Arnon Grunberg
De Standaard,
2005-12-09
2005-12-09, De Standaard

Lijden is een kunst


Marc Cloostermans

Grunberg over fantoom- en andere pijnen Arnon Grunberg liet studenten machines maken die kunnen lijden.

DIT voorjaar gaf Arnon Grunberg in de Technische Universiteit Delft twee lezingen, en tussendoor een masterclass. Als onderwerp koos hij het lijden. ,,Men praat niet over lijden,'' stelt Grunberg vast. ,,Men verzwijgt het, men doet er hooguit wat lacherig over of quasi-aangedaan als het wereldleed weer eens ter sprake komt in de vorm van kinderarbeid of aids. Klagen doet men per definitie niet over het wezenlijke, maar over bijzaken. Een opgebroken straat, treinvertraging, de prijs van een stofzuigerzak. Ongetwijfeld omdat het wezenlijke te beschamend is om over te praten.''

In zijn eerste lezing stelt Grunberg dat de mens zich voortdurend voorbereidt op een aanval van het noodlot. Hij ziet daarin zelfs een verklaring voor het ontstaan van de moraal: ,,De moralist zegt tussen de regels door altijd: ik ken de munt die het corrupte noodlot accepteert.'' Hij geeft ook voorbeelden van hoe wij het lijden zelf opzoeken: we doen onszelf pijn om zo het noodlot te slim af te zijn. De kunst is om net genoeg te lijden. Misschien kunnen we dat lijden uitbesteden. We hebben al zoveel taken toevertrouwd aan machines, waarom dan het lijden niet?

In de masterclass kregen de studenten de opdracht om machines te maken die lijden veroorzaken én machines die zelf lijden.

Een erg mooi voorbeeld van die laatste soort is SPN: een spinachtige constructie van plastic buizen. In uitgestrekte vorm neemt de SPN te veel ruimte in. Daarom moet je ertegen roepen en schelden: dan buigen de gelede poten en krimpt de SPN in elkaar. Wreed, maar efficiënt.

Voor Grunberg is de hedendaagse mens ook een machine, met het lijden ingebouwd in het besturingssysteem. De meeste van onze pijntjes zijn fantoompijntjes, stelt Grunberg. Elke dag moeten we keuzes makes: tussen producten, vrijetijdsbestedingen, kledingstijlen. Maar de echte keuzes kunnen we niet zelf maken. De moderne mens bedriegt zichzelf: ,,Het masker mag niet vallen, want er zit niets achter.''

VOOR de liefhebbers van Grunbergs romans zijn deze twee lezingen heel interessant. Het woord ,,fantoompijn'' doet meteen denken aan zijn gelijknamige, bekroonde roman. Ideeën over de perversiteit van hulp en het verlangen naar pijn doken nadrukkelijk op in De joodse messias .

Waarmee niet gezegd is dat De techniek van het lijden voorbehouden is aan gevorderde Grunberg-lezers. Het is, integendeel, een uitstekende introductie en een boekje vol ontiegelijk interessante stellingen.

Grunberg heeft een springerige stijl en soms heb ik de indruk dat hij een gat in zijn gedachtegang omzeilt met een mooie retorische bocht. Maar het valt niet te ontkennen dat de auteur spijkers met koppen slaat. Wie dit heerlijke boek niet koopt, verdient het om eens flink te lijden.