, ruzies, dromen over succes, het maar weer eens uitmaken. Het is een ranzige wereld, maar ook een met haar eigen charme: 's ochtends vroeg ruikt de hals van hoer C. naar sardientjes net een haven na een hete dag met vliegen op etensresten en een man die sinaasappelen verkoopt uit een mandje dat nog van zijn oma is geweest SPUGEN (Fragment) genade sigaretten voor hoer C. hoe lang heb je nou al niet in een bed geslapen? vraag ik maar hoer C. telt de dagen niet chronologie is niet meer aan haar besteed ze praat over gisteren alsof het drie jaar geleden was van het woord oplossing gaat ze kokhalzen er zijn veel woorden waar ze misselijk van wordt Het leven als een Franse film, die notie komt een paar keer in Liefde is business terug en zo is het ook: gootsteenrealisme, maar onder de camera en met als devies: hoe zwarter, hoe mooier. Mario Praz zou met zijn 'romantic agony' een interessante kluif hebben aan die jongste schrijvers van de opperste verloedering: Brusselmans, Landvreugd en Grunberg. Grunberg laat de hoer C. tijdens een aanval van zelfkennis even herkenbaar als treffend verwoorden: 'en verwelkt / ben ik nog mooier'. Je kunt allerlei sociologische oordelen plakken op die opmerkelijke hang naar destructie en verval, maar het levert in elk geval een hele nieuwe wereld aan maakbare fantasieën op: neuken met een eierwekker aan, kokhalzen op Broadway, de beest uithangen in een duur hotel, een top-tienlijstje met plekken in New York om te vingeren. Een van de voornaamste attracties van deze pointeloze novelle in dichterlijke vermomming is de humor van Grunberg, die zoals alles van de straat vaak bijzonder kernachtig is: 'herinnering / is net een maniak / aan de telefoon / die maar niet ophoudt / met bellen', lees ik ergens. Ook het gevoel voor zelfironie mag er weer wezen. Als hoer C. opeens gelukkig dreigt te worden, meldt de mannelijke hoofdpersoon: 'maakt niet uit / zeg ik / mijn hand / op haar natte hoofd / morgen / gaan we het kapotmaken / morgen ben je weer / ongelukkig / als altijd // niets om van wakker te liggen'. Het hilarische gehalte is even groot als het melancholieke, wat dat betreft doet Grunberg niet onder voor het cliché van de treurige clown. Ook zijn keuze voor poëzie, al stelt het als zodanig niet veel voor en moeten we er in dichterlijk opzicht niks vernieuwends of bijzonders van verwachten, lijkt me karakteristiek: het gaat niet alleen om een rauw-realistisch plaatje van low life, om realisme zonder meer, maar vooral ook om de lyrische onderstroom van zulk bestaan. Een beetje overdreven gesteld zijn het een soort psalmen die wanhoop en extase van de in grote steden verdwaald geraakte zielen optekenen. 'In het bordeel / van mijn emoties / is het altijd / spitsuur,' schrijft Grunberg en zo is het precies, geen tijd om eens goed na te denken en te contempleren maar gezangen met genoeg vitaliteit, woede en droefgeestigheid om niet droog te vallen. Want dat is eigenlijk het grootste raadsel van Liefde is business, waarom schrijf je bij zoveel absorberende realiteit en zin voor verloedering eigenlijk nog? Kennelijk toch om er iets aan over te houden, er nog wat zin aan te geven. Wat dat betreft draait ook dit werkje probleemloos mee in de eeuwige draaimolen van boeken over de onderkant van de maatschappij. Het is er weliswaar smakeloos, illusieloos en vervuld van hersenloos driftleven, maar er schuilt toch ook iets van mooie, echte liefde in, die de bovenwereld kan raken. Het is tenslotte toch de aantrekkingskracht van de perversie, altijd opnieuw. Literatuur als laatste strohalm in de goot en 'iedere strohalm is er een / zongen de engelen'. Maar ook hoopt de schrijver er natuurlijk plat wat centen aan over te houden om het geschetste leven voort te kunnen zetten. Wat dat betreft is de prijs van deze bundel een regelrechte provocatie en deze liefde ook echt business. Het past allemaal precies in dat merkwaardige, eigenzinnige en schaamteloze evangelie van Grunberg.