Arnon Grunberg
Dagblad van het Noorden,
2004-01-30
2004-01-30, Dagblad van het Noorden

Droossies en kwakerij van niks


Joep van Ruiten

Karel van het Reve en zijn strijd tegen gebakken lucht

Zonder duidelijke aanleiding liggen er ineens twee 'nieuwe' titels van Karel van het Reve in de winkel. De eerste bevat invallen, gedachten en anekdotes, de tweede is een bloemlezing uit Van het Reve's werk door Arnon Grunberg.

Eind vorig jaar werd, in kleine kring weliswaar, zeer enthousiast gereageerd op de verschijning van Ik heb nooit iets gelezen van Karel van het Reve. Dat enthousiasme was opmerkelijk, omdat het werd veroorzaakt door nota bene een bundel met fragmenten. Blijkbaar werd reikhalzend uitgekeken naar de verzamelde invallen, gedachten en anekdotes, die Van het Reve tussen 1963 en 1980 voor Hollands Maandblad schreef. Onlangs verscheen er nóg een bundel met werk van Van het Reve, dit keer onder de weinig fraaie titel Arnon Grunberg leest Karel van het Reve. Ook hier was geen sprake van een duidelijke aanleiding, laat staan de ontdekking van belangwekkend en ten onechte onbekend gebleven werk. Daarbij: Van het Reve is pas op 4 maart vijf jaar dood en op zijn honderdste geboortedag moeten we nog zeventien jaar wachten; dat kan het dus niet zijn geweest. Als ook nog eens blijkt, dat het merendeel van de fragmenten uit Ik heb nooit iets gelezen anno 2004 de tand des tijds niet heeft doorstaan, en dat Grunberg in zijn bloemlezing de opvattingen van Van het Reve, in verschillende hoofdstukken, nodeloos herhaalt, dan ontstaat een valse gedachte: De kok is overleden, maar zijn kliekjes staan nog op het aanrecht, dus waarom nog langer met een nieuwe gang gewacht?

Toch is het niet zo simpel. Want Ik heb nooit iets gelezen en Arnon Grunberg leest Karel van het Reve zijn wel degelijk de moeite waard. Het ligt niet aan de schrijver dat te veel van zijn fragmenten uit Hollands Maandblad nu achterhaald aandoen, maar aan de onderwerpen zelf. Bovendien: keer op keer toont Van het Reve in zijn stukjes overtuigend aan, dat de ideeën en personen die wij nu gewichtig achten niet per definitie beter of belangrijker zijn dan de ideeën en personen van vroeger. Als er iets blijft hangen na lezing van Ik heb nooit iets gelezen dan is het, dat Van het Reve als geen ander kon ontmaskeren en relativeren. Ideologieën, de vooruitgang, wetenschap, discussies over hoge en lage kunst, het nut van literatuurwetenschap; met een curieuze uitdrukking van zijn opa in het achterhoofd maakte hij korte metten met 'droossies en kwakerij van niks'. "Zijn boeken zijn leesbaar, dus behoren zij niet tot de literatuur" noteert Van het Reve met ironie in Hollands Maandblad. "Zijn muziek is te neuriën, dus is het geen muziek. Zijn betoog is begrijpelijk, dus heeft het geen wetenschappelijke waarde." Dit fragment uit 1966 is typerend voor veel van zijn redeneringen: wees verdacht op zaken die ingewikkeld lijken, vrees geen reputaties, weg met de dikdoenerij, gebruik je verstand.

Dat gehamer op begrip en logica is cruciaal. Het maakt ook het grote verschil met Gerard Reve. Die achtte het denken te beperkt en begon zich om die reden te verdiepen in het Mysterie. Het is boeiend om te lezen wat er gebeurt als de geleerde broer zich op dat terrein begeeft in het door Arnon Grunberg geselecteerde essay De ongelooflijke slechtheid van het opperwezen uit 1987. Karel van het Reve weet zich, juist door zijn geweldige denkvermogen, niet goed raad met het onbegrijpelijke. Wat ook opvalt, is de rol die ontroering speelt in het hier besproken werk. Aan verbazing, verwondering en humor geen gebrek, maar een gevoelige snaar raakt hij zelden tot nooit. Maar ook dat is logisch voor iemand die liever over Multatuli, Theun de Vries, Karl Popper, Sinjavski, Sjklovski en Tucholsky schrijft, dan over zijn moeder, zijn vrouw en zijn kinderen. 'Karel van het Reve heeft mij leren nadenken', stelt Arnon Grunberg in het komische en verhelderende voorwoord van Arnon Grunberg leest Karel van het Reve. Geheel in de geest van zijn leermeester schrijft hij: 'Overigens meen ik dat het grote publiek tot meer in staat is dan de elite denkt. Het mag niet worden uitgesloten dat ook Frans Bauer op een verloren avond denkt: hoe zou het toch met de romanschrijver Toergenjev zijn? Heet u toevallig Frans Bauer, dan kunt u nu een historisch bewijs leveren.' Rest nog de vraag wat u nu moet met die twee heruitgaven. Beginners doen er verstandig aan de Grunberg-bloemlezing te kopen, want die geeft een mooie introductie, zij het met doublures. De meer gevorderde lezer mag zich ondertussen verpozen met de verontrustende gedachte, dat er sinds de dood van Karel van het Reve welbeschouwd in Nederland geen schrijver meer is opgestaan, die met een eenvoudige scherpe pen luchtballonnen wil doorprikken.