Arnon Grunberg
Recensieweb,
2011-02-11
2011-02-11, Recensieweb

Een roadtrip met twee Grunbergs


Remco Wetzels

In mei 2010 maakte Arnon Grunberg voor NRC Handelsblad een reis Van Istanbul naar Bagdad, per auto en trein. ‘Om te kijken of het kan’, zo motiveert hij deze niet ongevaarlijke onderneming. ‘Als er in Irak vooruitgang is geboekt sinds de vorige keer [in 2008 was hij ook voor NRC in Irak], moet je Bagdad met de auto kunnen bereiken.’ Stripmaker Hanco Kolk bewerkte de columns en blogs die Grunberg tijdens deze reis schreef tot de graphic novel Van Istanbul naar Bagdad. ‘Deze reis heb ik het gevoel in een van mijn romans te zijn beland’, schrijft Grunberg in een van de NRC-columns, en dat is exact wat hier gebeurd is: Grunberg is letterlijk tot een romanpersonage verworden, zij het in een grafische roman waarvan Grunberg zelf de auteur niet is.

Grunberg gaf Kolk carte blanche om zijn reisbeschrijvingen om te vormen tot een verhaal met een kop en een staart. Dat was ook wel nodig aangezien het originele reisverslag, verspreid over columns en korte blogberichten, per definitie zeer fragmentarisch is. Grunberg verhaalt hierin van zijn bezoeken aan musea, hotels, een pistachenotenfabriek en vooral van de vele gesprekken die hij voert met Turken, Libiërs, Koerden en Irakezen, meestal intellectuelen, waarbij het thema vaak vrijheid en vooruitgang in de regio is. Kolk heeft hier niet zozeer iets aan toegevoegd, maar heeft wel bepaalde elementen uitvergroot en impliciete gegevens, zoals Grunbergs verhouding tot zijn zieke moeder, expliciet gemaakt en tot rode draad verheven.

Bovenal heeft hij Grunberg een persoonlijkheid gegeven en daarmee Grunberg de columnist tot Grunberg het personage gemaakt. Het boek bevat dan ook twee Grunbergs: Grunbergs Grunberg en Kolks Grunberg. Die tweedeling is zichtbaar op elke pagina; het proza van Grunberg de auteur, letterlijk geciteerd uit de columns, bevolkt dezelfde ruimte als de dialogen van Grunberg het personage. De dialogen zijn weliswaar gevangen in tekstballonnen, maar in tegenstelling tot andere strips, hebben ze hier geen ‘staartje’ dat de tekst normaliter met de spreker verbindt. Hierdoor is vaak niet duidelijk wie spreekt, en dat is natuurlijk precies het punt.

Van Istanbul naar Bagdad toont een schrijver die geen enkel idee heeft waarom hij deze gevaarlijke reis maakt. Wellicht om de uitreiking van de Constantijn Huygensprijs te vermijden of om de bemoeizucht van zijn moeder te ontvluchten? ‘Je bent niet normaal’, zegt die laatste in een van de vele telefoontjes met haar zoon, die een deprimerende rode draad door het verhaal vormen, ‘Mulisch was er wel toen hij hem kreeg.’ Grunbergs moeder wordt in de columns weliswaar regelmatig genoemd, maar het is Kolk die ervoor heeft gekozen om haar als constante factor in de reis neer te zetten. Dat maakt Grunberg het personage een beetje een tragisch figuur, een bijna-veertiger die zelfs in het Midden-Oosten nog steeds een paar keer per dag met ‘mama’ belt. Hiermee heeft Kolk een sentiment toegevoegd dat Grunberg de schrijver waarschijnlijk gemeden zou hebben.

Dat wil echter niet zeggen dat Kolks bijdrage sentimenteel of karikaturaal is. Kolks tekenstijl lijkt zijn oorsprong te vinden in de klare lijn en ziet er dan ook heel erg ‘stripachtig’ uit. Zijn lijnen leiden echter een eigen leven, het doet soms denken aan Picasso in die zin dat de lijn zelf het belangrijkste lijkt en het verbeelden van een figuratieve werkelijkheid slechts een nevenfunctie. Kolk karikaturiseert niet, hij abstraheert.

De enkele momenten waarop Kolk zich wel laat verleiden tot regelrechte karikatuur zijn minder geslaagd: wanneer Grunberg dronken wordt in een hotel in Libië wordt hij getoond als een gummiemannetje en wanneer hij in de trein de behoefte voelt om zijn vertaalster iets aan te doen wordt deze wens letterlijk verbeeld. In een over the top-karikatuur van twee pagina’s wordt getoond hoe hij haar naar de keel grijpt; op de volgende pagina zitten ze nog steeds tegenover elkaar en blijkt er niets gebeurd te zijn. Dit is een van de zeldzame momenten waarop Kolk de woorden van Grunberg wellicht meer recht had kunnen doen. Grunbergs opmerking ‘Soms vrees ik dat deze reis voor mij en mijn vertaalster slecht zal aflopen. Ik vermoord mijn vertaalster en zal de rest van mijn leven gemarteld worden in een Turkse gevangenis’ is in zijn onderkoeldheid effectiever en venijniger dan de groteske uitwerking van Kolk. Deze is succesvoller wanneer hij meer ingetogen is.

Het mooiste voorbeeld hiervan, en de belangrijkste toevoeging van Kolk aan het verhaal, ontstaat wanneer Grunberg een Turkse oorlogsfotograaf bezoekt die hem een foto laat zien van een Koerdische moeder en kind, gedood door een Irakese gifaanval. Dit beeld maakt een dusdanige indruk op Grunberg het personage dat hij direct na het zien van deze foto overal het patroon op de kleren van het dode kind lijkt te zien. Dit dode kind volgt hem gedurende de rest van de reis: ze zit op Grunbergs schoot in de trein en houdt zijn hand vast als ze ergens lopen. Later, tegen het einde van de reis, wordt Grunberg bij een Koerdische picknick meegesleurd in een volksdans waar hij zich met plezier aan overgeeft. Tijdens die dans ziet hij in de verte iemand met hetzelfde geruite hoofddeksel als de moeder van het dode kind. Dan pas laat het kind Grunberg los, voegt zich bij haar moeder en verdwijnt. En daar houdt Kolks verhaal op; aan het verblijf in Bagdad wordt nauwelijks nog aandacht besteed.

‘Men zegt dat er vooruitgang is in Bagdad. Ten dele meen ik. Echte vooruitgang is er pas als er winkelcentra worden geopend en een hotel dat voldoet aan westerse maatstaven; de eerste McDonald’s in Bagdad. Tot die tijd is er een vacuüm’, aldus besluit Grunberg zijn reis. Kolk voegt hier nog een zin aan toe: ‘Ik kom eraan, mama.’ Grunberg de schrijver besluit met een filosofische overpeinzing waar Grunberg het personage ons met emotie verlaat. Van Istanbul naar Bagdad is een schizofreen boek: de twee Grunbergs, personage en schrijver, lopen vaak dusdanig uiteen dat het moeilijk te zeggen is wiens Grunberg we hier nu zien. En dat is hoe het hoort. In een graphic novel, van zichzelf al een schizofrene kunstvorm, die zich afspeelt in een deel van de wereld waarin iedere mening vloeiend is en paranoia een manier van leven, is deze vermenging van auteur en personage erg toepasselijk.